18/04/23
Dit artikel is voor het laatst bijgewerkt op 21 april 2023, naar aanleiding van de goedkeuring van de staatssecretaris van 20 april 2023.
De Hoge Raad heeft op 14 april 2023 drie arresten gewezen over de toepassing en reikwijdte van de sociaal-culturele btw-vrijstelling bij schuldhulpverlening. De arresten hebben ook gevolgen voor andere instellingen die gebruikmaken van de sociaal-culturele btw-vrijstelling, zoals zorggroepen, wijkverplegers, dagbestedingslocaties en aanbieders van jeugdhulp- en preventie. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat winst-beogende ondernemers geen gebruik mogen maken van de sociaal-culturele btw-vrijstelling.
Naar aanleiding van dit arrest heeft de staatssecretaris op 20 april 2023 nieuw goedkeurend beleid gepubliceerd. In dit beleid keurt de staatssecretaris goed dat de benoemde winst-beogende instellingen vooralsnog gebruik kunnen maken van de btw-vrijstelling. Tevens wordt niet teruggekomen op het verleden.
Voor de – niet winst-beogende – ondernemers is van belang dat de Hoge Raad verduidelijkt dat zij de vrijstelling slechts mogen toepassen indien door het toepassen van de vrijstelling geen verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt. Met het nieuwe besluit is van een dergelijke concurrentieverhouding geen of niet snel sprake.
Winst-beogende ondernemers die de betreffende vrijstelling toepassen, kunnen vertrouwen op het goedkeurende beleid van de staatssecretaris dat zij de btw-vrijstelling kunnen blijven toepassen. Dit betekent eveneens dat voor toepassing van deze vrijstellingen door - niet winst-beogende - ondernemers geen verstoring van de concurrentieverhoudingen kan ontstaan. Ook deze groep ondernemers kan deze vrijstellingen blijven toepassen.
Voor - niet winst-beogende - ondernemers die de sociaal-culturele vrijstelling toepassen, is het van belang om de verstoring van concurrentieverhouding te blijven toetsen. Op het moment dat een grote groep winst-beogende marktdeelnemers (die de btw-vrijstelling niet kunnen toepassen) zich bevindt in dezelfde sector, dan is het volgens de Hoge Raad maar de vraag of aan deze toets kan worden voldaan.
Tenslotte geeft de staatssecretaris aan te gaan onderzoeken of de sociaal-culturele vrijstelling moet worden gewijzigd. Voor ondernemers die deze btw-vrijstelling toepassen is het raadzaam deze ontwikkeling te volgen.
In de drie zaken gaat het om aanbieders van financiële hulpverlening: inkomensbeheer, budgetadvies, beschermingsbewindvoering, curatorschap enz. De belanghebbenden voeren hun activiteiten uit vanuit een eenmanszaak of een BV en zijn van mening dat hun activiteiten zijn vrijgesteld op grond van de sociaal-culturele btw-vrijstelling. De Belastingdienst is van mening dat de belanghebbenden geen gebruik kunnen maken van een btw-vrijstelling.
De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbenden vanwege het winststreven dat zij hebben, geen beroep kunnen doen op de sociaal-culturele btw-vrijstelling. In het uitvoeringsbesluit is weliswaar opgenomen dat voor de in post b.29 en b.33 opgenomen activiteiten ook winst-beogende aanbieders aanspraak kunnen doen op een btw-vrijstelling, maar dit besluit is volgens de Hoge Raad onverbindend voor deze twee posten.
De Hoge Raad bepaalt vervolgens ook dat winst-beogende aanbieders geen vertrouwen kunnen ontlenen aan het Uitvoeringsbesluit, omdat dit vertrouwen alleen kan ontstaan bij uitlatingen van een bestuursorgaan. Een uitvoeringsbesluit is geen uitlating van een bestuursorgaan, maar van een (lagere) wetgever, waardoor het vertrouwensbeginsel niet van toepassing is. Dit punt is, door de goedkeuring van de staatssecretaris, opgelost (zie ook hierna).
De Hoge Raad gaat vervolgens in op een andere voorwaarde van de sociaal-culturele btw-vrijstelling: er mag geen sprake zijn van verstoring van concurrentieverhoudingen met winst-beogende ondernemers. Op het moment dat verstoring aan de orde komt, bijvoorbeeld omdat winst-beogende ondernemers geen gebruik kunnen maken van de btw-vrijstelling, dan kunnen de ondernemers die geen winst beogen ook geen gebruik meer maken van de btw-vrijstelling.
De staatssecretaris heeft bij besluit van 19 april 2023 goedgekeurd dat de in Bijlage B opgenomen uitzondering voor winst-beogen vooralsnog wordt gehandhaafd voor de in dit nieuwsbericht genoemde aanbieders. De staatssecretaris bevestigt ook dat op het verleden niet wordt teruggekomen.
Dit besluit biedt duidelijkheid aan ondernemers waarvoor - net als voor de schuldhulpverleners - geldt dat zij de vrijstelling mogen toepassen met een winstoogmerk. Dit gaat om aanbieders van:
Naast het onverbindend verklaren van het besluit neemt de Hoge Raad de gelegenheid om een aantal zaken ten aanzien van de vrijstelling te verduidelijken: