Korting aan zorgverzekeraar leidt tot lagere afdracht btw bij farmaceut

Het HvJ EU heeft geoordeeld dat een wettelijke verplichting tot betaling van korting door een Duitse farmaceut aan een particuliere zorgverzekeraar leidt tot een lagere heffingsmaatstaf voor de btw. In casu koopt de verzekeraar de medicijnen niet zelf maar vergoedt slechts de aankoopkosten aan de zorgverzekerden. In eerste instantie is dit oordeel relevant voor farmaceuten en zorgverzekeraars, maar kan ook voor andere sectoren gevolgen hebben.

Achtergrond

Een Duits farmaceut Boehringer Ingelheim (hierna: BI) produceert geneesmiddelen die via de distributieketen zowel worden geleverd aan ziekenfondsen (zorg in natura) als aan particulier verzekerden die de kosten ervan terugkrijgen van hun particuliere zorgverzekeraar.

De farmaceut BI is op basis van Duits recht verplicht om aan de ziekenfondsen en de particuliere zorgverzekeraars korting te verlenen. Voor kortingen aan de ziekenfondsen staat de Duitse belastingdienst vermindering van de heffingsmaatstaf voor de btw toe. Voor kortingen verleend aan particuliere zorgverzekeraars weigerde de belastingdienst vermindering. De Duitse rechter betwijfelde of met dit standpunt het gelijkheidsbeginsel werd geschonden.

Het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) oordeelt dat de wettelijke verplichting tot betaling van korting door de Duitse farmaceut aan een particuliere zorgverzekeraar eveneens leidt tot een lagere heffingsmaatstaf. Het HvJ EU komt tot dit oordeel op grond van zijn standaard rechtspraak over btw en kortingscoupons (Elida Gibbs) en het Unierechtelijke beginsel van gelijke behandeling.

Mogelijke gevolgen voor uw onderneming

In Nederland verlenen farmaceuten ook kortingen aan zorgverzekeraars maar bestaat geen wettelijke verplichting om kortingen te verstrekken. De discussie rond de maatstaf van heffing speelt hier in beginsel dus ook.

Je zou naar aanleiding van deze zaak kunnen beargumenteren dat ook in Nederland in bepaalde gevallen sprake is van ongelijke behandeling, om zo mogelijk tot vermindering van btw-afdracht te komen. Belangrijkste vraag daarbij is in hoeverre de omstandigheid dat de korting in Duitsland een wettelijke verplichting betreft doorslaggevend is geweest in het oordeel van het HvJ EU. Daarbij lijkt vooral van belang te zijn in hoeverre op voorhand vaststaat dat de farmaceut niet méér zal overhouden dan de vergoeding minus de uitbetaalde korting.

In dit verband geldt in Nederland dat bij generieke medicijnen de korting door rekencentra wordt berekend op basis van een wettelijk voorschrift en door accountants wordt gecontroleerd. De formele afrekening met betalingsverzoek van de verzekeraar zou, op grond van dit nieuwe arrest, buiten de btw kunnen vallen.

In het arrest wordt niet ingegaan op de kant van de zorgverzekeraar en het is niet uit te sluiten dat de zorgverzekeraar, 6% btw (of wellicht algemeen tarief) op de factuur voor de korting heeft vermeld. De vraag die dan opkomt is of deze btw door de verzekeraar verschuldigd is.

 

Uitspraak raakt ook andere sectoren

Deze beslissing is ook buiten de farmaceutische sector van belang. Dit geldt met name als de geldstroom voor een korting niet via de distributieketen van de onderliggende leveringen of diensten loopt. Daarbij zal in ieder geval moeten worden aangetoond dat de korting wordt verleend aan een partij die deel uitmaakt van de distributieketen. Wij raden u aan om per specifieke situatie na te gaan of dit arrest mogelijkheden biedt om btw terug te vragen.

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons