18/02/22
Op 18 februari 2022 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een door PwC namens een klant gevoerde procedure over de verwevenheden voor het vormen van een fiscale eenheid btw en het kunnen ontlenen van vertrouwen aan een beschikking. De Hoge Raad gaat in zijn arrest met name in op de organisatorische verwevenheid, de formele rechtskracht van een beschikking fiscale eenheid en op het vertrouwensbeginsel.
De financiële, organisatorische en economische verwevenheid tussen ondernemers moeten in onderlinge samenhang worden beoordeeld. In dit arrest verduidelijkt de Hoge Raad dat er maar twee manieren zijn om tot organisatorische verwevenheid te kunnen concluderen. Bovendien vult de Hoge Raad één van die manieren (die van de 'gezamenlijke, althans als een eenheid functionerende, leiding') nader en vooral ruimer in. De Hoge Raad heeft de zaak naar een ander gerechtshof verwezen om na te gaan of de banden in economisch, organisatorisch en financieel opzicht tussen belanghebbende en de Stichting voldoende nauw zijn om hen samen als fiscale eenheid aan te merken. Verder oordeelt de Hoge Raad dat de beschikking fiscale eenheid btw geen formele rechtskracht heeft, maar wel rechtszekerheid kan bieden.
Belanghebbende (X BV) is in december 2007 opgericht door Stichting A en B BV. De aandelen met bijbehorende stemrechten in X BV worden voor 51% middellijk gehouden door Stichting A en voor de overige 49% onmiddellijk gehouden door B BV. Het doel van X BV is het verrichten van schoonmaakdiensten en ondersteunende backoffice activiteiten aan Stichting A. De werkzaamheden starten per 1 januari 2008. Het personeel van X BV bestond grotendeels uit voormalige werknemers van het facilitaire bedrijf van Stichting A. De rol van B BV was om met diens expertise het dagelijkse management van schoonmaakwerkzaamheden te voeren. Enig bestuurder (A) van X BV was destijds als manager facilitair bedrijf in dienstbetrekking werkzaam bij Stichting A.
Op een door de voormalig adviseur van Stichting A gedaan verzoek heeft de inspecteur in februari 2008 Stichting A en X BV zonder enig voorbehoud aangemerkt als fiscale eenheid btw. Daarom heeft X BV ter zake van haar diensten aan Stichting A geen btw over de vergoedingen in rekening gebracht. In 2013 heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat nooit sprake is geweest van een fiscale eenheid voor de btw. Volgens de inspecteur maakt het feit dat er een beschikking fiscale eenheid is afgegeven dat niet anders. De inspecteur heeft de btw nageheven die door X BV verschuldigd zou zijn bij afwezigheid van een fiscale eenheid.
In geschil is of Stichting A en X BV als een fiscale eenheid voor de btw zijn aan te merken. Niet in geschil is dat de gekozen organisatiestructuur géén misbruik van recht vormt. Naast dat de Staatssecretaris de organisatorische en financiële verwevenheid in twijfel trekt, kan belanghebbende volgens de Staatssecretaris geen vertrouwen ontlenen aan de afgegeven beschikking fiscale eenheid. De Staatssecretaris meent dat aan een beschikking fiscale eenheid nooit vertrouwen valt te ontlenen. Voor het geval dat anders zou zijn, stelt de Staatssecretaris dat de voormalige adviseur van Stichting A en X BV onjuiste informatie heeft aangereikt bij het verzoek voor een beschikking fiscale eenheid. Ook daarom kan X BV geen vertrouwen aan de beschikking ontlenen.
De Hoge Raad gaat in zijn arrest in op de organisatorische verwevenheid, de formele rechtskracht van de beschikking fiscale eenheid btw en het vertrouwensbeginsel.
Organisatorische verwevenheid
Uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor organisatorische verwevenheid vereist is dat de betrokken personen onder een gezamenlijke, althans als een eenheid functionerende, leiding staan ofwel dat de leiding van de ene persoon ten opzichte van die van de andere persoon in een positie van feitelijke ondergeschiktheid verkeert. In dit arrest verduidelijkt de Hoge Raad dat dit een uitputtende opsomming is van de mogelijkheden om tot organisatorische verwevenheid te concluderen. Er bestaat niet zoiets als “onderling niet-verwaarloosbare organisatorische betrekkingen”. De Hoge Raad overweegt echter dat het voor het bestaan van een 'gezamenlijke, althans als een eenheid functionerende, leiding' niet noodzakelijk is dat één persoon binnen de groep de leiding heeft. Voldoende is reeds dat tussen de betrokken personen zodanig nauwe banden in bestuur en leiding bestaan dat zij tezamen het bestuur en de leiding voeren. Daarvan is in elk geval sprake indien die personen zich jegens elkaar ertoe hebben verbonden om de strategie en het commerciële en organisatorische beleid ter zake van de hun onderlinge prestaties samen te bepalen. Daaraan hoeft volgens de Hoge Raad niet in de weg te staan dat een derde daarin medezeggenschap heeft.
De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om te beoordelen of tussen betrokken partijen de voor een fiscale eenheid vereiste nauwe verwevenheid bestaat ten aanzien van de onderlinge diensten, waarbij de banden van financiële, organisatorische en economische aard in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld.
Formele rechtskracht en vertrouwensbeginsel
De Hoge Raad geeft aan dat de beschikking fiscale eenheid geen formele rechtskracht heeft. De betekenis van de beschikking fiscale eenheid btw gaat niet zover dat zij een fiscale eenheid doet ontstaan in de gevallen waarin niet aan de materiële voorwaarden is voldaan.
De betekenis van de beschikking fiscale eenheid is gelegen in de rechtszekerheid. Belastingplichtigen zonder een dergelijke beschikking kunnen niet tegen hun wil worden behandeld als fiscale eenheid in een periode gelegen vóór het moment waarop de inspecteur zijn standpunt terzake bekend heeft gemaakt.
Bovendien kunnen belastingplichtigen aan een beschikking fiscale eenheid vertrouwen ontlenen. Daartoe is wel vereist dat de inspecteur bij het verzoek juist en volledig is geïnformeerd. De belastingplichtige moet ervoor zorgen dat de inspecteur alle informatie verkrijgt die belastingplichtige redelijkerwijs heeft of kan verkrijgen en die nodig is om het verzoek inhoudelijk te kunnen beoordelen. Bovendien mag de toezegging niet zo duidelijk in strijd zijn met een juiste wetstoepassing dat de belastingplichtige redelijkerwijs de onjuistheid daarvan had kunnen en moeten beseffen.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur in de onderhavige situatie niet gebonden is aan de door middel van een beschikking fiscale eenheid gedane toezegging en dat belanghebbende geen vertrouwen kan ontlenen aan deze afgegeven beschikking, omdat de voormalige adviseur niet de juiste informatie heeft verstrekt.