20/12/23
Op 23 november 2023 hebben Nederland en België een overeenkomst gesloten over de uitleg van het begrip vaste inrichting. Deze overeenkomst is bedoeld om werkgevers in Nederland en België duidelijkheid te verschaffen over de vraag of, en onder welke omstandigheden, het thuiswerken van werknemers ertoe leidt dat sprake is van een vaste inrichting.
Sinds Corona is thuiswerken steeds meer ingeburgerd. Veel werkgevers ontdekken de voordelen die met thuiswerken komen voor de onderneming en de werknemers. Door de krapte in de arbeidsmarkt is het voor werkgevers ook steeds aantrekkelijker om thuiswerken mogelijk te maken en onderdeel te maken van de arbeidsvoorwaarden. Ook met het oog op het verminderen van de ecologische “footprint” van werkgevers is thuiswerken een deel van de oplossing om de opwarming van de aarde onder de 1.5 graad te beperken.
Kortom thuiswerken is “here to stay”. Maar als werkgever moet u wel met een aantal zaken rekening houden wanneer werknemers in een ander land wonen dan waar de werkgever is gevestigd. Een van de zaken is de vraag of thuiswerken in het woonland voor de buitenlandse werkgever een vaste inrichting vormt.
Wanneer uw organisatie werkgever is van werknemers die regelmatig thuiswerken en er is daardoor sprake van een vaste inrichting, dan ontstaat er belastingplicht voor de vennootschapsbelasting in het land van de vaste inrichting. Ook kan het aanwezig zijn van een vaste inrichting leiden tot belastingplicht voor de werknemers. De werkgever moet zich dan verplicht registreren voor de loonbelasting en eventueel sociale zekerheid doeleinden in het land van de vaste inrichting.
Met buurland België heeft Nederland nu een overeenkomst gesloten om werkgevers duidelijkheid te verschaffen wanneer thuiswerkende werknemers kunnen leiden tot een vaste inrichting van de onderneming van hun werkgevers.
Voor de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en België betekent de uitdrukking “vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
Op grond van deze definitie kan de thuiswerkplek van de werknemer een vaste inrichting vormen van de werkgever. Dit is het geval als de thuiswerkplek duurzaam ter beschikking staat aan de werkgever en de werkgever zijn ondernemingsactiviteiten (deels) via deze thuiswerkplek uitoefent.
Voor de thuiswerkplek is in de overeenkomst een drietal situaties omschreven waarin deze in principe niet ter beschikking staat aan de werkgever:
1. Er wordt onregelmatig of incidenteel thuis gewerkt, waarbij het thuiswerken geen onderdeel is van een vast arbeidspatroon. In dat geval is er geen aanleiding om een vaste inrichting te constateren omdat er geen sprake is van duurzaam ter beschikking staan aan de werkgever.
2. Er wordt structureel thuis gewerkt als onderdeel van een vast arbeidspatroon, maar de werknemer kan er ook voor kiezen om te werken op een werkplek die beschikbaar is in de vestigingsstaat van de werkgever. In dit geval kan niet worden gezegd dat de thuiswerkplek ter beschikking staat aan de werkgever. Het zal echter van de individuele feiten en omstandigheden afhangen of de werkgever “echt” een mogelijkheid biedt om op kantoor te werken.
3. De werknemer werkt structureel en verplicht thuis. In dit geval kan sprake zijn van een vaste inrichting van de werkgever. Het antwoord op de vraag óf sprake is van een vaste inrichting van de werkgever, hangt af van de vraag of de thuiswerkplek van de werknemer ter beschikking staat aan de onderneming van de werkgever. Dit is een feitelijke kwestie. Het is dus niet vereist dat de werkgever een juridisch recht heeft tot het gebruik van die plek (door een koop- of huurovereenkomst). Als praktische handreiking zijn Nederland en België overeengekomen dat de thuiswerkplek niet leidt tot de aanwezigheid van een vaste inrichting, wanneer de werknemer minder dan 50% van zijn arbeidstijd vanuit huis werkt gedurende een belastingjaar.
Er geldt nog ook nog een andere belangrijke uitzondering. Er is namelijk ook geen sprake van een vaste inrichting als de thuiswerkplek alleen wordt gebruikt voor voorbereidende- en/ of hulpwerkzaamheden die ten goede komen aan de werkgever. Wat betreft hulpwerkzaamheden kan worden gedacht aan secretariële, ict- en HR ondersteuning van de activiteiten van de onderneming.
Ook is niet uitgesloten dat wanneer de thuiswerkplek geen vaste inrichting vormt, de werknemer een vaste vertegenwoordiger vormt voor de werkgever in zijn woonland. Een vaste vertegenwoordiger is een bijzondere vorm van de vaste inrichting met dezelfde verplichtingen voor de werkgever. Een vaste vertegenwoordiger is een werknemer die de werkgever contractueel kan binden of een belangrijke rol daarbij heeft.
Met de praktische handreiking lijken Nederland en België aan te sluiten bij de EU-kaderovereenkomst die is gesloten per 1 juli 2023 voor grensoverschrijdende telewerkers. In de kaderovereenkomst is overeengekomen dat het socialezekerheidsstelsel van de vestigingsstaat van de werkgever van toepassing blijft als de grensoverschrijdende telewerker minder dan 50% van zijn totale arbeidstijd vanuit zijn woonland werkt.
Wat betreft de inkomstenbelasting is echter (voorlopig) nog geen aansluiting gevonden voor grensoverschrijdende thuiswerkers indien minder dan 50% van de arbeidstijd vanuit het woonland wordt gewerkt. Dit betekent dat het voor grensoverschrijdende thuiswerkers de verplichting blijft bestaan om in het woonland als het werkland belastingen te betalen voor hun arbeidsinkomen. Voor een uitgebreid overzicht van de mogelijke fiscale- en socialezekerheidsimplicaties bij grensoverschrijdend thuiswerken, verwijzen we naar onze eerdere artikelen (te vinden onder dit artikel).