28/03/25
Op 27 maart 2025 heeft de staatssecretaris van Financiën een Kamerbrief gestuurd over de voortgang van werken met en als zelfstandigen. Daarin kondigt hij aan dat de Wet VBAR (Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden) wordt aangepast naar aanleiding van de recente Uber-zaak (21 februari 2025).
De Wet DBA volgde in 2016 de oude VAR op en moest duidelijk maken wanneer iemand echt als zzp’er werkt en wanneer sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. In de praktijk ontstond er echter veel onduidelijkheid, mede omdat de Belastingdienst jarenlang vanwege het handhavingsmoratorium niet kon handhaven. Sinds 1 januari 2025 is dat veranderd: de Belastingdienst handhaaft weer en kan met terugwerkende kracht naheffingen opleggen tot 1 januari 2025.
Ondertussen heeft de Hoge Raad verschillende arresten gewezen die de bestaande regelgeving op dit onderwerp verder duiden en aanscherpen. In het Deliveroo-Arrest (2023) werd de holistische aanpak toegelicht. In het Uber-arrest (21 februari 2025) bleek vervolgens dat ‘extern ondernemerschap’ (de mate waarin iemand óók buiten de opdracht actief is als ondernemer) even zwaar weegt als de andere ‘holistische’ criteria, en dat er geen vaste rangorde bestaat.
In het huidige wetsvoorstel Wet VBAR wordt het extern ondernemerschap enkel betrokken in de beoordeling van de arbeidsrelatie wanneer er geen eenduidige afweging te maken is tussen kenmerken van een arbeidsrelatie enerzijds en kenmerken van zelfstandigheid anderzijds. Het ondernemerschap werkt dan als een soort van tie-breaker om uitsluitsel van de arbeidsrelatie te geven.
In de Uber-zaak heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de rol van extern ondernemerschap bij het kwalificeren van een arbeidsrelatie. De Hoge Raad heeft hierbij aangegeven dat er geen rangorde geldt in het wegen van de omstandigheden en de holistische benadering van de Deliveroo-zaak bevestigd. Deze uitspraak wijkt daarmee af van het huidige wetsvoorstel VBAR en de rol van het extern ondernemerschap daarin. Het kabinet geeft nu aan het wetsvoorstel hierop aan te passen.
Met de aanpassingen in het wetsvoorstel Wet VBAR codificeert het kabinet de jurisprudentie wat leidt tot een eenduidigere beoordeling. Ook komen ze met de aanpassing tegemoet aan signalen uit de politiek en maatschappij dat de rol van het extern ondernemerschap te beperkt in het eerdere wetsvoorstel is opgenomen. Wel geeft het kabinet aan dat de beoordeling van een arbeidsrelatie complexer wordt, doordat de opdrachtgever vaak niet beschikt over informatie over de opdrachtnemer buiten de opdracht. Op dit moment is nog niet bekend welke gegevens van extern ondernemerschap van belang zullen zijn. Ook zullen de handhavings- en uitvoeringsinstanties moeten beoordelen wat deze aanpassing voor de uitvoerbaarheid betekent.
De Wet VBAR heeft als mijlpaal 1 januari 2026 voor inwerkingtreding en publicatie. Door deze wijziging blijft 1 januari 2026 mogelijk, al wordt aangegeven dat het tijdpad zeer krap is. Naar verwachting wordt het gewijzigde wetsvoorstel Wet VBAR voor de zomer bij de Tweede Kamer ingediend.
Ondanks dat de aanpassingen in het wetsvoorstel Wet VBAR nog niet zijn gepubliceerd, wordt nu duidelijk dat dat regime – grotendeels – overeenstemt met de actuele jurisprudentie. U kunt de arbeidsrelaties van uw opdrachtnemers (zzp-ers) hierdoor nog beter toekomstbestendig analyseren. Doordat gegevens van extern ondernemerschap hierbij moeten worden meegewogen kan de beoordeling van de arbeidsrelatie per geval anders uitpakken. Met de opheffing van het handhavingsmoratorium sinds 1 januari 2025, en de nu aangegeven richting van de wetgever kunt u aan de slag.