28/06/24
De afgelopen jaren hebben we verschillende berichten over het vervolg van de Wet DBA geplaatst waaronder het bericht van 10 oktober 2023 over de internetconsultatie van het wetsvoorstel, en op 28 maart 2023 het Deliveroo-arrest. Onlangs hebben meerdere berichten de publiciteit gehaald waarbij de structuur niet altijd helder was. En nu heeft minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) met prioriteit naar de Raad van State gestuurd. In dit bericht zetten we de ontwikkelingen even op een rij.
Met de prioriteit die aan het wetsvoorstel VBAR wordt gegeven, is het belangrijk voor organisaties en ondernemingen om de mogelijke impact hiervan te overwegen. Het opheffen van het handhavingsmoratorium, gepland voor 1 januari 2025, betekent dat de Belastingdienst weer actief zal gaan handhaven op de juiste kwalificatie van arbeidsrelaties. Dit kan leiden tot naheffingen, boetes en correctieverplichtingen bij het aantreffen van (fictieve) dienstbetrekkingen. Een tijdige zorgvuldige beoordeling van de arbeidsrelaties binnen uw organisatie is daarom essentieel, waarbij direct ook naar de doorwerking onder de nieuwe wet- en regelgeving in 2026 wordt gekeken.
In februari 2024 heeft minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in antwoord op vragen van de Eerste Kamer aangegeven dat invoering van de nieuwe wet- en regelgeving voor 1 januari 2026 gepland staat, maar dat het fiscale handhavingsmoratorium al per 1 januari 2025 wordt beëindigd.
In mei 2024 werd duidelijk dat de Belastingdienst niet verder wil met het fiscaal kader zzp zorg en dat voor deze sector géén andere regels zullen gelden dan de nieuwe wet- en regelgeving.
Op 27 juni 2024 zijn Kamervragen beantwoord waaruit blijkt dat de Overheid en meer specifiek de Belastingdienst, vanuit hun diverse rollen (wetgever, handhaver en uitvoerder van wetten) zelf ook worstelen met de forse inhuur van zzp’ers die in hun eigen optiek als schijnzelfstandigen moeten worden beschouwd. Het voornemen is om dit in 2024 terug te brengen en vanaf 1 januari 2025 compliant te zijn en geen potentieel schijnzelfstandigen in te zetten.
En nu heeft minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel VBAR naar de Raad van State gestuurd. De teksten van dat voorstel zijn nog niet bekend en slechts enkele hoofdlijnen zijn aangekondigd. Zo wordt de ‘inbedding in de organisatie van minder belang doordat de indicatie "kernactiviteiten" is geschrapt. Dit geeft meer erkenning aan het werken als zelfstandige waardoor een betere balans in de weging ontstaat. Het kabinet introduceert ook een rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief. Dit nieuwe element in de wetgeving maakt het voor werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt eenvoudiger om een arbeidsovereenkomst af te dwingen, zowel bij de werkgever als eventueel bij de rechter. Indien de werknemer kan aantonen dat hij minder verdient dan een geldend uurtarief is het aan de werkgever om aan te tonen dat er géén sprake zou zijn van een dienstbetrekking.
Dit alles leidt tot de opmerkelijke situatie dat het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 komt te vervallen, maar dat pas een jaar later op 1 januari 2026 de nieuwe en verduidelijkende wet- en regelgeving van kracht wordt. Dat roept de vraag op met welk rechtskader de Belastingdienst in 2025 zal gaan handhaven en wat er dan gebeurt als per 1 januari 2026 de spelregels worden gewijzigd?
Hier is nog geen antwoord op gegeven en dat is natuurlijk een bijzondere situatie die het lastig maakt beleid voor uw organisatie te maken.
Het is in ieder geval verstandig om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en u niet alleen tijdig voor te bereiden op uw situatie per 1 januari 2025, maar daar direct ook de doorwerking naar 2026 in mee te nemen. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met onze adviseurs, die u ondersteunen bij het beoordelen en vastleggen van uw arbeidsrelaties en het toepassen van de juiste regels om risico's te vermijden.