17/07/19
De Hoge Raad bevestigt het hofoordeel dat het in rekening brengen van een vast bedrag in de weg staat aan toepassing van de btw-koepelvrijstelling.
Door het berekenen van een vast bedrag wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat enkel ‘ieders aandeel in de kosten’ mag worden doorberekend. De vereniging die de geneeskunst bevordert voldoet daarom niet volledig aan de voorwaarden voor toepassing van de koepelvrijstelling. Zij mag de vrijstelling dan ook niet toepassen voor de door haar verrichte erkenningsdiensten en registratiediensten.
De koepelvrijstelling wordt door veel organisaties toegepast, zowel in de publieke sector als daarbuiten. Te denken valt aan gemeenten bijvoorbeeld bij de gemeentelijke GR’en, woningcorporaties bij gezamenlijk gebruik van inschrijfsystemen, door samenwerkende onderwijsinstellingen, GGD’s, sportbonden en natuurlijk ook in de medische sector zoals de betreffende vereniging.
Uit bovenstaande uitspraak volgt dat de eis dat enkel sprake is van terugbetaling van ieders aandeel in de gezamenlijke uitgaven zeer strikt moet worden uitgelegd.
Als er bijvoorbeeld bovenop de kostprijs een winstopslag, een bedrag voor het vormen van reserves of anderszins een positieve marge wordt berekend, is het van belang te beoordelen in hoeverre de koepelvrijstelling nog kan worden toegepast, of dat de samenwerking wellicht op een alternatieve manier moet worden vormgegeven. Dit geldt eveneens wanneer sprake is van een evenredige verdeling van de kosten over alle leden, ongeacht hun aandeel in de omvang van de afgenomen diensten.
Wij adviseren organisaties die op dit moment gebruik maken van de koepelvrijstelling, deze te toetsen aan de criteria zoals in dit arrest zijn gegeven. Uw btw-adviseur kan u hierbij ter zijde staan.
De koepelvrijstelling is een vrijstelling specifiek bedoeld voor koepelorganisaties die voldoen aan de vereisten van art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB 1968 waarbij de leden vrijgestelde prestaties verrichten of prestaties waarvoor zij geen ondernemer zijn. Vervolgens zijn bepaalde diensten die de koepelorganisatie aan deze leden verleent vrijgesteld van btw.
De vereniging in de aan de Hoge Raad voorgelegde casus heeft tot doel de geneeskunst te bevorderen. Zij verricht verschillende diensten in dit kader waaronder registratiediensten en erkenningsdiensten ter kwaliteitsbewaking voor het beroep van geneeskundig specialist. In geschil is onder andere of de koepelvrijstelling van toepassing is op deze diensten van de vereniging.
Nadat de Rechtbank in het voordeel van deze organisatie had beslist, kwam het Hof met een nadelig oordeel.
Het Hof benoemt daarbij allereerst de volgende cumulatieve voorwaarden voor de toepassing van de koepelvrijstelling:
Vervolgens hanteert het Hof een zeer restrictieve uitleg van de voorwaarden en komt tot de conclusie dat de vereniging niet het precieze aandeel van iedere arts in de gemeenschappelijke uitgaven doorberekent, maar een vaste vergoeding. Er wordt volgens het Hof daardoor niet voldaan aan het zogenoemde ‘’aandeel in de kostencriterium’’ (voorwaarde 4).
De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 12 juli 2019 dat de klacht tegen het Hofoordeel dat vanwege het berekenen van een vaste vergoeding niet aan het “aandeel in de kostencriterium’’ is voldaan, niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad bevestigt daarmee dat vanwege deze vaste vergoeding geen sprake is van doorberekening van het exacte aandeel van het individuele lid in de gezamenlijke kosten voor een afzonderlijke dienst.
Na de eerdere beperking van de btw-koepelvrijstelling door het Europese Hof van Justitie (met het oordeel dat de vrijstelling alleen binnen een bepaalde categorie vrijgestelde ondernemers kan worden toegepast - DNB Banka, C-326/15) wordt door deze strikte voorwaarde voor exacte doorberekening van de kosten de toepassing van de koepelvrijstelling ook door de Hoge Raad verder ingeperkt.