Stevige wijziging van fiscale behandeling van vastgoed

20/09/23

Dit artikel is voor het laatst bijgewerkt op 19 december 2023, na de stemming van de Eerste Kamer over het Pakket Belastingplan 2024 en bijbehorende amendementen.

Het aangenomen pakket Belastingplan 2024 bevat diverse maatregelen die een grote impact kunnen hebben op de vastgoedsector. In dit artikel hebben wij de meest relevante voorstellen samengevat.

Een van de maatregel is dat fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet meer rechtstreeks in onroerende zaken kunnen investeren. Als gevolg daarvan kunnen beleggingsinstellingen die rechtstreeks beleggen in onroerende zaken gelegen in Nederland geen gebruik meer maken van het 0%-tarief in de vennootschapsbelasting. In het voorjaar van 2023 heeft hierover een internetconsultatie plaatsgevonden. Op Prinsjesdag 2023 is het definitieve voorstel gepubliceerd.

Verder worden de fiscale kwalificatieregels voor fondsen voor gemene rekening (fgr) en de voorwaarden voor het regime van de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) aangepast.

Andere maatregelen relevant voor de vastgoedsector zijn de fiscale kwalificatieregels van personenvennootschappen en de heffing van overdrachtsbelasting bij aandelentransacties waarbij de vennootschap zogenoemd nieuw vastgoed houdt. Daarnaast gaat ook in de inkomstenbelastingsfeer een (verdere) afschrijvingsbeperking op gebouwen in eigen gebruik gelden, overeenkomstig de al geldende bepalingen in de vennootschapsbelastingsfeer en wordt de bedrijfsopvolgingsregeling aanzienlijk versoberd.

Fiscale beleggingsinstelling (fbi)

Een fbi is onderworpen aan vennootschapsbelasting tegen een tarief van 0 procent. Om in aanmerking te komen voor de fbi-status, moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, waaronder aandeelhouders-, uitkerings-, financierings- en governancevereisten. Daarnaast mogen de activiteiten van de fbi slechts bestaan uit het beleggen van vermogen.

Onder de nieuwe regels, die per 1 januari 2025 in werking treden, kunnen beleggingsinstellingen niet langer het fbi-regime toepassen indien zij rechtstreeks beleggen in onroerende zaken gelegen in Nederland. Dergelijke beleggingsinstellingen zijn voortaan onderworpen aan het reguliere vennootschapsbelastingtarief van maximaal 25,8 procent. Fbi’s mogen nog wel indirect, via een (niet-transparante) deelneming, beleggen in Nederlands vastgoed. Rechtstreeks beleggen in vastgoed dat in het buitenland is gelegen, blijft toegestaan. De doelstelling van deze wetswijziging is te verzekeren dat over inkomsten uit Nederlandse onroerende zaken altijd Nederlandse vennootschapsbelasting wordt geheven, ook indien vanuit het buitenland via een fbi in Nederlands vastgoed wordt belegd. 

Anders dan was opgenomen in de internetconsultatie, blijft het nog steeds mogelijk dat een fbi zich bezighoudt met het besturen van een met de fbi verbonden vastgoedlichaam. Tevens is de zogenoemde financieringseis niet aangepast. De tot 1 januari 2025 geldende eis dat de financiering met vreemd vermogen niet hoger mag zijn dan 60 procent van de boekwaarde van het vastgoed, blijft onverminderd gelden voor de financiering van bijvoorbeeld directe beleggingen in buitenlands vastgoed. Voor andere beleggingen geldt dat de financiering met vreemd vermogen is beperkt tot ten hoogste 20 procent van de boekwaarde van die beleggingen.

Er geldt een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting om het mogelijk te maken een fbi te herstructureren in een fiscaal transparant fonds voor gemene rekening. Deze vrijstelling van overdrachtsbelasting geldt alleen in 2024 en is alleen bedoeld voor verwervingen van economische eigendom door de participanten in het fonds voor gemene rekening (verkrijging van juridisch eigendom is dus uitgesloten). Een dergelijke herstructurering is vooral een alternatief voor fbi’s waarvan de aandeelhouders deels bestaan uit subjectieve vrijgestelde lichamen zoals pensioenfondsen.

