19/07/24
De staatssecretaris heeft de gevolgen in kaart gebracht van de uitspraken van de Hoge Raad van 6 en 14 juni 2024 over het rechtsherstel van box 3. Ook kondigt hij een tegenbewijsregeling aan, met ingang van 2025, waarmee belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven aan de fiscus. De Belastingdienst stelt daarvoor het formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’ (OWR) beschikbaar.
Bij de presentatie van deze initiële analyse van de arresten, beschrijft hij ook de procedure en planning voor het aanvullend rechtsherstel voor belastingplichtigen. In augustus 2024 volgt de bepaling van de doelgroep voor aanvullend herstel en de vaststelling van de definitie van werkelijk rendement. In oktober 2024 zal de communicatie met burgers worden gestart.
Als u naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad voor aanvullend rechtsherstel in aanmerking komt, ontvangt u in oktober 2024 (individueel) bericht van de Belastingdienst.
De grootste ICT-opgave voor de Belastingdienst is de inrichting van het proces omtrent het formulier OWR en het opleggen van definitieve aanslagen en verminderingsbeschikkingen. Met dit formulier kunt u – indien van toepassing – uw werkelijk rendement als tegenbewijs aanleveren.
De periode tot april 2025 wordt gebruikt voor het verder bouwen aan en testen van het OWR-formulier. Afhankelijk van onder meer de capaciteit van de Belastingdienst (personeel en ICT) is de planning dat het OWR-formulier in juni 2025 live komt.
Vaststelling van de definitieve aanslagen (voor de jaren 2021-2024) is vooralsnog gepland voor het vierde kwartaal 2025 en de vaststelling van de verminderingsbeschikkingen (voor de jaren 2017-2024) voor het tweede kwartaal 2026. Als uw aanslag wordt verminderd, dan vergoedt de Belastingdienst in beginsel geen (gederfde) rente.
Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad de box 3-systematiek met ingang van 2017 in strijd verklaard met het recht op eigendom en het discriminatieverbod. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat box 3 in strijd is met de voornoemde beginselen wanneer het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Wanneer dit het geval is, moet de overheid voor rechtsherstel zorgen. Dit resulteerde in de Wet rechtsherstel box 3 (2017-2022) en de Overbruggingswet box 3 (vanaf 2023).
Desondanks besliste de Hoge Raad op 6 en 14 juni 2024, in de zogenoemde D-Day-arresten, dat deze herstelwetten de gebreken niet voldoende wegnemen. In geen geval mag box 3-belasting worden geheven over meer dan het werkelijk rendement, aldus de Hoge Raad. Als het box 3-systeem van rechtsherstel leidt tot hoger forfaitair inkomen uit box 3-vermogen, moet daarvoor alsnog worden aangesloten bij hetgeen werkelijk is genoten aan inkomen uit vermogen. Als het werkelijke rendement van een belastingplichtige lager is dan het forfaitair bepaalde rendement, dan moet de Belastingdienst dus teruggaaf verlenen. Naar aanleiding van de D-Day-arresten heeft de staatssecretaris de gevolgen van deze uitspraken in kaart gebracht in de Kamerbrief van 18 juli 2024. Hierna bespreken wij de hoofdpunten uit de reactie van de staatssecretaris.
In de arresten heeft de Hoge Raad verschillende uitgangspunten gegeven voor het vaststellen van ‘werkelijk rendement’. Hieronder een opsomming van de punten die de staatssecretaris daaruit haalt.
Het werkelijke rendement moet op het totale vermogen in box 3 worden bepaald, inclusief banktegoeden.
Er mag geen rekening worden gehouden met een significantiemarge of inflatiecorrectie.
De bewijslast om het werkelijke rendement aan te tonen ligt bij de belastingplichtige.
Dit rendement wordt jaarlijks berekend en er is geen mogelijkheid tot verliesverrekening.
Werkelijk rendement omvat niet alleen reguliere voordelen uit vermogen (zoals rente, dividend en huur) maar ook waardeveranderingen van dat vermogen.
Dat omvat zowel positieve als negatieve waardeveranderingen, ongeacht of deze gerealiseerd of ongerealiseerd zijn.
Rente op box 3-schulden komt in aftrek, maar overige kosten niet.
Voor de waardering van bezittingen moet bij de wettelijke bepalingen worden aangesloten. Voor de vaststelling van het rendement van een woning gaat de Hoge Raad uit van de WOZ-waarde aan het begin en eind van het jaar. Andere activa en passiva worden gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer (marktwaarde).
Een belangrijke vraag is welke belastingplichtigen in aanmerking komen voor dit rechtsherstel. Dat wordt nog onderzocht.
Voor de invulling van het begrip ‘werkelijk rendement’ heeft de Hoge Raad als algemeen uitgangspunt aangegeven dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij het rendementsbegrip zoals dat voor het forfaitaire stelsel geldt. Hieronder een opsomming van hoe de staatssecretaris dat uitgangspunt toepast op enkele aspecten waar de Hoge Raad zich (nog) niet expliciet over heeft uitgelaten.
Uit de arresten van de Hoge Raad blijkt niet in welk jaar directe inkomsten tot het werkelijke rendement gerekend moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld relevant zijn als rente op een spaarrekening die betrekking heeft op het jaar 2022 begin 2023 wordt ontvangen. Voor het moment waarop inkomsten worden belast, sluit de staatssecretaris aan bij het zogeheten kasstelsel omdat dit ook leidend was bij de vormgeving van het ‘oude’ box 3-systeem. Dat betekent dat directe inkomsten worden gerekend tot het werkelijk rendement wanneer deze worden ontvangen.
De Hoge Raad heeft in zijn recente box 3-arresten ook geen uitspraak gedaan over de verdeling van box 3-vermogen of inkomen tussen fiscaal partners. Bij de toerekening van het werkelijk rendement tussen fiscale partners gaat de staatssecretaris uit van dezelfde verhouding als de verdeling van de gezamenlijke grondslag van box 3.
Een andere vraag die nog openstaat, is of het eigen gebruik van onroerende zaken een voordeel oplevert dat tot het werkelijke rendement moet worden gerekend. Zowel op basis van de uitspraak van de Hoge Raad als van het ‘oude’ box 3-systeem zou de economische huurwaarde van een (tweede) woning in box 3 tot de inkomsten moeten worden gerekend. Dit aspect wordt nader onderzocht.
Voor de waardering van woningen moet volgens de Hoge Raad worden aangesloten bij de WOZ-waarde. Alleen gaat de WOZ-waarde uit van een waardepeildatum en hoe moet de waardeontwikkeling dan worden bepaald als de woning in de loop van het jaar wordt verkocht of gekocht? Dit wordt onderzocht, net als wat de effecten zijn in buitenlandsituaties en de toepassing van de schuldendrempel.
Nadat de definitie van werkelijk rendement en de doelgroep van het aanvullend rechtsherstel zijn vastgesteld, zal de Belastingdienst vanaf medio 2025 beginnen met de uitvoering van de hersteloperatie. Belastingplichtigen kunnen dan digitaal een OWR-formulier indienen om hun werkelijke rendement in box 3 aan te tonen. De Belastingdienst zal op basis daarvan definitieve aanslagen of verminderingsbeschikkingen opleggen.
Het is de intentie om per 2027 een nieuw box 3 systeem te introduceren dat uitgaat van een heffing op basis van het werkelijk rendement. Het wetsvoorstel ‘Wet werkelijk rendement box 3’ ligt op dit moment bij de Raad van State voor advies.
Tax partner en Family Business Leader, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 295 34 75