18/06/24
Het ministerie van Financiën heeft SEO Economisch Onderzoek (SEO) gevraagd de 30%-regeling, de partiële buitenlandse belastingplicht en de extraterritoriale kostenregeling te evalueren. Het onderzoek gaat in op het doelbereik, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de genoemde regelingen. Op 14 juni 2024 heeft de staatssecretaris het evaluatie rapport Kunde, Kosten en Keuzes aan de Tweede Kamer aangeboden. Oorspronkelijk zou eerst een tussenrapport verschijnen, maar er is voor gekozen gelijk een definitief rapport te publiceren. De verwachting is dat het nieuwe kabinet op basis van de evaluatie keuzes maakt over het eventueel terugdraaien van de eerdere versobering dan wel andere maatregelingen neemt die minder schadelijk zijn voor de economie. Deze eventuele plannen worden met Prinsjesdag in het Pakket Belastingplan 2025 verwacht.
Wij vatten de meest opvallende conclusies van het rapport hieronder samen.
De 30%-regeling stelt de werkgever in staat om maximaal 30% van het loon onbelast uit te betalen aan schaarse en specifiek deskundige werknemers vanuit het buitenland voor een maximale periode van vijf jaar. Het onderzoek naar de 30%-regeling toont aan dat de 30%-regeling doeltreffend en deels doelmatig is. De regeling heeft een positieve invloed op de aantrekking van kennismigranten, die Nederland bewust kiezen boven andere landen, mede door het fiscale voordeel dat de 30%-regeling biedt. Hiermee draagt de 30%-regeling ook bij aan het Nederlandse vestigingsklimaat. Het onderzoek stelt dat de salarisnorm een passende invulling is om het deskundigheidsvereiste vast te stellen.
En hoewel de regeling de belastinginkomsten vermindert doordat sommige gebruikers ook zonder deze stimulans naar Nederland zouden zijn gekomen, genereert het ook inkomsten door anderen aan te trekken die anders niet gekomen zouden zijn. Volgens het onderzoek levert de 30%-regeling gemiddeld jaarlijks zelfs 128,5 miljoen euro netto belasting op.
Wel wordt erop gewezen dat vanuit het doel om een gelijk speelveld te creëren tussen 30%- werknemers en andere werknemers, er sprake is van een overmatige onbelaste vergoeding om dit doel te bereiken. In de meeste situaties wordt er namelijk aangegeven dat de werkelijke extraterritoriale kosten (ET-kosten) lager zijn dan 30%. Opvallend is dat in de vorige evaluatie (Dialogic, 2017) er een hoger percentage werkelijke ET-kosten was gevonden. Er wordt aangegeven dat het verschil waarschijnlijk volgt uit de gehanteerde onderzoeksmethode. Ook komt uit de evaluatie naar voren dat de regeling slechts beperkt leidt tot verdringing op de woningmarkt door kennismigranten.
De versobering van de regeling naar een 30%-20%-10% vergoeding zal naar verwachting de instroom van kennismigranten met 15 tot 20 percent verminderen, wat een negatieve impact heeft op het vestigingsklimaat. Er wordt aanbevolen om een vast forfaitair percentage te gebruiken voor de gehele looptijd om de administratieve lasten te verminderen.
Als een werknemer gebruikmaakt van de 30%-regeling, kan deze kiezen voor de zogenoemde partiële buitenlandse belastingplicht. In dat geval wordt de werknemer voor de heffing in de inkomstenbelasting in box 2 en box 3 behandeld als een niet-inwoner. Uit het onderzoek blijkt dat de partiële buitenlandse belastingplicht doeltreffend noch doelmatig is. Het onderzoek concludeert dat het afschaffen van de partiële buitenlandse belastingplicht de komst van kennismigranten vrijwel niet beperkt. Mogelijk heeft dit alleen invloed op een zeer beperkte groep (zeer) vermogende expats.
De extraterritoriale kostenregeling (ET-regeling) is een regeling waaronder de werkgever de werkelijke kosten die samenhangen met het werken in Nederland vergoedt voor werknemers vanuit het buitenland. De ET-regeling kan zowel gebruikt worden voor werknemers die niet aan de salarisnorm van de 30%-regeling komen als voor werknemers waarvoor de 30%-regeling van toepassing is, maar geen gebruik maken van dat forfait. De ET-regeling is bij gebruik doeltreffend in het vergoeden van werkelijke kosten. De regeling werkt goed voor het vergoeden van huurlasten en levensonderhoudskosten. Vanwege hoge administratieve lasten wordt de regeling echter ook vaak niet gebruikt, wat het oordeel 'deels doeltreffend’ oplevert.
Door de afbouw van het 30%-forfait naar 20 procent en 10 procent zal mogelijk het gebruik van de ET-regeling toenemen. Een verschuiving naar de ET-regeling is waarschijnlijk doeltreffend noch doelmatig. De belangrijkste reden hiervoor is dat als de verschuiving zal plaatsvinden de administratieve lasten en daarmee de uitvoeringskosten zullen toenemen onder gebruikers van de regeling en voor de Belastingdienst.
Per 1 januari 2024 is de 30%-regeling verder versoberd. Expats die vanaf 1 januari 2024 voor deze regeling in aanmerking komen, kunnen niet langer de gehele looptijd 30% van hun inkomen belastingvrij vergoed krijgen. Deze vergoeding neemt na 20 maanden af tot maximaal 20% en de laatste 20 maanden tot een maximale belastingvrije vergoeding van 10%. Het kabinet heeft, n.a.v. de motie-Geerdink/Moonen, de evaluatie van de 30%-regeling vervroegd om op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel voor de versobering te komen in het Belastingplan 2025. Het alternatief moet minder schadelijk uitpakken voor de economie dan het aangenomen amendement Omtzigt met betrekking tot de versobering van de 30%-regeling.
Het nieuwe kabinet kan op basis van het onderzoek van SEO onderbouwde keuzes maken voor eventuele terugdraaiing van de versoberingen in de diverse expatregelingen.
Bij het maken van die keuzes dienen voorspelbaarheid, stabiliteit en uitvoerbaarheid een belangrijke rol te spelen. Daarnaast dient ervoor gezorgd te worden dat de regeling bij blijft dragen aan het aantrekken van schaars en specifiek deskundige buitenlandse werknemers en het competitief houden van het Nederlands vestigingsklimaat.
Diverse scenario's zijn denkbaar, zoals
De afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht per 1 januari 2025 blijft naar verwachting in stand.
SEO geeft aan dat de ET-kosten gedurende de looptijd van de 30%-regeling niet significant dalen. Omwille van de uitvoerbaarheid en voorspelbaarheid van de regeling kunnen wij ons voorstellen dat de 30-20-10 versobering wordt teruggedraaid en er voor een vast percentage wordt gekozen gedurende de hele looptijd.
Het onderzoek geeft het kabinet wellicht aanleiding voor een lager percentage dan 30% te kiezen, omdat 91% van de gevraagde expats aangeeft dat het percentage van 30% een hogere vergoeding is dan de werkelijke kosten. De werkelijke kosten bedragen namelijk gemiddeld 12%. We pleiten ervoor het forfaitaire percentage van de 30%-regeling niet of slechts geleidelijk te laten dalen en bij voorkeur alleen voor nieuwe gevallen.