Om voor de tijdelijke vrijstelling in aanmerking te komen, is vereist dat:

  1. De economische eigendom wordt verkregen van een rechtspersoon die op het moment onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging van de economische eigendom kwalificeert als fbi en die op dat moment niet als zodanig had gekwalificeerd als de vastgoedmaatregel al in werking was getreden;
  2. De economische eigendom wordt verkregen in de vorm van een deelgerechtigdheid in een voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant lichaam waarin de rechtspersoon die economische eigendom had ingebracht; en
  3. De verkrijger in gelijke mate is gerechtigd tot het vermogen van het fiscaal transparante lichaam als hij was door middel van de aandelen in de fbi.

Bovendien is aanvullend een samentellingsregeling opgenomen, die kort gezegd heffing van overdrachtsbelasting verzekert ingeval een of meer verkrijgingen van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon binnen een tijdsbestek van twee jaren worden gevolgd door een of meer verkrijgingen van deelgerechtigdheid in een fiscaal transparant lichaam, na toepassing van de voornoemde tijdelijke vrijstelling, en die verkrijgingen ertoe leiden dat de verkrijger een belang van een derde of meer in de beleggingsinstelling verkrijgt. Er dient aangifte overdrachtsbelasting te worden gedaan waarin de tijdelijke vrijstelling wordt geclaimd.

Vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi)

Met ingang van 1 januari 2025 is de toegang tot het regime van Nederlandse Vrijgestelde Beleggingsinstellingen (vbi) beperkt tot gereguleerde vehikels op grond van de Wet op het Financieel Toezicht (Wft). Onder het regime van de Vrijgestelde Beleggingsinstellingen is beleggen in vastgoed al niet toegestaan, waardoor de impact van deze regels voor de vastgoedsector beperkt is.

Fonds voor gemene rekening (fgr)

Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fonds voor gemene rekening als fiscaal transparant kwalificeert. Doel is de transparantieregels voor Nederlandse beleggingsfondsen meer in overeenstemming te brengen met de internationale normen. Verder heeft de wetswijziging tot doel om de niet-transparante variant van het fgr te beperken tot fondsen die zich op een breed publiek richten. Vanaf 2025 zullen fondsen voor gemene rekening alleen als niet-transparant (en dus onderworpen aan vennootschapsbelasting) worden beschouwd als:

  1. het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft; en 
  2. de bewijzen van deelgerechtigdheid in het fonds verhandelbaar zijn, waarbij de bewijzen niet als verhandelbaar worden aangemerkt indien de vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds (inkoopvariant).

Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, zal het fgr als fiscaal transparant worden aangemerkt. Onder de bestaande regeling worden fondsen voor gemene rekening ook als niet-transparant aangemerkt indien een participant zijn participatie aan een ander kan overdragen zonder dat de unanieme toestemming van alle participanten is vereist. Deze categorie van vennootschapsbelastingplichtige fondsen komt dus te vervallen en zal met ingang van 2025 als fiscaal transparant worden aangemerkt.

Bij de statusovergang van niet-transparant naar transparant vindt een veronderstelde vervreemding van de activa en passiva van het fonds plaats en een veronderstelde vervreemding van de participaties door de participanten tegen de reële waarde. Eventuele daarmee samenhangende vervreemdingsresultaten zijn dan belast met vennootschapsbelasting bij het fonds en met vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting bij belastingplichtige participanten. Als overgangsrecht zijn in dit verband en onder voorwaarden drie extra faciliteiten ingevoerd:

  1. een doorschuiffaciliteit voor de fiscale claim die rust op de in het fgr aanwezige stille en fiscale reserves en goodwill. Deze faciliteit is alleen van toepassing als alle participanten onderworpen zijn aan de heffing van vennootschapsbelasting;
  2. een aandelenfusiefaciliteit indien deelnemingsrechten worden overgedragen aan een Nederlandse vennootschap in ruil voor aandelen, en 
  3. een tijdelijke en voorwaardelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting in verband met de onder 2 genoemde fusie voor participatiehouders. Er dient een aangifte overdrachtsbelasting te worden gedaan waarin de tijdelijke vrijstelling wordt geclaimd.

In de situatie waarin het voor het fgr niet mogelijk is om gebruik te maken van de doorschuiffaciliteit als genoemd onder 1, wordt de mogelijkheid geboden om de belastingschuld gespreid te betalen over een periode van ten hoogste tien jaar. Gedurende deze periode wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht..

