Pensioen- en lijfrenteaanspraken mogen slechts gedeeltelijk (conserverend) worden belast bij emigratie

De conserverende aanslag die was opgelegd vanwege een emigratie naar Frankrijk is voor de daarin opgenomen pensioen- en lijfrenteaanspraken gedeeltelijk onterecht, zo oordeelt de Hoge Raad. Met het opleggen van de conserverende aanslag trekt Nederland belastingheffing over deze aanspraken naar zich toe terwijl een deel daarvan alleen door Frankrijk mag worden belast, op basis van het belastingverdrag. Dat is in strijd met de zogeheten goede verdragstrouw. Op basis van deze uitspraak kan de Rechtbank de conserverende aanslag verlagen.

Het gaat concreet om pensioenaanspraken en bijdragen voor een pensioenregeling die tot 15 juli 2009 onbelast zijn gebleven. Daarnaast gaat het om premies voor lijfrenteaanspraken die zijn betaald voor 1 januari 1992 en premies die zijn betaald tussen 1 januari 2001 en 15 juli 2009. De conserverende aanslag is een aanslag die niet direct hoeft te worden betaald, maar (in dit geval) pas wordt ingevorderd bij het uitkeren van de pensioen- en lijfrenteaanspraken.

Wat betekent dit voor u?

Als u overweegt om te gaan emigreren en u heeft pensioen- of lijfrenteaanspraken, dan kan de Belastingdienst – afhankelijk van het land waarnaar u emigreert – mogelijk geen conserverende aanslag meer opleggen voor het gehele bedrag van de aanspraken. Indien u al een conserverende aanslag heeft ontvangen ter gelegenheid van uw emigratie kunt u mogelijk nog verzoeken om een verlaging van deze aanslag.

Het arrest van de Hoge Raad is dus in eerste instantie van toepassing bij emigratie naar Frankrijk, maar kan ook van belang zijn bij emigraties naar andere landen.

Gevolgen goede verdragstrouw voor conserverende aanslagen

Wanneer u emigreert naar het buitenland worden bijdragen en aanspraken op grond van pensioen en lijfrente tot uw inkomen gerekend, indien Nederland na uw emigratie de pensioen- of lijfrente-uitkeringen niet meer kan belasten. Dit laatste volgt vaak uit de door Nederland afgesloten belastingverdragen. Op basis van de belastingverdragen wordt namelijk het heffingsrecht over pensioen- en lijfrente-uitkeringen meestal toegewezen aan het land waarnaar u emigreert, uw nieuwe woonland.

Omdat Nederland na emigratie geen belasting meer mag heffen over uw pensioen- en lijfrente-uitkeringen worden conserverende aanslagen opgelegd op het moment direct voorafgaand aan uw emigratie. Op dat moment woonde u nog gewoon in Nederland en mocht Nederland nog belasting heffen. Op zich klopt dat, maar landen moeten zich wel aan de verdragstrouw houden. Volgens de Hoge Raad mag dit daarom niet wanneer Nederland als gevolg van de conserverende aanslag het heffingsrecht “kunstmatig” naar zich toetrekt, terwijl men op basis van het belastingverdrag zou verwachten dat het andere land zou mogen heffen. Daarvan is volgens de Hoge Raad hier sprake.

In het bijzonder gaat het om aanspraken die in de conserverende aanslag worden belast, terwijl deze op basis van het belastingverdrag aan het nieuwe woonland zijn toegewezen, en om bijdragen en premies die hier in Nederland onvoorwaardelijk vrijgesteld of aftrekbaar waren. In dat geval rekt Nederland in zijn wetgeving zijn heffingsrecht te ver op, wat in strijd is met de goede verdragstrouw.

De gerechtelijke procedure

Aanleiding voor deze gerechtelijke procedure was de emigratie van een directeur-grootaandeelhouder (dga) naar Frankrijk in 2014. De dga had een 100% belang in een holding-BV met daaronder een 100% dochter-BV. In 1997, toen hij nog gewoon in Nederland woonde, heeft hij zijn onderneming ingebracht in deze BV-structuur. Hierbij heeft hij een lijfrente bedongen. Verder heeft hij vanaf 1997 pensioen in eigen beheer opgebouwd.

De inspecteur heeft ter gelegenheid van de emigratie van de dga een conserverende aanslag opgelegd voor de aanspraken op basis van de lijfrente en het pensioen. De conserverende aanslag is een aanslag die nog niet hoeft te worden betaald, maar pas wordt ingevorderd op het moment dat de dga uitkeringen uit de lijfrente gaat genieten. In geschil was of de inspecteur deze aanslag wel mocht opleggen, omdat de uitkeringen op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk enkel in Frankrijk zouden mogen worden belast.

Rechtbank Zeeland-West Brabant die hierover moest oordelen, heeft zogenaamde prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft nu antwoord gegeven op deze prejudiciële vragen, waarna de rechtbank de procedure kan afdoen aan de hand van deze antwoorden.

De Hoge Raad heeft beslist dat de inspecteur op basis van de goede verdragstrouw die geldt op basis van het belastingverdrag met Frankrijk, niet voor de volledige aanspraken de conserverende aanslag had mogen opleggen. Reden hiervoor is dat Nederland dan eenzijdig op kunstmatige wijze het heffingsrecht over de pensioen- en lijfrente-uitkeringen naar zich toe trekt, terwijl het belastingverdrag de heffing toewijst aan Frankrijk. Concreet betekent dit dat Nederland alleen in de heffing mag betrekken de pensioenbijdragen en ‑aanspraken die in Nederland destijds voorwaardelijk waren vrijgesteld en de lijfrentepremies die destijds voorwaardelijk aftrekbaar voor de inkomstenbelasting waren. De aanspraken zelf moeten dus buiten de conserverende aanslag blijven, evenals de bijdragen en premies die onder de geldende regelingen onvoorwaardelijk vrijgesteld waren of aftrekbaar waren.

Concreet gaat het dan voor pensioenaanspraken om aanspraken en bijdragen ingevolge een pensioenregeling die voor of uiterlijk op 15 juli 2009 niet tot het loon zijn gerekend, omdat ze onder de toen geldende regelingen waren vrijgesteld. Voor lijfrenteaanspraken gaat het om premies die zijn betaald in de periode voor 1 januari 1992 en in de periode tussen 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009, omdat onder de toen geldende regelingen deze premies onvoorwaardelijk aftrekbaar waren.

Contact

Jan Nieuwenhuizen

Jan Nieuwenhuizen

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)63 009 60 77

Volg ons