Bedrijfsopvolgingsregeling en vastgoed blijft complex

24/06/21

Op 18 juni 2021 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet op vastgoedvennootschappen. Deze uitspraken zijn ook van belang voor de toepassing van de BOR in de inkomstenbelasting. De BOR is een faciliteit die van toepassing kan zijn bij schenking of vererving van aandelen, voor zover de betreffende vennootschap een onderneming drijft. De belangrijkste uitkomst van de uitspraak is dat bij deze vastgoedvennootschappen de projectontwikkelingsactiviteiten en de verhuuractiviteiten niet zodanig zijn verweven dat kan worden gesproken van één onderneming. Het ondernemingsvermogen dat dan in aanmerking komt voor toepassing van de BOR, omvat slechts de projectontwikkeling.

Mogelijk kunnen wel enkele panden die de inspecteur onder de verhuuractiviteiten heeft geschaard, worden toegerekend aan de projectontwikkelingsactiviteiten. Dat zou die panden alsnog tot ondernemingsvermogen bestempelen, zodat ze onder de BOR vallen. Daar heeft het hof volgens de Hoge Raad onvoldoende naar gekeken. Daarom moet een ander hof nu onderzoeken welke panden in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan de projectontwikkelingsactiviteiten.

Wat betekent dit voor u?

Het was in veel gevallen al lastig om vastgoedverhuur als ondernemingsvermogen te bestempelen en daarmee een geslaagd beroep te doen op de BOR. Op grond van de uitspraken van de Hoge Raad lijkt dat nu niet makkelijker. Alleen als bepaalde verhuuractiviteiten kunnen worden gekoppeld aan de ondernemingsactiviteiten, kunnen deze mogelijk meelopen in de BOR. Ondernemingsactiviteiten kunnen zien op projectontwikkeling, maar ook verbouw of nieuwbouw.

Het is nu aan het verwijzingshof om meer licht op de zaak te werpen door aan te geven welke panden van de vastgoedonderneming in redelijkheid zijn toe te rekenen aan het ondernemingsvermogen en dus onder de BOR vallen.