Kwalificatieregels cv’s en buitenlandse rechtsvormen

De Nederlandse kwalificatieregels voor Nederlandse en buitenlandse personenvennootschappen zoals de commanditaire vennootschap wijzigen per 1 januari 2025. Het doel is om het aantal hybride mismatches in internationaal verband terug te dringen. De regels moeten met name resulteren in minder hybride mismatches als gevolg van de asymmetrische kwalificatie als belastingplichtig lichaam van entiteiten. Discrepanties in de fiscale kwalificatie van entiteiten tussen landen kunnen ertoe leiden dat inkomsten tweemaal worden belast (dat wil zeggen op het niveau van de entiteit en op het niveau van haar deelnemers) of helemaal niet worden belast.

Met de gewijzigde regels wordt het ‘unanieme toestemmingscriterium’ verlaten, omdat dit criterium de bron is van veel hybride mismatches. Op basis van het ‘unanieme toestemmingscriterium’ wordt een Nederlandse commanditaire vennootschap (cv) en personenvennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal voor de Nederlandse vennootschapsbelasting als niet-transparant beschouwd indien de toetreding of vervanging van commanditaire vennoten mogelijk is zonder toestemming van alle andere vennoten (zowel commanditaire als beherende vennoten). Cv’s en andere personenvennootschappen zijn onder de nieuwe regels altijd transparant en niet onderworpen aan de Nederlandse vennootschapsbelasting, noch aan de Nederlandse dividend- en bronbelasting. In plaats daarvan zijn de vennoten vanaf 1 januari 2025 onderworpen aan de Nederlandse (vennootschaps- of inkomsten)belasting voor hun aandeel in het resultaat van de cv of personenvennootschap. Deze kwalificatie geldt eveneens voor vergelijkbare buitenlandse personenvennootschappen. We verwijzen ook naar onze uitgebreide toelichting in ons Belastingnieuwsbericht ‘Wijziging kwalificatie open cv en buitenlandse rechtsvormen’.

Voor cv's, andere personenvennootschappen en vergelijkbare buitenlandse personenvennootschappen die voor 1 januari 2025 voor de Nederlandse vennootschapsbelasting als niet-transparant kwalificeren, leidt de verandering naar transparantie (door middel van fictie) tot de overdracht van hun bezittingen en schulden aan de vennoten tegen de waarde in het economische verkeer.

Als overgangsrecht worden in dit verband en onder voorwaarden drie extra faciliteiten ingevoerd:

  1. Een doorschuiffaciliteit waarbij de fiscale claim op de in de personenvennootschap aanwezige stille en fiscale reserves en goodwill wordt overgenomen door de vennoten die onderworpen zijn aan de heffing van vennootschapsbelasting zonder ervan te zijn vrijgesteld;
  2. Een aandelenfusiefaciliteit waarbij de vennoten de fiscale claim op hun aandeel in de niet transparante personenvennootschap kunnen doorschuiven naar een (nieuwe of bestaande) houdstervennootschap;
  3. Een doorschuiffaciliteit bij terbeschikkingstellingsituaties waarbij de vennoten de fiscale claim op het aan de Open cv of andere personenvennootschap ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel doorschuiven indien het vermogensbestanddeel feitelijk ongewijzigd wordt gebruikt in de onderneming waaruit de vennoot winst uit onderneming gaat genieten;

In de situatie waarin het voor de Open cv niet mogelijk is om gebruik te maken van de doorschuiffaciliteit als genoemd onder 1, wordt, onder voorwaarden, de mogelijkheid geboden om de belastingschuld gespreid te betalen over een periode van ten hoogste tien jaar. Gedurende deze periode wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht.

Toepassing van de aandelenfusiefaciliteit kan gevolgen hebben voor de heffing van overdrachtsbelasting. Hiervoor geldt, vergelijkbaar met de regels bij het fgr, een tijdelijke en voorwaardelijke vrijstelling. Wel dient aangifte overdrachtsbelasting te worden gedaan waarin de tijdelijke vrijstelling wordt geclaimd.

Het overgangsrecht treedt reeds per 1 januari 2024 in werking, zodat belastingplichtigen een jaar de tijd hebben om te anticiperen op de aanngenomen maatregelen.

