18/04/22
Met het Kerstarrest van 24 december 2021 bestempelde de Hoge Raad Box 3 als onhoudbaar vanwege schending van de fundamentele rechten van belastingplichtigen, waarbij rechtsherstel moet worden verleend met een heffing over werkelijk rendement. In reactie daarop heeft de staatssecretaris alle bezwaren in het kader van de massaalbezwaarprocedures 2017 tot en met 2020 toegekend.
Op 15 april 2022 heeft de staatssecretaris de Tweede Kamer ingelicht over de wijze waarop rechtsherstel kan worden geboden en wat de contouren kunnen zijn van het nieuwe box 3-systeem. De staatssecretaris legt de Tweede Kamer een tweetal opties voor om rechtsherstel te bieden voor de jaren 2017 tot en met 2022. De gekozen optie zal ook de basis vormen voor de tijdelijke vormgeving van box 3 in 2023 en 2024. Daarnaast schetst de staatssecretaris op welke wijze inkomen uit vermogen vanaf 2025 wordt belast, waarbij wordt uitgegaan van werkelijk rendement.
Op 20 april jl. werden deze voorstellen besproken in de Tweede Kamer. Voor 1 juni 2022 zal het Kabinet tijdens de voorjaarsbesluitvorming knopen doorhakken. Er moeten in dit verband namelijk een flink aantal (politieke) keuzes worden gemaakt. Onder andere over wie rechtsherstel krijgt (alleen bezwaarmakers of iedereen), over de nieuwe forfaitaire berekening, over de behandeling van verzoeken om aanvullend rechtsherstel en over de spoedwetgeving. Hierbij staat ook de vraag open of, al dan niet vooruitlopende op wetgeving, via een beleidsbesluit de wijze van rechtsherstel wordt uitgewerkt. Voordeel is dat met een beleidsbesluit sneller uitvoering kan worden gegeven aan het rechtsherstel, nadeel is dat het minder democratisch is.
Als u bezwaar hebt gemaakt tegen uw aanslag inkomstenbelasting voor de belastingjaren van 2017 tot en met 2020 dan is uw bezwaar reeds toegekend en zal u automatisch rechtsherstel krijgen. Als u geen bezwaar hebt gemaakt tegen uw aanslagen inkomstenbelasting voor deze jaren, dan kan politiek alsnog worden besloten dat ook u rechtsherstel krijgt. Het rechtsherstel zou eruit bestaan dat u belasting terugkrijgt als uw forfaitaire rendement op basis van een nieuwe rekenwijze lager is dan het forfaitaire rendement op basis van de huidige rekenwijze. Hieronder, bij het kopje ‘Rechtsherstel 2017 tot en met 2022’, leest u in meer detail hoe dit rechtsherstel er uit kan komen te zien, afhankelijk van welke optie uiteindelijk wordt gekozen.
Er wordt gestreefd naar afronding van de besluitvorming over het rechtsherstel rond 1 juli 2022. Vervolgens is de bedoeling dat het rechtsherstel voor alle bezwaren onder de massaal bezwaarprocedure 2017 tot en met 2020 vóór 4 augustus 2022 wordt uitgevoerd.
Hoewel het rechtsherstel naar aanleiding van het HR-arrest nog niet is verwerkt in de digitale aangiftemodule voor 2021 en 2022 op de website van de Belastingdienst, is wel al aangegeven dat de belastingaanslagen 2021 en 2022 automatisch in lijn worden gebracht met de nog te kiezen optie voor rechtsherstel. De aanslagen inkomstenbelasting 2021 met daarin box 3-inkomen worden op dit moment alleen opgelegd wanneer dat tot een teruggaaf leidt. Te betalen aanslagen inkomstenbelasting 2021 worden nog niet opgelegd. Voor de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2022 wordt een invorderingspauze ingevoerd, zodat u tot het moment van opleggen van een (voorlopige of definitieve) aanslag inkomstenbelasting 2022 in 2023 geen invorderingsrente verschuldigd wordt.
Voor de jaren 2017 tot en met 2022 stelt het kabinet voor om automatisch rechtsherstel te bieden op basis van een nieuwe forfaitaire berekeningsmethode die het werkelijke rendement zo goed mogelijk benadert. In die berekening wordt dan aangesloten bij de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen van de individuele belastingplichtigen, zoals die is opgegeven bij de belastingaangifte. In het huidige systeem wordt nog uitgegaan van een vaststaande vermogenssamenstelling in drie verschillende vermogenscategorieën. Als het nieuw berekende forfaitaire rendement lager is dan het oorspronkelijk forfaitair berekende rendement, dan krijgt een belastingplichtige belasting terug.
De staatssecretaris heeft twee opties voor het rechtsherstel uitgewerkt. In ieder geval krijgen alle belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt en belastingplichtigen waarvan de aanslag over 2017-2020 nog niet onherroepelijk vaststaat het automatisch rechtsherstel. Of alle belastingplichtigen automatisch het rechtsherstel krijgen, dus ook degenen van wie de aanslag over die jaren al definitief is geworden, is een politieke vraag en staat nog open.
In de eerste variant wordt uitgegaan van de werkelijke vermogensmix. Daarbinnen worden drie categorieën onderscheiden: spaargeld, schulden en overige bezittingen.
Ook in de tweede variant wordt uitgegaan van de werkelijke vermogensmix, maar worden voor alle bestaande categorieën vermogensbestanddelen de forfaits aangepast aan de gemiddelde rendementen voor de betreffende afzonderlijke vermogenscategorieën in een jaar. Het werkelijk rendement wordt op deze manier zo dicht mogelijk benaderd. De 9 vermogenscategorieën zijn: spaartegoeden, effecten, contant geld en vorderingen, onroerende zaken, niet-vrijgestelde deel kapitaalverzekeringen, rechten op periodieke uitkeringen, nettolijfrente en nettopensioen, overige bezittingen en schulden.
