Nederland publiceert conceptwetsvoorstel Pillar 2

07/11/22

Dit artikel is gebaseerd op de informatie zoals deze op 24 oktober 2022 bekend was.

Op maandag 24 oktober 2022 heeft het kabinet het conceptwetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2) ter consultatie aangeboden. Met het consultatie-wetsvoorstel zet Nederland de volgende stap in de implementatie van Pillar 2 per 1 januari 2024.

Het conceptwetsvoorstel dat voor consultatie is aangeboden strekt tot implementatie van de meest recente compromistekst van het richtlijnvoorstel dat de Europese Commissie op 16 juni 2022 heeft gepubliceerd. Inhoudelijk komt de tekst van het Nederlandse wetsvoorstel nagenoeg volledig overeen met de richtlijntekst. De EU-lidstaten hebben nog geen politieke overeenstemming bereikt over de nu voorliggende compromistekst van het richtlijnvoorstel. Het Nederlandse wetsvoorstel volgt op de gezamenlijke verklaring van Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en Spanje van 9 september 2022 waarin deze landen zich uitspreken voor een tijdige implementatie van de EU-richtlijn per 1 januari 2024. Het consultatie-wetsvoorstel loopt daarmee vooruit op het aannemen van de EU-richtlijn Pillar 2.

 

Wat betekent dit voor uw onderneming?

De (mogelijke) inwerkingtreding van Pillar 2 zal het Nederlandse vennootschapsbelastingstelsel ingrijpend wijzigen. De complexe Pillar 2-wetgeving introduceert in feite een geheel nieuw winstbelastingstelsel en heeft in beginsel impact op de gehele (wereldwijde) organisatie. Het conceptwetsvoorstel legt de regels vast in een nieuwe heffingswet. Deze heffingswet gaat gelden naast de bestaande en al complexe (inter)nationale (vennootschaps)belastingstelsels, verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, diverse (Europese) richtlijnen en besluiten. De wet wordt van toepassing op in Nederland gevestigde onderdelen van een (multinationale dan wel omvangrijke binnenlandse) groep met een geconsolideerde groepsomzet van minimaal 750 miljoen euro, bepaalde sectoren zijn uitgezonderd.

De verwachting is dat de financiële impact (wat betreft bijheffing) voor veel bedrijven minimaal zal zijn. Uit deze (aparte) heffingswet zullen echter additionele compliance- en aangifteverplichtingen voortvloeien, naast de bestaande verplichtingen uit ons huidige vennootschapsbelastingstelsel. Het is daarom essentieel dat ondernemingen aan de slag gaan met het bepalen van de (potentiële) financiële en administratieve impact op hun organisatie. PwC helpt u graag bij het inzichtelijk maken van deze impact. Neem contact op met uw PwC adviseur of een van onderstaande contactpersonen.

Aanleiding voor het wetsvoorstel

Eind 2021 bereikten 137 jurisdicties politieke overeenstemming met elkaar binnen het Inclusive Framework (IF) van de OESO over een mondiaal minimumniveau van winstbelastingheffing van 15%. In navolging van het politieke akkoord binnen het IF heeft de OESO op 20 december 2021 de Model Rules gepubliceerd. Deze modelregels kunnen landen gebruiken ter implementatie van Pillar 2 in hun nationale wetgeving. De Europese Commissie publiceerde twee dagen later, op 22 december 2021, het richtlijnvoorstel inzake Pillar 2 op basis van de door de OESO opgestelde Model Rules.

Op 14 maart 2022 publiceerde de OESO het Explanatory Commentary (nader toelichtend commentaar) en de Illustrative Examples (illustratieve voorbeelden) bij de Model Rules. Op basis van deze en andere (politieke) ontwikkelingen verscheen op 16 juni 2022 een nieuwe compromistekst van het EU-richtlijnvoorstel. Het consultatiewetsvoorstel van het Nederlandse kabinet van 24 oktober 2022 dient ter implementatie van deze richtlijntekst.

Het huidige compromisrichtlijnvoorstel en het conceptwetsvoorstel zullen als basis dienen voor het definitieve wetsvoorstel. De verwachting is dat er de komende periode nog (technische) aanpassingen aan het wetsvoorstel doorgevoerd zullen worden.

Over de achtergrond van de Model Rules en de EU-richtlijn verscheen eerder dit PwC Belastingnieuwsartikel.

Implementatie in de Nederlandse wetgeving

Zoals aangegeven, komt de tekst van het conceptwetsvoorstel inhoudelijk nagenoeg volledig overeen met de compromisrichtlijntekst van 16 juni 2022. In Nederland gevestigde entiteiten die onderdeel uitmaken van een (multinationale dan wel omvangrijke binnenlandse) groep met een geconsolideerde groepsomzet van minimaal 750 miljoen euro vallen binnen het toepassingsbereik van de nieuwe wetgeving. Bepaalde sectoren, zoals beleggings- en pensioenfondsen, zijn van het toepassingsbereik van Pillar 2 uitgezonderd.

Het consultatievoorstel introduceert een bijheffingsmechanisme langs de internationaal politiek overeengekomen lijnen en conform de systematiek zoals neergelegd in het EU-richtlijnvoorstel. Op basis van in het wetsvoorstel geïntroduceerde begrippen, de betrokken belastingen en het kwalificerende inkomen, wordt het effectieve belastingtarief berekend waaraan een groepsentiteit onderworpen is. De commerciële winstbepaling op basis van geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaarden (zoals IFRS, US GAAP of Dutch GAAP) fungeert als uitgangspunt. Hier wordt vervolgens een aantal aanpassingen op gemaakt om tot het kwalificerende inkomen te komen.