Toerekening voor maatschap, vof, cv, fgr en vergelijkbare buitenlandse lichamen

Naast de wijziging van de kwalificatie van rechtsvormen wijzigt ook een voorschrift op grond waarvan bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten lasten van een fiscaal transparant lichaam rechtstreeks worden toegerekend aan de deelnemers. Op grond hiervan neemt de participant deze elementen afzonderlijk in aanmerking en niet de participatie in het lichaam als zodanig. Dit is vooral relevant voor de behandeling in box 3.

Afschrijvingsbeperking gebouwen in de inkomstenbelasting

Afschrijving op gebouwen is alleen mogelijk indien de boekwaarde hoger is dan de bodemwaarde van het gebouw. Voor de heffing van inkomstenbelasting is de bodemwaarde voor gebouwen die ter beschikking worden gesteld aan derden gelijk aan de WOZ-waarde en voor gebouwen in eigen gebruik 50 procent van de WOZ-waarde. Voor de heffing van vennootschapsbelasting is de bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik sinds 1 januari 2019 ook gelijk aan de WOZ-waarde. Dit geldt nu ook voor de heffing van inkomstenbelasting eveneens. Met deze wijziging geldt dus voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt een afschrijving tot maximaal de WOZ-waarde, ongeacht of het een gebouw ter belegging of in eigen gebruik is.

Met deze aanpassing wordt het onderscheid in afschrijvingsbeperking op gebouwen in de inkomsten- en vennootschapsbelastingsfeer weggenomen.

Aanpassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij aandelentransacties

De zogenoemde samenloopvrijstelling wijzigt voor de situatie dat aandelen in een zogenoemde ‘onroerendezaakrechtspersoon’ worden verkregen. Op basis van de huidige regeling geldt die vrijstelling indien de onroerende zaken die door de rechtspersoon worden gehouden, bestaan uit nieuw vastgoed voor de heffing van de btw. Indien de onroerende zaken worden gebruikt voor van btw vrijgestelde activiteiten kan btw worden bespaard door niet de onroerende zaken zelf, maar de aandelen in de rechtspersoon die de onroerende zaken houdt, over te dragen. De overdracht van aandelen is niet belast met btw en indien de onroerende zaken kwalificeren als nieuw voor de btw kan toch een vrijstelling van overdrachtsbelasting worden toegepast. Om deze besparing te voorkomen geldt met ingang van 1 januari 2025 de vrijstelling alleen nog maar bij aandelentransacties indien de onroerende zaken die door de rechtspersoon worden gehouden gedurende ten minste twee jaar na de verkrijging worden gebruikt voor activiteiten die voor ten minste 90 procent recht op aftrek van btw op kosten geven. In andere gevallen waarbij de gehouden onroerende zaken kwalificeren als nieuw voor de btw, is overdrachtsbelasting verschuldigd naar een tarief van 4 procent. Het tarief van 4 procent is gebaseerd op de ingeschatte besparing van btw bij een aandelentransactie. Er geldt een overgangsregeling inhoudende dat de huidige regeling nog tot 1 januari 2030 kan worden toegepast indien:

  • Partijen de verkrijging van de aandelen vóór 19 september 2023, 15:15 uur schriftelijk zijn overeengekomen;
  • De verkrijger uiterlijk voor 1 april 2024 om toepassing van de overgangsregeling heeft verzocht bij de belastingdienst, waarbij een kopie van de schriftelijke overeenkomst wordt bijgevoegd; en,
  • Het op het moment dat de overeenkomst werd gesloten aannemelijk was dat die overeenkomst niet hoofdzakelijk tot doel had om in aanmerking te komen voor de zogenoemde samenloopvrijstelling.

Bedrijfsopvolgingsregeling

Zoals aangekondigd in de Voorjaarsnota 2023 en in de reactie op het onderzoek naar de bedrijfsopvolgingsregeling, bevat het Belastingplan 2024 verschillende aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsregeling (“BOR”). Voor in het Belastingplan 2025 zijn meer aanpassingen aangekondigd, al zal daar naar verwachting een volgend kabinet over beslissen. Met deze aanpassingen versobert het kabinet de bedrijfsopvolgingsregeling op diverse punten en tegelijk neemt het enkele knelpunten weg door bepaalde voorwaarden te versoepelen.

