Dit artikel is gebaseerd op de informatie zoals deze op 1 maart 2021 bekend was.
De aangifte inkomstenbelasting 2020 staat voor iedereen weer klaar. De Belastingdienst heeft een groot deel van de gegevens al voor u ingevuld, maar er zijn altijd een aantal zaken om goed op te letten. Op BNR geeft Pjotr Anthoni van het PwC Knowledge Centre een aantal aandachtspunten: BNR Nieuwsradio.
Hierna kunt u deze en andere aandachtspunten rustig teruglezen.
Als u na het luisteren en lezen vragen hebt over uw aangifte inkomstenbelasting, dan kunnen wij u mogelijk op weg helpen via onze Covid-19 Helpdesk. In deze tijd kunt u geraakt zijn door de corona-crisis, PwC wil u dan houvast bieden. Met deze helpdesk staan wij voor u klaar om u op weg te helpen bij uw meest urgente vragen. Kosteloos.
U moet voor 1 mei 2021 aangifte doen. Doet u vóór 1 april 2021 aangifte, dan krijgt u vóór 1 juli 2021 bericht (zie ook de Belastingdienst-website). Dit is met name handig als u geld terug verwacht. Overweeg om de aangifte in de tweede helft maart te doen, de Belastingdienst wil in de eerste weken nog wel eens foutjes in het aangifteprogramma ontdekken en herstellen. U kunt ook uitstel krijgen voor het doen van aangifte tot 1 november 2021, dat moet u dan voor 1 mei 2021 aanvragen.
Tot en met 2025 kunt u belasting terugvragen als u een belastingvoordeel uit eerdere jaren over het hoofd hebt gezien. Doe daarvoor een verzoek tot vermindering.
Loop uw vooringevulde aangifte kritisch na - vooral als u succesvol bezwaar hebt gemaakt tegen de WOZ-waarde van uw woning - en let erop dat u bijvoorbeeld uw giften en zorgkosten zelf moet toevoegen.
Speel met de functie van toerekening van box 3-vermogen en aftrekposten. Die toerekeningsfunctie vindt u aan het einde van uw aangifte inkomstenbelasting.
Fiscale partners kunnen in hun aangifte 2020 het gezamenlijke box 3-vermogen (na aftrek van het gezamenlijke heffingsvrije vermogen van 61.692 euro) aan elkaar toerekenen. Door gebruik te maken van deze mogelijkheid om vermogen aan elkaar toe te rekenen, kunt u een voordeel in box 3 behalen. Daarbij moet u wel rekening houden met andere (fiscale) regelingen, waaronder de gevolgen voor de heffingskortingen. Het peilmoment voor uw box 3-vermogen in 2020 is 1 januari 2020.
Voor 2021 verandert box 3 overigens weer iets. Het belastingtarief voor 2020 is 30 procent en gaat in 2021 omhoog naar 31 procent. Het heffingsvrije vermogen per persoon bedraagt vanaf 1 januari 2021 50.000 euro (in 2020: 30.846 euro). Lees hierover ook Box 3: heden en toekomst.
Voorheen was het fiscaal altijd het meest gunstig om aftrek in verband met de eigen woning toe te rekenen aan de meest verdienende partner. Doordat de aftrek van hypotheekrente stapsgewijs wordt beperkt, ligt dat nu anders. In 2020 mag hypotheekrente in box 1 maximaal worden afgetrokken tegen 46 procent en dat percentage gaat elk jaar met 3 procent omlaag (dus in 2021 tegen 43%) tot 37,05 procent in 2023. Daardoor kan het lonen om het inkomen uit eigen woning toe te rekenen aan de minstverdienende partner.
De beperking van de hypotheekrenteaftrek is vormgegeven als een bijtelling die helemaal aan het einde van de berekening wordt opgeteld bij de te betalen belasting. Dus wanneer de inkomstenbelasting box 1 is berekend, krijgt u vervolgens een bijtelling als de aftrekbare hypotheekrente per saldo tegen een hoger tarief dan 46 procent is afgetrokken. Als deze tegen het hoogste tarief van 49,5 procent is afgetrokken, dan wordt er 3,5 procent bijgeteld bij uw verschuldigde belasting.
Als de meestverdienende partner in de hoogste schijf valt en de minstverdienende partner een schijf daaronder, dan wordt het toerekenen interessant omdat niet alleen de hypotheekrenteaftrek vrij toerekenbaar is tussen partners, maar het hele pakketje van inkomen uit eigen woning. Dat pakketje bestaat uit de bijtelling van het eigenwoningforfait, de inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning en de hypotheekrenteaftrek. De beperking, c.q. de bijtelling van de hypotheekrenteaftrek wordt als allerlaatste toegepast, dus de toerekening vindt eerst plaats en vervolgens komt de stap of moet worden bijgeteld. Als het saldo van het inkomen uit eigen woning bijvoorbeeld 0 is, dan leidt toerekening aan de meestverdienende partner tot een bijtelling van 3,5 procent van de hypotheekrenteaftrek. Bij toerekening aan de minstverdienende partner leidt dat niet tot een bijtelling.