Indien het effectieve Nederlandse vennootschapsbelastingtarief van in Nederland belastingplichtige groepsentiteiten lager is dan het minimumbelastingtarief zal in Nederland belasting worden bijgeheven tot het minimum van 15%. Indien het effectieve vennootschapsbelastingtarief in het buitenland van buitenlandse groepsentitieiten aldaar lager is dan het minimumbelastingtarief zal eveneens tot het minimum worden bijgeheven. Om tot deze bijheffing te komen, introduceert de Wet minimumbelasting 2024 drie methodes voor heffing:

  1. de kwalificerende binnenlandse bijheffing (Qualified Domestic Top-up Tax; QDMTT),
  2. de inkomen-inclusiemaatregel (Income Inclusion Rule; IIR) en
  3. de onderbelastewinstmaatregel (Under-Taxed Profits Rule; UTPR).

Door invoering van de kwalificerende binnenlandse bijheffing verzekert Nederland een binnenlandse bijheffing en voorkomt het dat deze bijheffing aan andere staten toekomt.

 

Formeelrechtelijke aspecten

Het conceptwetsvoorstel introduceert een afzonderlijke heffingswet naast de huidige vennootschapsbelasting in de vorm van een aangiftebelasting. De aangiftetermijn is, in principe, 17 maanden, gelijk aan de betalingstermijn van de (eventuele) bijheffing. Voor het eerste jaar geldt een afwijkende termijn van 20 maanden.

Verder komen er regels voor de belastingrente, aansprakelijkheid voor onbetaald gebleven belastingschulden en sancties in geval van schending van de (informatie- en aangifte)verplichtingen voortvloeiend uit dit conceptwetsvoorstel. Voor deze formele bepalingen en voor bezwaar en beroep wordt grotendeels aangesloten bij de huidige wetgeving op basis van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR).

In het oog springende verschillen tussen Pillar 2 en de Wet op de Vennootschapsbelasting

De Wet minimumbelasting 2024 introduceert een geheel nieuw winstbelastingstelsel naast de huidige vennootschapsbelasting. Inherent aan een aparte heffingswet met eigen definities, grondslagen en berekeningen is dat deze niet volledig aansluit op onze huidige vennootschapsbelasting. In de memorie van toelichting is weinig over de samenloop tussen het wetsvoorstel en de huidige vennootschapsbelasting toegelicht. Zonder volledig te willen zijn, delen wij hieronder een aantal in het oog springende observaties:

  • Het conceptwetsvoorstel hanteert andere voorwaarden voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling dan de wet vennootschapsbelasting doet. De deelnemingsvrijstelling kan dan van toepassing zijn voor toepassing van de vennootschapsbelasting, terwijl hier geen rekening mee wordt gehouden voor Pillar 2-doeleinden volgens de Wet minimumbelasting 2024 (waardoor de effectieve belastingdruk verlaagt wat in voorkomende gevallen tot bijheffing aanleiding zou kunnen geven);
  • In het conceptwetsvoorstel wordt niet ingegaan op de samenloop met onze huidige fiscale eenheid. De Pillar 2 berekening wordt per entiteit bepaald en vervolgens geaggregeerd op per-jurisdictieniveau. Bij de aanwezigheid van een fiscale eenheid is er één belastingplichtige moedermaatschappij, waarbij de vraag opkomt hoe dit aansluit bij de berekening van de effectieve belastingdruk op entiteitbasis voor Pillar 2-doeleinden;
  • De uitzondering voor shipping income (uitsluiting van inkomen uit internationale scheepvaart) sluit niet aan bij ons huidige tonnageregime (waardoor de effectieve belastingdruk gaat bewegen wat in voorkomende gevallen tot bijheffing aanleiding zou kunnen geven);
  • Bepalingen in de Nederlandse belastingwetgeving, zoals de liquidatieverliesregeling en de innovatiebox, zorgen voor een verlaging van de ETR onder Pillar 2.

 

Next steps

De consultatieperiode van het conceptwetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 duurt tot 5 december. Vanuit de OESO wordt (voor het einde van het jaar) bovendien nog het Implementation Framework verwacht. Dit zijn werkstromen ter bevordering van een samenhangende en gecoördineerde implementatie van de Pillar 2-regels op specifieke onderwerpen, zoals de geschilbeslechting en administratieve richtsnoeren. Ook bevat het conceptwetsvoorstel een veiligehavenregel die nader uitgewerkt zal worden (in een ministeriële regeling) op basis van het Implementation Framework. Deze maatregel zorgt mogelijk voor een administratieve verlichting als vastgesteld kan worden dat de effectieve belastingdruk in een staat boven de 15% ligt. De verwachting is dat, als gevolg van het bovenstaande ontwikkelingen en het consultatieproces, nog (technische) aanpassingen aan het wetsvoorstel doorgevoerd zullen worden.

Kom in actie

De complexe Pillar 2-wetgeving heeft mogelijk impact op heel uw organisatie. Het is daarom essentieel dat aan de slag wordt gegaan met het bepalen van de impact van deze nieuwe regels op uw organisatie. Om u hierbij te ondersteunen heeft PwC de Pilot Phase ontwikkeld. Wij verwijzen graag naar onze speciale Pillar 2 webpagina voor meer informatie over onze Pillar 2 aanpak.

Volg ons