Voor de vastgoedpraktijk is van belang dat aan derden verhuurd vastgoed vanaf 1 januari 2024 standaard aangemerkt wordt als beleggingsvermogen, zodat hierop niet de fiscale faciliteiten voor bedrijfsopvolging van toepassing zullen zijn. Aan derden ter beschikking gestelde onroerende zaken worden voor de BOR en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (“DSR”) standaard als beleggingsvermogen aangemerkt en komen dus niet in aanmerking voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.

Over aan derden verhuurd vastgoed bestaan ook nu al vaak moeilijke discussies met de Belastingdienst over de vraag of dit moet worden gekwalificeerd als ondernemingsvermogen (opvolgingsfaciliteiten) dan wel als beleggingsvermogen (geen opvolgingsfaciliteiten). Met het invoeren van deze maatregel wil het kabinet verdere langlopende discussies voorkomen. Het kabinet acht het niet bezwaarlijk voor de continuïteit van de onderneming als een gedeelte van het aan derden verhuurd vastgoed verkocht moet worden om inkomstenbelasting en schenk- of erfbelasting te voldoen. Kortdurende verhuur, zoals hotelkamers, cafés, restaurants, tennishallen, bowlingbanen en squashbanen, evenals kortdurende teeltpachtovereenkomsten vanwege vruchtwisselingen, vallen niet onder deze maatregel.

Voor het bepalen of sprake is van een aan derden verhuurd vastgoed wordt een dubbele toets geïntroduceerd: een ‘feitelijkgebruiktoets’ én een ‘oogmerktoets’. De dubbele toets houdt in dat onroerende zaken die ten tijde van schenking of vererving feitelijk ter beschikking zijn gesteld aan derden of wanneer ze daarvoor bestemd zijn, worden aangemerkt als beleggingsvermogen. De oogmerktoets is alleen relevant als er geen sprake is van verhuur aan derden op het moment van verkrijging door schenking of vererving.

Onroerende zaken die niet aan derden worden verhuurd maar in gebruik zijn voor de eigen bedrijfsuitoefening, vallen niet onder de aangenomen maatregel. Denk daarbij aan gebruik binnen het concern.

Wij verwijzen ook naar ons nieuwsbericht ‘Prinsjesdag 2023: aanpassingen in bedrijfsopvolgingsregeling’ voor een verdiepend overzicht van de wijzigingen in deze regeling.

Generieke renteaftrekbeperking (ATAD I)

Geen onderdeel van het Belastingplan, maar wel aangekondigd is dat per 1 januari 2025 de generieke renteaftrekbeperking (de zogenoemde ‘earnings strippingregels’) ten aanzien van vastgoedvennootschappen wordt gewijzigd. Onder het recht tot 1 januari 2024 zijn rentelasten voor de heffing van Nederlandse vennootschapsbelasting beperkt in aftrek voor zover de netto financieringslasten meer bedragen dan 1 miljoen euro of 20 procent van de EBITDA (gecorrigeerd voor belastingen). Door een vennootschap op te knippen in meerdere kleinere vennootschappen kan worden bereikt dat een groter bedrag aan rente aftrekbaar wordt onder de earningsstrippingmaatregel. Dan kan de franchise van 1 miljoen euro namelijk vaker worden toegepast. Met ingang van 1 januari 2025 geldt de drempel van 1 miljoen euro niet meer voor entiteiten die vastgoed bezitten dat wordt verhuurd (aan derden). Deze belastingplichtigen kunnen derhalve alleen nog de 20%-regel toepassen.

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Fbi

Investeert uw fbi’s momenteel direct in Nederlands onroerend goed? Dan wordt deze met ingang van 1 januari 2025 regulier belastingplichtig voor de heffing van vennootschapsbelasting. Om belastingheffing op fondsniveau te voorkomen zal uw vastgoed-fbi mogelijk wensen te herstructureren naar een fiscaal transparant fonds voor gemene rekening. De wetgever gaat hier ook vanuit en biedt om die reden een faciliteit in de overdrachtsbelasting om te voorkomen dat een dergelijke herstructurering leidt tot verschuldigdheid van overdrachtsbelasting. 

De faciliteit komt erop neer dat de verkrijging van economische eigendom door de participanten in het bij de herstructurering gevormde fgr van overdrachtsbelasting is vrijgesteld. De faciliteit gaat ervan uit dat de juridische eigendom achterblijft bij de rechtspersoon die thans de fbi is. Let wel op dat u tijdig herstructureert: deze vrijstelling is enkel van toepassing in 2024 en ziet specifiek op de herstructurering van een vastgoed-fbi die als gevolg van de wetswijziging de status zou verliezen.

