02/11/23
Dit artikel is gebaseerd op de informatie zoals deze op 19 december 2023 bekend was, na de stemming in de Eerste Kamer over het Belastingplan 2024.
Na de uitspraak van de Hoge Raad op 24 december 2021 (het ‘Kerstarrest’) dat het oude box 3 stelsel op basis van een forfaitair rendement niet rechtsgeldig is, werkt het Kabinet aan een nieuw box 3 stelsel waarin heffing moet plaatsvinden op basis van het werkelijk behaalde rendement. Het Kabinet heeft de contouren van dit nieuwe stelsel inmiddels voor consultatie aangeboden, lees hierover meer in ons bericht ‘Nieuw box 3 mixt vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting’. Dit nieuwe stelsel treedt vermoedelijk op zijn vroegst pas in werking in 2027.
Tot die tijd geldt overbruggende wetgeving in de vorm van een heffing op basis van de forfaitaire spaarvariant. Het advies van de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad is echter dat het wettelijke rechtsherstel voor 2017 tot en met 2022 nog steeds discriminerend uitwerkt en botst met het eigendomsgrondrecht. Als de Hoge Raad dit advies volgt, kan dit ook doorwerken voor het overbruggingsregime, dat gebaseerd is op het wettelijke rechtsherstel.
Verder bevat het Belastingplan 2024, dat op 19 december 2023 door de Eerste Kamer is aangenomen, enkele aanvullende maatregelen voor box 3.
De belastingheffing over uw box 3-vermogen zal de komende jaren wijzigen. De verfijning van het overbruggingssysteem in box 3 moet ervoor zorgen dat het forfaitair berekende rendement meer in lijn ligt met uw werkelijk behaalde rendement. Dit moet leiden tot een eerlijkere belastingheffing.
De forfaitaire spaarvariant, waarop de overbruggende wetgeving gebaseerd is, staat echter nog ter discussie. Deze variant vormde namelijk ook de basis van het toegepaste rechtsherstel over de jaren 2017-2022. Er lopen nu een aantal rechtszaken waarin deze methode van rechtsherstel wordt bestreden. De Hoge Raad heeft namelijk in het Kerstarrest aangegeven dat wanneer het “werkelijke rendement” lager is dan het forfaitair rendement, rechtsherstel moet worden geboden.
Het is de vraag of de forfaitaire spaarvariant wel voldoende aansluit bij het werkelijke rendement zoals de Hoge Raad dat heeft bedoeld. Voorlopig geven de lagere rechters het gelijk aan de belastingplichtigen, met het standpunt dat het wettelijke rechtsherstel het werkelijk rendement onvoldoende benadert, en sluiten daarom aan bij een heffing van het werkelijke rendement. Advocaat-Generaal Wattel heeft op 18 september 2023 de Hoge Raad geadviseerd dat het wettelijke rechtsherstel voor 2017 tot en met 2022 nog steeds discriminerend uitwerkt en in strijd met het eigendomsgrondrecht is. Voor ander vermogen dan spaargeld sluit het volgens hem onvoldoende aan bij het ‘werkelijke rendement’ zoals dat bedoeld is in het Kerstarrest. Als de Hoge Raad dit advies volgt, heeft dat mogelijk ook gevolgen voor het overbruggingsregime box 3, dat vanaf 2023 geldt. Dit overbruggingssysteem is namelijk in feite op dezelfde wijze vormgegeven als het rechtsherstel. De houdbaarheid van het rechtsherstel, en daarmee ook van het overbruggingssysteem, moet daarom nog blijken. De Hoge Raad zal naar verwachting over zes maanden uitspraak hierover doen.
Hierna vindt u de hoofdlijnen van de wijzigingen voor box 3 uit het Belastingplan 2024.
Het box 3-tarief stijgt van 32 procent naar 36 procent per 1 januari 2024. Volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel zou dit percentage stijgen naar 34 procent, maar bij amendement is dat 36 procent geworden. Daarnaast wordt het heffingvrije vermogen in box 3 niet geïndexeerd per 1 januari 2024. Het heffingvrije vermogen blijft daarmee 57.000 euro.
Het aandeel in het vermogen van een VvE of het vermogen op een derdengeldenrekening van een notaris of gerechtsdeurwaarder is in beide gevallen een vermogensrecht dat tijdens de overbruggingsperiode van box 3 in de categorie ‘overige bezittingen’ valt. Deze vermogensrechten worden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 onder de categorie banktegoeden geplaatst, met het daarbij behorende lagere forfaitaire rendement. Deze categorie past beter bij deze vermogensbestanddelen, omdat ze meestal op een bankrekening staan.
Vorderingen en schulden tussen fiscale partners - bijvoorbeeld in het kader van een jaarlijks verrekeningsbeding in de huwelijkse voorwaarden - en tussen ouder en minderjarige kinderen worden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 gedefiscaliseerd. Dit betekent dat deze vorderingen en schulden buiten de heffing blijven en niet meer in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld. Bij ouders en minderjarige kinderen gaat het dan alleen om de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend, omdat alleen dan sprake is van dezelfde aangifte.
Bij het Eindejaarsbesluit 2022 is de berekeningsmethode ter voorkoming van dubbele belasting bij buitenlands box 3-inkomen in kaart gebracht. Voor de voorkoming van dubbele belasting wordt de te betalen belasting verminderd met een gedeelte dat toe te rekenen is aan de buitenlandse bezittingen en schulden.