Dienstbetrekking aanwezig ondanks vrijheden fietskoeriers

28/03/23

Lange tijd werd uitgekeken naar het oordeel van de Hoge Raad over de vraag of het begrip ‘dienstbetrekking’ wellicht wat anders moet worden ingevuld. Aanleiding is dat de huidige arbeidsmarkt inmiddels andere varianten van arbeid kent, zoals platformarbeid, en dat het aantal zelfstandigen enorm is toegenomen. Het is een maatschappelijke discussie geworden en met de Wet DBA bezint het kabinet zich al sinds 2016 over hoe dit moet worden vormgegeven.

Het algemene gevoel was dat de Hoge Raad hierbij zou kunnen helpen door richting te geven aan een moderne invulling van het begrip dienstbetrekking. Zo was ook bepleit door advocaat-generaal De Bock in haar conclusie bij dit arrest. De Hoge Raad wijst dit echter nadrukkelijk van de hand. Omdat zowel de Nederlandse als de Europese wetgever zich met dit onderwerp bezighouden, ziet de Hoge Raad geen aanleiding om nu zelf invulling te geven aan deze rechtsontwikkeling. Vervolgens legt de Hoge Raad uitvoerig uit hoe de situatie van de fietskoeriers op basis van de huidige regelgeving kan worden afgedaan. De conclusie is dat zij in dienstbetrekking werkzaam waren.

Vrouw neemt pakket aan van pakketbezorger

De zaak in het kort

De fietskoeriers van Deliveroo werken op basis van overeenkomsten die werden getypeerd als overeenkomst van opdracht. De FNV was van mening dat deze classificatie niet klopte en dat er sprake was van schijnzelfstandigheid: er zou in de praktijk sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Deliveroo bracht hier onder andere tegenin dat de koeriers zich vrijelijk kunnen laten vervangen en dat ze de vrijheid hebben om zelf te kiezen al dan niet te werken. Dit zijn twee elementen die het karakter van een arbeidsovereenkomst zouden kunnen doorbreken.

De Hoge Raad oordeelt echter dat deze vrijheden niet principieel een dienstbetrekking in de weg staan. Zij moeten echter in de context van alle omstandigheden worden bezien. In onderhavige situatie wegen de aspecten die wél op een dienstbetrekking wijzen zwaarder dan de vrijheden die minder op een dienstbetrekking wijzen. Er is dus sprake van een dienstbetrekking.

Wat betekent dit voor u?

De uitspraak van de Hoge Raad heeft mogelijk ook gevolgen voor uw organisatie. Zo oordeelt de Hoge Raad dat naar alle omstandigheden van het geval gekeken moet worden om te bepalen of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Daarbij kan onder andere worden gekeken naar zaken als de aard en duur van de werkzaamheden, en de manier waarop zaken als werkwijzen en beloning worden bepaald. De door advocaat-generaal de Bock en het kabinet genoemde factoren van ‘inbedding in de organisatie van de opdrachtgever’ en ‘ondernemerschap van de opdrachtnemer’ zijn volgens de Hoge Raad weliswaar onderdeel van de in aanmerking te nemen omstandigheden, maar nemen daarbij geen bijzondere positie in. 

De Hoge Raad geeft expliciet aan dat wanneer een of meerdere voorwaarden voor een arbeidsrelatie - zoals vermeld in artikel 7:610 BW: arbeid, loon, gezag - op enkele punten gericht worden doorbroken, dit niet op voorhand voldoende is om die arbeidsrelatie ook daadwerkelijk uit te sluiten. Uiteindelijk bepalen alle omstandigheden tezamen of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit roept de vraag op wat dit betekent voor het huidige regime van de Wet DBA waarbij (algemene) overeenkomsten juist gericht zijn op het doorbreken van een enkel punt. Dat zal in de toekomst nog duidelijk moeten worden.

De Hoge Raad legt de verantwoordelijkheid voor aanpassingen in ieder geval geheel bij de wetgever. Het kabinet heeft onlangs nog aangegeven welke richting zij in wil. Voor uw organisatie, onderneming en/of arbeidsrelatie is het dus belangrijk om vooruit te kijken naar de wetgeving die komen gaat en de consequenties daarvan te overzien, zodat u tijdig kunt bijsturen. Er moet gekeken worden naar alle omstandigheden van het geval om aan de hand daarvan te beoordelen of er al dan niet sprake is van een arbeidsrelatie. De aanwezigheid van een (algemene) modelovereenkomst van de belastingdienst alleen, lijkt vanuit deze optiek onvoldoende om een arbeidsrelatie uit te sluiten. Het gewicht dat toekomt aan de contractuele bepalingen in die overeenkomst hangt mede af van de mate waarin die bepalingen daadwerkelijk betekenis hebben voor de partij die de werkzaamheden verricht, zo stelt de Hoge Raad. ‘Wezen gaat voor schijn.’

Volg ons