HR verduidelijkt belastingheffing internationale reisdagen

28/01/25

In een recent arrest van de Hoge Raad geeft hij duidelijkheid over de belastingheffing van reisdagen voor internationale dienstreizen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam en bevestigt het eerdere vonnis van de Rechtbank Noord-Holland. De Hoge Raad geeft aan dat voor de vaststelling van internationale werkdagen in het kader van de tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting niet alleen met hele dagen gerekend hoeft te worden. In het geval van internationale dienstreizen moet namelijk, met het oog op eenvoudige toepasbaarheid, de reisdag voor de helft toegerekend worden aan het land van vertrek en voor de helft aan het land van aankomst.

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Indien in Nederland wonende werknemers in het buitenland werkzaam zijn, is het goed om na te gaan welk land de heffingsbevoegdheid heeft over het loon van deze werknemers. Worden in dat verband buitenlandse dienstreizen gemaakt, dan rijst de vraag in hoeverre dat loon toegerekend kan worden aan de reisdagen. Op grond van het arrest van de Hoge Raad kan, voor het toerekenen van het loon aan een reisdag, de helft worden toegerekend aan het land van vertrek en de helft aan het land van aankomst. Daarbij hoeft geen rekening te worden gehouden met het aantal uren dat daadwerkelijk op een dag in het ene en in het andere land is gewerkt. Ook is het niet van belang hoelang de reis duurt en hoeft men geen rekening te houden met eventuele tussenstops die zijn gemaakt.

Feiten van de casus

In 2018 is een in Nederland woonachtige keeperstrainer in dienstbetrekking bij de Saudi Arabian Football Federation (SAFF). Voor zijn werk maakt hij soms ‘dienstreizen’ van Saoedi-Arabië naar een ander land en terug. In geschil bij de Hoge Raad is hoe de reisdagen van deze dienstreizen verwerkt moeten worden in de zogenoemde dagenbreuk voor de vaststelling welk deel van het loon toerekenbaar is aan Saoedi-Arabië (de werkstaat). Voor dat deel moet Nederland (woonstaat) een tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting verlenen.

In lijn met de eerdere conclusie van A-G Pauwels, stelt de Hoge Raad dat:

  • Bij het maken van een dienstreis de reistijd moet worden aangemerkt als tijd die is besteed aan de uitoefening van de dienstbetrekking.  

  • De reistijd van dienstreizen voor de helft toerekenbaar is aan het land van vertrek en voor de helft aan het land van aankomst.

  • Voor de berekening van de dagenbreuk ook met gedeeltelijke (halve) dagen gerekend mag worden.

Heffingsbevoegdheid

Centraal in dit geschil staat of de reisdagen van de dienstreizen van X volledig toe te rekenen zijn aan de werkzaamheden die zijn verricht in Saoedi-Arabië. Art. 15 lid 1 Verdrag Nederland-Saoedi-Arabië stelt namelijk dat in beginsel alleen Nederland heffingsbevoegd is over loon ontvangen door personen woonachtig in Nederland. Echter, ook het werkland is heffingsbevoegd wanneer een werknemer werkzaamheden verricht in de vestigingsstaat van de werkgever, in dit geval Saoedi-Arabië. In dat geval moet Nederland (als woonstaat) voorkoming van dubbele heffing geven over deze inkomsten. Er zijn ook andere situaties mogelijk waarin Saoedi-Arabië heffingsbevoegd kan zijn (zoals op basis van de 183 dagen-eis), maar deze komen in het geschil niet aan bod.

Berekening dagenbreuk

Om te bepalen over welk deel van het loon van de keeperstrainer Saoedi-Arabië heffingsbevoegd is, wordt gebruik gemaakt van de dagenbreuk. Dit is een evenredigheidsbreuk waarbij de teller bestaat uit de tijd die de trainer in Saoedi-Arabië heeft besteed aan zijn werkzaamheden voor SAFF, en de noemer bestaat uit de tijd die hij totaal heeft besteed aan zijn werkzaamheden voor SAFF.

De Hoge Raad stelt in dit arrest dat voor het berekenen van de evenredigheidsbreuk niet uit de belastingverdragen, toelichtende nota's of OESO-commentaren is af te leiden hoe de reistijd van dienstreizen toegerekend moet worden en dat er voor de reistijd geen duidelijk aanknopingspunt is met een bepaald land. Omwille van de eenvoud heeft de Hoge Raad daarom besloten de reistijd van dienstreizen in beginsel voor de helft toe te rekenen aan het land van vertrek en voor de helft aan het land van aankomst. Hierbij hoeft geen rekening gehouden te worden met werkzaamheden voor of na de reis of eventuele tussenstops onderweg. 

De Hoge Raad laat nog een mogelijkheid open voor de belastingplichtige om aannemelijk te maken dat meer dan 50% van de reistijd toerekenbaar is aan de werkstaat. De bewijslast ligt hiervoor bij de belastingplichtige.

Dit arrest geeft een verduidelijking van de berekening van de dagenbreuk en een vereenvoudiging hoe reistijd inzake dienstreizen toegerekend moet worden. Vraag blijft wel of de werkstaat op dezelfde manier tegen de toerekening van de reistijd aankijkt.

Contact us

Emina Mujkic

Emina Mujkic

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 396 55 63

Maaike Damen

Maaike Damen

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 117 61 13

Daniël Sternfeld

Daniël Sternfeld

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 089 28 89

Maaike Sips

Maaike Sips

Senior Manager Knowledge Centre Tax, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)6 5375 55 65

Volg ons