Raad van State: Wet VBAR beperkt effectief

02/12/24

De Raad van State heeft haar advies gepubliceerd inzake wetsvoorstel Verduidelijking  beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). In dit advies, alhoewel positief over de wettelijke verankering van de jurisprudentie, geeft de Raad van State aan dat de beoogde maatregelen van de Wet VBAR slechts een beperkte bijdrage zullen leveren aan de knelpunten op de arbeidsmarkt.

Wet VBAR

Per 1 januari 2026 gaat de wet VBAR de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) vervangen. De wet VBAR geeft een toetsingskader dat het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen moet verduidelijken en beoogt schijnzelfstandigheid te verminderen. De wet VBAR zal ook zorgen voor een wettelijke verankering van de jurisprudentie op dit gebied, zoals het Deliveroo arrest. Lees ons eerdere Belastingnieuwsbericht voor meer info over het wetsvoorstel en het Deliveroo arrest.

Advies Raad van State

De Raad van State stelt dat de regering verschillende redenen aangeeft waarom schijnzelfstandigheid onwenselijk is, en dat het wetsvoorstel VBAR slechts beperkt bijdraagt aan een oplossing voor die problematiek. De knelpunten waar de Raad van State op wijst zijn bescherming van werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt, solidariteit binnen het sociale stelsel, oneerlijke concurrentie en negatieve gevolgen van schijnzelfstandigheid voor de werkdruk, en de mate van innovatie en continuïteit binnen een bedrijf. Hierbij stelt ze dat schijnzelfstandigheid dus maar een deel van het probleem is en dat dit wetsvoorstel niet een complete oplossing is voor de problemen die nu spelen op de arbeidsmarkt. Ze verzoekt de regering om meer toelichting te geven hoe met de andere knelpunten om te gaan. Ook adviseert de Raad van State in te gaan op waterbedeffecten richting andere vormen van flexibele arbeidsrelaties, zoals detachering.

 

De twee hoofdelementen van het toetsingskader lopen erg uiteen:

1. werkinhoudelijke en organisatorische sturing  

2. werken voor eigen rekening en risico

Het zal dan ook lastig zijn deze tegen elkaar af te wegen. Zeker nu er in het wetsvoorstel geen duidelijke rangschikking van de elementen is aangebracht. Om deze reden stelt ze dat een verdere uitwerking nodig is bijvoorbeeld voor de situatie waarin de hoofdelementen elkaar tegenspreken (een zgn. tie-breakerrule). De Raad van State concludeert dat de suggestie van een mate van exactheid van het toetsingskader moeilijk waargemaakt wordt. Hoewel de hoofdelementen verduidelijken welke elementen van belang zijn voor de beoordeling van een arbeidsrelatie, zal het oordeel altijd afhangen van de feiten en omstandigheden van het geval. 

In het wetsvoorstel wordt een civielrechtelijk rechtsvermoeden geïntroduceerd op basis van een uurtarief. Bij een uurtarief van lager dan 33 euro per uur wordt vermoed dat de werkende werkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden helpt werkenden een arbeidsovereenkomst op te eisen bij de werkgever of de rechter. De Raad van State stelt dat de stap naar de rechter voor de werkende groot blijft terwijl de nadelige gevolgen van schijnzelfstandigheid vaak pas op lange termijn blijken, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid of pensioen. 

Gevolgen kwalificatie arbeidsovereenkomst

Als laatste stipt de Raad van State nog een belangrijk punt aan inzake de terugwerkende kracht van de herkwalificatie tot arbeidsovereenkomst. De herkwalificatie zal mogelijk betekenen dat de werkgever o.a. loonheffing en pensioenpremies schuldig is. De belastingdienst heeft echter aangegeven geen naheffingen loonheffing te zullen opleggen over de periode dat het handhavingsmoratorium van toepassing was.

Het wetsvoorstel voorziet niet in een dergelijke beperking voor pensioenpremies. De Raad van State geeft aan dat hierdoor pensioenfondsen voor een dilemma worden geplaatst. Als de pensioenfondsen gaan naheffen, kan dit tot betalingsproblemen leiden bij zowel de werkgever als werknemer. Als ze de naheffing niet doen, kan de vraag opkomen of de werknemer dan wel verzekerd was. De Raad van State adviseert om dit punt verder toe te lichten. 

 

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Op basis van het advies van de Raad van State is het goed om de contracten die u met opdrachtnemers (zzp’ers) hebt, nogmaals te analyseren. Per geval kan de beoordeling van de arbeidsrelaties anders uitpakken. Zorg dat u klaar bent vóór 1 januari 2026 inzake de Wet VBAR, zodat u goed voorbereid bent en zowel u als uw opdrachtnemer weten waar u aan toe bent. Denk daarnaast ook aan de deadline van het handhavingsmoratarium van 1 januari 2025. De belastingdienst zal vanaf deze datum weer strenger uw arbeidsrelaties beoordelen. Hier hebben wij nog een apart artikel over geschreven als u hier meer informatie over wilt hebben.

 

 

Contact us

Henk van Keersop

Henk van Keersop

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 285 13 14

Daniël Sternfeld

Daniël Sternfeld

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 089 28 89

Maaike Damen

Maaike Damen

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 117 61 13

Volg ons