
10/12/24
In een recent gepubliceerde uitspraak heeft het Gerechtshof in Amsterdam geoordeeld dat een Oekraïense werknemer niet in aanmerking komt voor de toepassing van de 30%-regeling. Deze uitspraak wijkt af van de eerdere beslissing van de rechtbank, die het verzoek om toepassing van de 30%-regeling had toegewezen. De inspecteur stelde dat de werknemer niet kwalificeerde, omdat bij aanvang van de tewerkstelling in Nederland de werknemer al fiscaal inwoner was van Nederland.
De werknemer met Oekraïense nationaliteit vluchtte in maart 2022 samen met zijn gezin naar Nederland vanwege de oorlog in Oekraïne. Op basis van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming verkreeg hij een tijdelijk verblijfsrecht in Nederland, dat daarna werd verlengd.
Sinds zijn aankomst heeft de werknemer zich ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en een Burgerservice Nummer (BSN) ontvangen. Gedurende april tot en met augustus 2022 werkte hij als bemanningslid op een schip onder Liberiaanse vlag in internationale wateren. Op 1 september 2022 tekende de werknemer een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden met zijn werkgever en begon in oktober 2022 met zijn werkzaamheden. De werknemer en zijn werkgever verzochten om toepassing van de 30%-regeling.
Het geschil betrof de vraag of de werknemer kon worden aangemerkt als ingekomen werknemer en recht had op de 30%-regeling. De werknemer en zijn werkgever voerden aan dat de reden van de migratie, in dit geval de uitgebroken oorlog in Oekraïne, niet van doorslaggevend belang is voor het recht op toepassing van de 30%-regeling. Bovendien stelden zij dat er geen sprake was van verblijf, aangezien de werknemer van april tot augustus 2022 op een schip in internationale wateren werkte.
Het Gerechtshof beoordeelde vervolgens of de werknemer buiten Nederland woonde op het moment van ondertekening van de arbeidsovereenkomst (1 september 2022). Waar iemand woont, wordt beoordeeld op basis van alle omstandigheden. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad is men belastingplichtig in Nederland als er een duurzame persoonlijke band met Nederland is. Deze band hoeft niet sterker te zijn dan met enig ander land, waardoor het mogelijk is dat iemand zowel in Nederland als in een ander land woont. Naar het oordeel van het Gerechtshof had de werknemer op 1 september 2022 een duurzame persoonlijke band met Nederland, aangezien hij en zijn gezin sinds maart 2022 in Nederland woonden en hun kinderen een Nederlandse school bezochten. Het feit dat de werknemer van april tot augustus op een schip in internationale wateren werkte, is, gezien de aanwezigheid van zijn gezin in Nederland gedurende die periode, onvoldoende om de afwezigheid van een persoonlijke band aannemelijk te maken.
De uitspraak van het Gerechtshof in Amsterdam kan van belang zijn voor uw buitenlandse werknemers. Het Gerechtshof bevestigt dat werknemers niet in aanmerking komen voor de toepassing van de 30%-regeling als zij een persoonlijke band met Nederland hebben op het moment van aanwerving. In dergelijke gevallen, zoals een Oekraïense vluchteling die vanwege de oorlog uit Oekraïne is gevlucht en later werk vindt in Nederland, komen zij over het algemeen niet in aanmerking voor de 30%-regeling. Echter, alle omstandigheden van de situatie van het individu moeten altijd in overweging worden genomen, aangezien specifieke omstandigheden de uitkomst kunnen veranderen.
Helaas heeft het Hof geen antwoord gegeven op de vraag of de reden van immigratie naar Nederland van belang is voor de vraag of een werknemer kwalificeert als ingekomen werknemer.