08/02/22
De Staatssecretaris van Financiën heeft in een nieuw besluit van 25 januari 2022 het beleid voor de allocatie van belastingheffing van ontslagvergoedingen in grensoverschrijdende situaties gewijzigd. Deze wijziging gaat per omgaande in. Dat betekent dat voortaan de hoofdregel is dat een ontslagvergoeding internationaal in principe zal worden belast op basis van het gehele arbeidsverleden bij de werkgever, tenzij dat door omstandigheden niet mogelijk is.
Wellicht hebben uw werknemers in het verleden internationaal gewerkt, of doen zij dat nog steeds en krijgen zij mogelijk in de toekomst bij het beëindigen van hun dienstverband een ontslagvergoeding. Hoe moet het heffingsrecht en de inhoudingsplicht van u als werkgever dan verdeeld worden over de diverse landen waarin de werknemer gewerkt heeft? Deze vraag is de afgelopen decennia al verschillende keren aan bod gekomen.
Nederland sloot voor de toerekening van de belastingheffing van ontslagvergoedingen in grensoverschrijdende situaties als hoofdregel aan bij de twaalfmaandenrichtlijn (beleidsbesluit van 23 april 2015), zoals deze is geformuleerd in het OESO-commentaar bij artikel 15 van het OESO-modelverdrag. Hierbij werd gekeken naar het heffingsrecht voor het reguliere loon gedurende de laatste twaalf maanden van de dienstbetrekking. Dit was echter niet de hoofdregel van verschillende verdragspartners zoals Duitsland. Dit verschil in toerekening kon leiden tot situaties van dubbele heffing of dubbele niet-heffing.
Door de ontstane situatie, heeft de Staatssecretaris daarom besloten om per 5 februari 2022 aan te sluiten bij de interpretatie van deze verdragspartners. Per 5 februari 2022 is het nieuwe beleid van de Staatssecretaris voor de allocatie in internationaal verband van een ontslagvergoeding, als volgt:
Er wordt voortaan gekeken naar (doorgaans het volledige) verloop van de dienstbetrekking waarop de hoogte van de ontslagvergoeding is gebaseerd;
De twaalf maanden regeling wordt pas van toepassing als niet het (volledige) (internationale) arbeidsverleden bij de werkgever achterhaald kan worden en de juiste toerekening ook niet op een andere wijze in redelijkheid kan worden benaderd;
Of een ander land daadwerkelijk mag heffen wordt bepaald aan de hand van de individuele belastingpositie gedurende de referentieperiode.
De Staatssecretaris heeft twee voorbeelden opgenomen in het besluit:
Heeft u te maken met een ontslagvergoeding die is betaald (genoten) vóór 5 februari 2022 en staat de aanslag inkomstenbelasting op 5 februari 2022 nog niet onherroepelijk vast? Dan zou u de hierboven beschreven uitleg kunnen toepassen, maar dan moet u (op verzoek van de inspecteur) wel kunnen aantonen dat dit niet leidt tot een (gedeeltelijke) dubbele niet-heffing. Voor ontslagvergoedingen betaald vanaf 5 februari 2022 kan het nieuwe besluit zonder voorwaarden worden toegepast.
Komt u desondanks toch in aanraking met dubbele heffing over de ontslagvergoeding van een werknemer met een internationaal arbeidsverleden? Neem dan contact op met uw PwC-adviseur. Wederom geeft de Staatssecretaris aan dat in zulke situaties Nederland op verzoek in een onderlinge overlegprocedure zal treden op basis van het OESO-commentaar. Echter zijn dit soort procedures vaak lang. Wij helpen u graag met het bepalen van de beste aanpak.
De afspraken over fiscaliteit en sociale zekerheid voor grenswerkers gelden voorlopig ook in 2022. Er wordt gekeken naar afspraken voor de toekomst.
De Belastingdienst heeft op 4 februari 2022 het massaalbezwaar box 3 gegrond verklaard, maar het is nog onduidelijk wie, hoeveel en wanneer geld terugkrijgt.
UPDATE: Het aangenomen Belastingplan 2022 kan een tax accounting impact hebben met gevolgen voor de jaarrekening onder IFRS of RJ.