Klacht mbt accijnsvrijstelling EU-ETS installaties ongegrond

Achtergronden

Op 31 maart 2022 heeft het Hof van Justitie EU een klacht van de Europese Commissie tegen Polen verworpen, zaak C‑139/20, over de toepassing van de huidige EU Energy Tax Directive (ETD) voor wat betreft de accijnsvrijstelling voor energieproducten voor energie-intensieve bedrijven.

Het Hof heeft in de bewoordingen van de ETD geen steun gevonden voor de stelling van de Europese Commissie dat de ETD voor toepassing van de accijnsvrijstelling voor energie intensieve bedrijven samen moet gaan met regelingen voor deze bedrijven die leiden tot de verwezenlijking van klimaat- milieubescherming doelstellingen, of tot een verbetering van de energie-efficiëntie, die verder gaan dan die welke voortvloeien uit de toepassing van het EU-ETS op de betreffende installaties.

Het geschil ging om de vraag of Polen de ETD op het punt van de vrijstelling van accijnsproducten heeft geschonden. De Europese Commissie betwistte dat de Poolse nationale bepalingen op grond waarvan energieproducten die worden gebruikt door energie-intensieve bedrijven die onder de EU-regeling voor de handel in emissierechten vallen, daarom mogen worden vrijgesteld van accijns.

Polen heeft beargumenteerd dat de betreffende bepalingen van de ETD energie-intensieve bedrijven die onder de EU-regeling voor de handel in emissierechten vallen, niet van de vrijstelling voor accijnzen uitsluiten en dat Polen de EU-wetgeving derhalve correct heeft uitgevoerd.

Energie-intensieve bedrijven zouden, om in aanmerking te komen voor volledige vrijstelling van accijns, in beginsel bepaalde overeenkomsten moeten aangaan, of moeten vallen onder regelingen inzake verhandelbare vergunningen of gelijkwaardige regelingen, waardoor de milieu stimulansen grosso modo gelijkwaardig zijn aan wat zou zijn bereikt indien bij de ETD  vastgestelde minimum belastingniveaus waren toegepast.

De Europese Commissie heeft in deze procedure echter niet aangevoerd dat de Poolse wetgeving niet aan deze voorwaarde voldoet, zodat de klacht bij het Hof van Justitie EU op deze omissie afstuit.