18/12/18
De Hoge Raad heeft op 14 december 2018 vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. De Hoge Raad is er niet zeker van of de Nederlandse wetgeving die op het moment van ingebruikname herziening van de gehele, oorspronkelijke aftrek van de bouw-btw voorschrijft, in lijn is met de Europese btw-richtlijn.
Volgens de Hoge Raad prevaleert een herziening ‘ineens’, maar er zijn twijfels of de richtlijnbepaling een dergelijke herziening uitsluit.
Indien het Europese Hof van Justitie oordeelt dat de Nederlandse regeling in strijd is met de Europese regelgeving zou dat betekenen dat de btw niet 'ineens', maar in tien jaarlijkse termijnen verschuldigd is. Dit zou leiden tot een financieringsvoordeel.
In voorkomende gevallen adviseren wij u bezwaar te maken tegen de aangifte waarin de herziening ineens is aangegeven.
Een ondernemer heeft in het 2013 op eigen grond een appartementencomplex laten bouwen dat bestemd is voor de verhuur. De bij de bouw betaalde btw is in aftrek gebracht, omdat de ondernemer verwachtte bij de ingebruikname van het appartementencomplex een integratieheffing aan te geven. Het complex is echter na afschaffing van de integratieheffing, in juli 2014, opgeleverd en (deels) in gebruik genomen.
De ondernemer heeft, voor het deel van de appartementen dat in gebruik is genomen, de in aftrek gebrachte btw herzien omdat deze vrijgesteld van btw worden verhuurd. Tegen deze herziening 'ineens' maakt zij vervolgens bezwaar.
De ondernemer is van mening dat voor investeringsgoederen (het appartementencomplex) herziening van de gehele, oorspronkelijk toegepaste aftrek op het tijdstip van ingebruikneming van dat investeringsgoed, in strijd is met Europees recht (art. 187 btw-richtlijn).
De ondernemer heeft het bedrag aan btw dat volgens haar wel verschuldigd is, op aangifte voldaan over het laatste tijdvak van 2014. Dit betreft een tiende deel van de in 2013 betaalde en in aftrek gebrachte btw voor de bouw van de verhuurde appartementen.
In de daarop volgende procedure staat de vraag centraal of de herziening ‘ineens’ op het moment van ingebruikname (in dit geval: de verhuur van de appartementen) toegestaan is.
De Hoge Raad is niet zeker of herziening van de gehele oorspronkelijke aftrek van de bouw-btw ‘ineens’ op het moment van ingebruikname terecht is.
De Hoge Raad overweegt of de Europese regelgeving zodanig moet worden uitgelegd dat de herziening van de aftrek voor een investeringsgoed aan het eind van ieder herzieningsjaar, dus ook aan het einde van het eerste herzieningsjaar, slechts mag plaatsvinden voor een evenredig gedeelte van de btw.
Na een analyse van de Nederlandse regeling neigt de Hoge Raad naar een uitleg waarbij de nationale regeling wel past binnen de Europese regelgeving en recht doet aan het werkelijke gebruik. De Nederlandse herzieningsregeling introduceert als toetsingsmoment het tijdstip van ingebruikneming. Op dat moment wordt het werkelijke gebruik getoetst, zo nodig gevolgd door een dienovereenkomstige aanpassing in één keer van de oorspronkelijk toegepaste aftrek.
De Hoge Raad heeft echter twijfels of deze lezing juist is en besluit daarom de vraag voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie of herziening van de aftrek van de bouw-btw ‘ineens’ op het moment van ingebruikname terecht is.
Veranderende btw-regelgeving vanuit de EU heeft direct invloed op uw nationale en grensoverschrijdende transacties. Daarnaast werken wijzigingen in bijvoorbeeld...
Fiscaliteit binnen organisaties ondergaat een transformatie die vraagt om moderne processen en een herdefiniëring van de rol van tax binnen uw bedrijf.