Inkomsten verhuur woning: U moet 70 procent van de inkomsten uit tijdelijke verhuur aangeven. Denk dan aan verhuur voor een weekend of tijdens uw vakantie. De inkomsten mag u verminderen met kosten die direct met de verhuur samenhangen. Tijdelijke verhuur heeft geen gevolgen voor de hypotheekrenteaftrek, tenzij het gaat om een leegstaande eigen woning die te koop staat. Als de eigen woning tijdelijk wordt verhuurd, heeft dat mogelijk gevolgen voor de btw (kortstondige verhuur is btw belast) en toeristenbelasting. Daarnaast kan lokale regelgeving in uw gemeente van toepassing zijn. Ten slotte is het raadzaam om bij uw (opstal)verzekeraar en uw hypotheekverstrekker na te gaan of de tijdelijke verhuur niet in strijd is met de daarvoor geldende voorwaarden.
Verhuur van andere spullen: als u winst maakt, dan moet u dit aangeven in box 1 als u er relatief veel activiteiten voor verricht of u moet de waarde van de spullen opnemen in box 3 als u weinig tot niets voor de verhuur doet. Het verschil is of u een (IB-) ondernemer bent of niet.
Verhuur waarbij alleen de eigen kosten worden gedekt hoeft u niet aan te geven.
Verkoop van spullen: of u opbrengst uit de verkoop van spullen aan moet geven, hangt af van hoe vaak u spullen verkoopt en of u er redelijkerwijs winst mee kunt behalen en dat ook uw bedoeling is. Zonder een dergelijk winstoogmerk, hoeft u de opbrengst niet op te geven. Als u maar af en toe wat verkoopt ook niet. Dus in feite alleen als u met enige geregeldheid spullen verkoopt.
Let op! Door verkoop of verhuur van spullen kunt u ook btw-ondernemer worden. En iemand is sneller btw-ondernemer dan IB-ondernemer of IB-resultaatgenieter. Voor de inkomstenbelasting moet u namelijk daadwerkelijk winst maken of daar in ieder geval uitzicht op hebben. Voor de btw maakt het niet uit of u winst beoogt of maakt en kan het maken van omzet al voldoende zijn. Als u meer dan incidenteel, zeg meer dan één of twee keer per jaar, bijvoorbeeld gereedschap verhuurt, kunt u al btw-ondernemer zijn.
Een lening voor de eigen woning die u na 2012 bent aangegaan moet annuïtair worden afgelost, anders is de hypotheekrente niet aftrekbaar. In dat geval verhuist de lening in principe naar box 3 omdat deze niet meer kwalificeert als eigenwoninglening.
Vanwege de coronacrisis kunt u een betaalpauze overeenkomen met de geldverstrekker, meestal de bank. Als voor leningen met een aflossingsverplichting op 31 december 2020 een betalingsachterstand is opgelopen door een overeengekomen betaalpauze, dan hoeft dat niet in de weg te staan aan de uiteindelijke aftrekbaarheid van de rente. Als de betalingsachterstand uiterlijk 31 december 2021 is ingelopen of als is afgesproken dat vanaf 1 januari 2022 een met de bank afgesproken aflossingsschema start, dan blijft de rente uiteindelijk aftrekbaar. Echter, de rente is pas aftrekbaar wanneer die daadwerkelijk is betaald. Dus als rente over 2020 in 2021 wordt betaald, dan is die in 2021 aftrekbaar.
Om het nog iets complexer te maken, dat kan anders zijn wanneer uw hypotheekrente in 2020 rentedragend is geworden. Dat hangt dus af van uw concrete afspraken met uw financier. Zorg ervoor dat als u een afspraak hebt met uw hypotheekverstrekker, u goed nagaat hoe u dit juist kunt verwerken in de aangifte.
Een betaalpauze is overigens ook mogelijk voor een lening die is aangegaan bij de eigen bv of een familielid. Voor een lening van anderen dan banken en verzekeraars gelden sowieso aanvullende voorwaarden zoals het moeten registreren van de leningsovereenkomst.