Voor fbi’s die niet kunnen herstructureren naar een fgr, zoals beursgenoteerde fondsen, zullen de gevolgen aanzienlijk zijn omdat deze fondsen onderworpen zullen zijn aan het reguliere tarief van de vennootschapsbelasting.

Vbi

Omdat het onder het huidige regime van de vbi al niet mag worden belegd in onroerende zaken, is de impact van deze regels voor de vastgoedsector beperkt.

Fgr

De bedoeling van de wijziging van de kwalificatieregels van het fgr is mede om het niet-transparante fgr (ook wel genoemd ‘Open fgr’) te beperken tot beleggingsinstellingen die open staan voor een breed publiek. Tot 2025 kwalificeren ook fondsen waarvan de beleggers een besloten groep vormen zoals familiefondsen als belastingplichtig (niet-transparant) fgr op grond van het ‘unanieme toestemmingscriterium’. Geldt dit ook voor uw fonds? Weet dan dat deze fondsen vanaf 2025 niet meer als belastingplichtig zullen worden aangemerkt maar als fiscaal transparant. Deze fondsen en hun beleggers zullen de fiscale gevolgen van de gewijzigde kwalificatie in kaart moeten brengen en zo nodig moeten herstructureren, al dan niet gebruikmakend van de door de wetgever geboden overgangsfaciliteiten. Voor het fgr dat nu al als fiscaal transparant wordt aangemerkt, zullen de gevolgen naar verwachting beperkt zijn, tenzij het een beleggingsfonds is als bedoeld in artikel 1:1 Wet op het financiële toezicht. Deze fondsen zullen moeten beoordelen of ze onder gewijzigde criteria als fiscaal transparant blijven worden aangemerkt.

Kwalificatieregels cv’s en buitenlandse rechtsvormen

Als tot uw structuur niet-transparante personenvennootschappen (zoals de Open cv) of vergelijkbare buitenlandse personenvennootschappen behoren, zijn de nieuwe kwalificatieregels relevant. Onder de huidige regels kan een personenvennootschap als niet transparant worden aangemerkt. Een buitenlandse personenvennootschap zal in de regel ook als niet-transparant worden aangemerkt voor Nederlandse belastingdoeleinden omdat het buitenland het ‘unanieme toestemmingscriterium’ niet hanteert als criterium voor fiscale transparantie. Als gevolg van deze wijziging zullen alle Open cv’s alsmede andere niet- transparante (buitenlandse) personenvennootschappen met ingang van 2025 als fiscaal transparant worden aangemerkt. In beginsel betekent dit voor u dat bij de personenvennootschap eindafrekening zal plaatsvinden in de heffing van vennootschapsbelasting, bijvoorbeeld over de stille reserves begrepen in door de personenvennootschap gehouden onroerende zaken. Ter voorkoming hiervan is een doorschuifregeling beschikbaar, maar die kan alleen worden toegepast als alle vennoten onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting. Indien in uw geval ook een natuurlijk persoon vennoot is, is de doorschuifregeling niet van toepassing. Voor die situaties bestaat de mogelijkheid dat de natuurlijk persoon in 2024 het belang in de personenvennootschap eerst inbrengt in een BV. Voor deze inbreng is een speciale tijdelijke aandelenfusiefaciliteit in de inkomstenbelasting en de overdrachtsbelasting beschikbaar. Indien na deze inbreng alle vennoten zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting, kan ter zake van de statuswijziging van de personenvennootschap de doorschuiffaciliteit in de vennootschapsbelasting worden toegepast. Op deze wijze kunt u een Open cv structuur fiscaal neutraal herstructureren naar een bv structuur.

Ook vergelijkbare buitenlandse personenvennootschappen zullen vanaf 2025 als fiscaal transparant worden aangemerkt. Dit betekent dat deze personenvennootschappen, voor zover ze binnenlands inkomen genieten, niet meer onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting. Het vermogen en resultaat zal voor Nederlandse fiscale doeleinden naar rato worden toegerekend aan de vennoten van de personenvennootschap. Een buitenlandse personenvennootschap zal vanaf 2025 ook niet meer als opbrengstgerechtigde voor de dividendbelasting of bronbelasting worden aangemerkt.

