17/12/19
Op 13 juni 2019 heeft Hof van Justitie in de zaak IO (C- 420/18) beslist dat een ambtenaar die tevens als commissaris deel uitmaakte van de Raad van Commissarissen van een stichting voor laatstgenoemde activiteit niet als btw-ondernemer kon worden aangemerkt. Ten aanzien van de inkomsten, de uitgaven en de aansprakelijkheid beliep de commissaris onvoldoende bedrijfsrisico.
Deze uitkomst stond haaks op het op dat moment in Nederland gevoerde beleid - waarvoor de lijnen vanuit Brussel waren uitgezet - dat personen die zelfs maar voor één organisatie of onderneming de rol van commissaris tegen vergoeding (de commissarisbeloning) vervulden al als btw-ondernemer moesten worden aangemerkt.
Op 12 december 2019 heeft Hof 's-Hertogenbosch, het hof dat de vraag aan het Hof van Justitie had voorgelegd, uitspraak gedaan. Het hof oordeelt, onder verwijzing naar de uitspraak van het Europese Hof, dat de commissaris in IO niet is aan te merken als btw-ondernemer. IO handelt niet op eigen naam en voor rekening en verantwoordelijkheid van de Raad van Commissarissen.
PwC heeft daags na het verschijnen van het arrest van het Hof van Justitie aan u gecommuniceerd dat wie zich in een gelijke positie bevindt als de commissaris in het vermelde arrest niet meer als btw-ondernemer kan worden aangemerkt, maar dat dat mogelijk anders ligt bij commissarissen die een waar bedrijf maken van hun commissariaten en dat mogelijk vermengen met andere activiteiten waarvoor zij reeds btw-ondernemer zijn (en dus reeds voldoen aan de voorwaarde dat ze bedrijfsrisico moeten lopen).
Besluit Financiën volgt
De verwachting is dat er een besluit zal komen voor commissarissen maar dat het Ministerie/Belastingdienst de uitkomst van een btw-zaak die thans voorligt bij de Hoge Raad over vacatiegelden wil afwachten alvorens een besluit uit te vaardigen. Dat kan dus nog even duren. Wellicht dat de inhoud van het besluit gaat worden dat commissarissen geen economische activiteiten verrichten, maar dat wie kan bewijzen dat hij bedrijfsrisico loopt nog wel als btw-ondernemer kan worden aangemerkt (maar dat is koffiedik kijken). Voor wie dit wenselijk is, hebben wij een overzicht van argumenten om tot bedrijfsrisico te komen.
Omdat er nog geen nieuwe concrete informatie van de zijde van de overheid is gekomen passen wij de informatie die wij u reeds hebben verstrekt niet nader aan. Wij melden u nog dat een commissaris die per 2020 onder de nieuwe KO drempel van € 20.000 blijft kan kiezen voor de vernieuwde KO-regeling.
Het beleid van PwC is voorts dat wij het standpunt innemen dat wie een commissaris is, en mogelijk zelfs een aantal commissariaten heeft, welke niet verder zijn ingebed in overige economische activiteiten waarschijnlijk geen btw-ondernemer is. De commissaris kan zich dus de-registreren en/of bezwaar maken tegen de eigen aangifte. Met name bij instellingen, die de btw op de factuur van de commissaris niet in aftrek kunnen brengen is dat voordelig. In dat kader moet nog wel even worden nagegaan of de vergoeding die is afgesproken inclusief of exclusief btw is.
Commissarissen die zich in een vergelijkbare positie bevinden maar waarbij de afnemer wel aftrekrecht heeft kunnen vooralsnog btw blijven berekenen, mogelijk de nieuwe KO-regeling toepassen en als veiligste optie bezwaar maken tegen de eigen aangifte en daarbij aangeven dat de regelgeving nog nadere uitwerking behoeft om zeker te weten of het al dan niet juist is om btw te berekenen als commissaris. In een aantal situaties kan de commissaris gewoon afwachten totdat de Hoge Raad heeft beslist en er een besluit komt.
In antwoorden op Kamervragen over de btw-plicht van toezichthouders waaronder commissarissen, geeft de staatssecretaris aan voorlopig niet met beleid te komen.
PwC is van mening dat het voor veel commissarissen nog niet vaststaat dat het arrest van het HvJ EU ook op hen van toepassing is.
Veranderende btw-regelgeving vanuit de EU heeft direct invloed op uw nationale en grensoverschrijdende transacties. Daarnaast werken wijzigingen in bijvoorbeeld...