Partners krijgen de mogelijkheid om de vermogensverdeling te herzien. De eerder uitgebrachte keuze kan worden aangepast tot het moment waarop de (navorderings)aanslagen van beide partners onherroepelijk vaststaan.
In de digitale IB-aangifte 2021 op de website van de Belastingdienst wordt de nieuwe forfaitaire berekeningswijze ingebouwd, zodat belastingplichtige daarmee een optimale verdeling kunnen berekenen. Daarvoor moet een belastingplichtige dan wel opnieuw een aangifte indienen. Met deze toezegging hoeft u dus niet te wachten met het indienen van uw aangifte 2021; wel wilt u mogelijk de verdeling van het box 3-vermogen tussen u en uw partner wijzigen na inbouw van de nieuwe forfaitaire berekeningswijze. Er wordt naar gestreefd om de nieuwe forfaitaire berekeningswijze ook in de digitale IB-aangifte 2020 in te bouwen.
Belastingplichtigen die het niet eens zijn met de optie die uiteindelijk wordt gekozen, kunnen daar vervolgens bezwaar tegen maken en procederen. De staatssecretaris geeft de Tweede Kamer in overweging hoe daarmee om te gaan, hetzij door direct tegenbewijs in behandeling te nemen, danwel opnieuw proefprocedures daarover te voeren die voor de grotere groep de gewenste duidelijkheid kunnen bieden.
Het kabinet stelt voor om de spoedwetgeving voor box 3 in 2023 en 2024 aan te laten sluiten bij de uiteindelijke vormgeving van het rechtsherstel. Er is nog onderzocht of het mogelijk is per 2023 een vermogensbelasting in te voeren, maar dit was uitvoeringstechnisch niet haalbaar en een tijdelijke vermogensbelasting is niet logisch wanneer vanaf 2025 het werkelijk rendement op basis van vermogensaanwas belast gaat worden.
Het grootste verschil met het rechtsherstel zoals hiervoor omschreven, is dat belastingplichtigen met de tijdelijke vormgeving van box 3 ook méér belasting verschuldigd kunnen worden dan in het huidige systeem. Het huidige systeem komt dan immers vanaf 2023 te vervallen en biedt dan geen bovengrens meer.
Het kabinet stelt voor het nieuwe box 3-stelsel vorm te gegeven als een vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijks belasting wordt geheven over de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten) en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerend goed). Er wordt dus niet gekozen voor een vermogenswinstbelasting, waarbij jaarlijks alleen de reguliere inkomsten en de vermogenswinsten (bij verkoop van een vermogensbestanddeel) worden belast. De keuze voor een vermogensaanwasbelasting is onder andere gemaakt om langdurig uitstel van belastingheffing te voorkomen. De grondslag van box 3, c.q. de samenstelling van vermogensbestanddelen die in box 3 vallen, zal gelijk blijven.
Voor onroerende zaken komt er vanaf 2025 nog een tijdelijke regeling. Het rendement op onroerende zaken bestaat uit de jaarlijkse waardemutatie van de onroerende zaken en de reguliere inkomsten, zoals huur en pacht. De inkomsten zoals huur en pacht uit onroerende zaken worden in het nieuwe stelsel naar het werkelijke rendement belast. Voor het belasten van de werkelijke jaarlijkse waardemutatie zijn echter - ook in 2025 - nog niet genoeg gegevens beschikbaar. Zo komt de WOZ-beschikking pas te laat beschikbaar om als basis voor de box 3-waardering te dienen. Er wordt daarom voorlopig nog gewerkt met een forfait, dat wordt gebaseerd op het rendement van uitsluitend onroerende zaken. Daarna wordt zo snel als mogelijk de overstap gemaakt naar een heffing op basis van werkelijk rendement.
Ontvangen rente op vorderingen en betaalde rente op schulden zullen tot het box 3-inkomen behoren (respectievelijk positief en negatief inkomen), net als waardemutaties die zich voordoen bij afwaardering, kwijtschelding of valutaverschillen. Een op- of afwaardering van een vordering leidt alleen bij de schuldeiser tot een vermogensmutatie. Voor kwijtschelding in geval van slechte financiële omstandigheden bij de schuldenaar wordt nagedacht over een vrijstelling voor de kwijtschelding voor die schuldenaar.
Waarschijnlijk komt er een mogelijkheid om box 3-verliezen te verrekenen met box 3-winsten. Hierover wordt nog nagedacht, net als over de verliesverrekeningstermijnen.
Het hanteren van een heffingvrij vermogen in een stelsel van werkelijk rendement met verschillende categorieën, is complex. Er zal daarom worden gekozen voor een heffingvrij inkomen per fiscaal partner. De hoogte daarvan moet nog worden bepaald.
Ook over de vormgeving (bijvoorbeeld een vlaktaks of een progressief tarief) en hoogte van het tarief moet nog worden besloten. De huidige vrijstellingen, zoals die voor groene beleggingen, blijven in beginsel behouden, tenzij dat in het nieuwe systeem niet logisch of gewenst is.
Bij een strakke planning zou al over een aantal maanden een concept wetsvoorstel ter consultatie kunnen worden aangeboden. Daarop kan elke geïnteresseerde reageren. Daarna zal het definitieve wetsvoorstel ter behandeling worden aangeboden. Het daaropvolgende parlementaire proces zou in 2023 moeten worden afgerond. De implementatie in de systemen van de Belastingdienst zou dan tijdig klaar kunnen zijn om de wetgeving met ingang van 2025 in werking te laten treden.
Pjotr Anthoni
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 091 73 45
Mitra Tydeman
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 024 66 06