Buitenlandse personenvennootschappen die onder de huidige Nederlandse transparantieregels als niet-transparant kwalificeren, met een kwalificerend belang in een Nederlandse vennootschap, kunnen in 2024 nog te maken krijgen met een conditionele bronbelasting op dividend op grond van de zogenaamde hybridebepaling in de Wet Bronbelasting 2021. De Wet bronbelasting 2021 is met ingang van 2024 uitgebreid met een bronbelasting op dividend.

Deze samenloop van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen en de Wet Bronbelasting 2021 is onbedoeld. De laatstgenoemde wet bevat een bepaling op grond waarvan hybride lichamen (zoals de open cv of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam) worden aangemerkt als belastingplichtigen voor de Wet bronbelasting 2021. Op grond van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen komt de open cv te vervallen per 1 januari 2025 (en niet, zoals de wetgever had bedoeld, per 1 januari 2024). Als gevolg van beide maatregelen kan het in voorkomende gevallen gebeuren dat gedurende een periode van één jaar – 2024 – op grond van de Wet bronbelasting 2021 dividendbelasting kan worden geheven wanneer een open cv (of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam) in Nederland anders (namelijk als niet-transparant) wordt gekwalificeerd dan in het buitenland (namelijk als transparant).  

De nota van wijziging bij de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen komt tegemoet aan deze onbedoelde samenloop. De aangenomen maatregel van de nota van wijziging, voorziet voor het jaar 2024 in een overgangsmaatregel voor open cv’s (of daarmee vergelijkbare buitenlandse lichamen) die op grond van de bepaling voor hybride lichamen in de Wet bronbelasting 2021 in 2024 belastingplichtig worden voor de dividendbelasting. De overgangsmaatregel houdt in dat de open cv (of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam) in 2024 de facto als transparant wordt aangemerkt voor de toepassing van de Wet bronbelasting 2021 ter zake van dividenden. Voor dividenden geldt dan dat niet de open cv (of het daarmee vergelijkbare buitenlandse lichaam) als zodanig, maar elke achterliggende gerechtigde die daar een belang in heeft – naar rato van diens gerechtigdheid – wordt aangemerkt als de gerechtigde tot die dividenden.

Bedrijfsopvolgingsregeling

U krijgt te maken met aanzienlijke aanpassingen van de huidige bedrijfsopvolgingsregeling. Zo wordt aan derden verhuurd vastgoed vanaf 1 januari 2024 standaard aangemerkt als beleggingsvermogen, zodat hierop niet de fiscale faciliteiten voor bedrijfsopvolging van toepassing zullen zijn.

Generieke renteaftrekbeperking (ATAD I)

De aangenomen wijziging zal aanzienlijke gevolgen hebben voor de vastgoedsector. Voor entiteiten die beleggen in onroerende zaken die (aan derden) worden verhuurd, zal de drempel van 1 miljoen euro niet langer kunnen worden toegepast, waardoor de totale belastingdruk voor deze entiteiten vanaf 1 januari 2025 zal stijgen.

Aanpassing samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting bij aandelentransacties

De verwachting is dat de huidige voordelen bij aandelentransacties waarbij nieuw vastgoed voor de btw wordt gehouden door de rechtspersoon per 1 januari 2025 de facto niet meer zullen leiden tot een btw-besparing door (compenserende) heffing van overdrachtsbelasting. Daarnaast wordt van belang in hoeverre de door de rechtspersoon gehouden onroerende zaken worden gebruikt voor activiteiten die recht geven op aftrek van btw. Voor overeenkomsten betreffende aandelentransacties die zijn gesloten vóór 19 september 2023, 15:15 uur, kan de huidige regeling onder voorwaarden van toepassing blijven. Belangrijk hierbij is dat vóór 1 april 2024 om toepassing van die overgangsregeling moet worden verzocht.

Contact us

Jeroen Elink Schuurman

Jeroen Elink Schuurman

Global Real Estate Tax Leader, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 398 48 10

Serge de Lange

Serge de Lange

Industry Leader Real Estate and Tax Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 368 66 60

Matthijs Vogel

Matthijs Vogel

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 351 50 55

Clarinca van Veelen

Clarinca van Veelen

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 229 49 69

Volg ons