Voor werknemers die in een ander land werken dan waar ze wonen kan het thuiswerken vanwege de coronacrisis gevolgen hebben op de belasting- en sociale zekerheidspositie en op de werkgeversverplichtingen. Er zijn bijvoorbeeld met België en Duitsland overeenkomsten met een voorwaardelijk keuzerecht om voor thuiswerkdagen in het woonland dan wel het gebruikelijke werkland belast te worden. Deze keuze kunt u bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2020 maken.
Als u in een ander land werkt dan waar u woont en u bent vanuit huis gaan werken, dan is het belangrijk om goed te kijken wat daarvan de gevolgen zijn en of er misschien bij de aangifte een keuze moet worden gemaakt.
Als u in 2020 een opleiding of studie hebt gevolgd, dan zijn de kosten daarvan in 2020 (en ook in 2021) nog aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. De persoonsgebonden aftrekpost voor scholingsuitgaven vervalt vanaf 1 januari 2022 en wordt dan vervangen door een subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt.
Contante giften kunt u in de aangifte van 2020 voor het laatst in aftrek brengen in box 1, want vanaf 2021 komen ze niet meer in aanmerking voor de giftenaftrek. Dus geven aan goede doelen met een anbi-status via collectes aan de deur of in de kerk komen vanaf dit jaar niet meer in aanmerking voor aftrek. Giften kunnen dan voortaan beter worden overgemaakt via de bank en met behulp van een ‘geefplan’. Zo geldt voor eenmalige giften ook een drempel (€ 60 of 1% van het verzamelinkomen) en een maximum (10% van het verzamelinkomen), die voor periodieke giften niet geldt. Een kwalificerende gift kan in 2020 in aftrek worden gebracht in box 1 tegen 46 procent. Dit percentage gaat elk jaar met 3 procent omlaag (dus in 2021 tegen 43%) tot 37,05 procent in 2023.
Giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) die is aangewezen als culturele instelling (denk aan musea) mag u met 1,25 vermenigvuldigen voor de giftenaftrek inkomstenbelasting, met een maximum van 1.250 euro.
Controleer na uw aangifte ook gelijk uw toeslagen op toeslagen.nl. In uw aangifte vindt u uw verzamelinkomen of toetsinkomen terug, dat is het bedrag dat ook voor het vaststellen van uw toeslagen wordt gebruikt.
U kunt tot en met 30 juni 2021 bijzonder uitstel van betaling aanvragen als u door corona in betalingsproblemen bent gekomen of voorziet dat u in betalingsproblemen gaat komen. U kunt het betalingsuitstel online aanvragen op de website van de Belastingdienst: Bijzonder uitstel van betaling vanwege coronacrisis. Als u vóór 1 april 2021 uw aangifte inkomstenbelasting doet, krijgt u vóór 1 juli 2021 uw aanslag inkomstenbelasting en kunt u daarvoor zo nodig nog bijzonder uitstel aanvragen.
Om de gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers te verzachten, bestaat de mogelijkheid om bijzonder uitstel van betaling aan te vragen wanneer een ondernemer betalingsproblemen heeft door de coronacrisis. Dat is onder meer van toepassing op alle aanslagen inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting (btw) en loonbelasting en kan online op de website van de Belastingdienst worden aangevraagd.
De belastingen waarvoor het bijzonder uitstel is gekregen, moet in principe vanaf 1 oktober 2021 in 36 maandelijkse termijnen tot 1 oktober 2024 worden terugbetaald.
De Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is op dit moment onderhanden bij de Tweede Kamer. De strekking van de wet is dat schulden van een dga en diens partner aan de eigen bv voor zover die meer bedragen dan 500.000 euro, vanaf 2023 worden belast in box 2 als dividenduitkering tegen het tarief van 26,9 procent. Datzelfde geldt voor schulden van bloed- en aanverwanten. Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden worden uitgezonderd van deze maatregel.
Er zijn onlangs kritische vragen gesteld door VVD en CDA of het wetsvoorstel wel proportioneel is en zelfs of het überhaupt nodig is. De Raad van State was daar ook kritisch over en er is maar weinig met die kritiek gedaan.
Toch is het aan te raden om bijvoorbeeld de rekening/courant positie met de eigen bv kritisch in de gaten te houden en waar mogelijk gedeeltelijk af te lossen. Omdat het eerste toetsmoment 31 december 2023 zou zijn, hebt u tot dat moment daarvoor de tijd. Daarnaast is het ook heel belangrijk om kritisch te toetsen of andere leningen van de eigen bv voldoende zakelijk zijn vormgegeven. Het kan daarbij geen kwaad om leningsposities met de eigen bv waar mogelijk terug te brengen, met het oog op de ontwikkelingen van de Wet excessief lenen.
Pjotr Anthoni
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 091 73 45
Mitra Tydeman
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 024 66 06