04/11/22
Nog even en dan is het 2023. Welke acties moet u nog voor het eind van dit jaar nemen of juist uitstellen tot volgend jaar om fiscale faciliteiten te benutten?
Wij hebben een selectie gemaakt van de belangrijkste actuele fiscale tips en aandachtspunten voor uzelf en uw organisatie. Onze selectie is gebaseerd op de wetsvoorstellen in het kader van het pakket Belastingplan 2023 tot en met de Nota naar aanleiding van het nader verslag van 14 oktober 2022. Ook tips aan de hand van eerdere of andere lopende wetsvoorstellen, goedkeuringen en beleidsbesluiten komen aan bod. In december 2022, na de stemming in de Eerste Kamer, wordt bekend of alle maatregelen uit het pakket Belastingplan 2023 de eindstreep halen. Wij volgen alle ontwikkelingen op de voet en informeren u daarover.
Als u bijzonder uitstel van betaling (BUVB) hebt aangevraagd, moet u vanaf 1 oktober 2022 uw belastingschuld voldoen in 60-maandelijkse termijnen.
Als u aan bepaalde voorwaarden voldoet, kunt u één keer verzoeken om een betaalpauze van maximaal zes maanden of van twee aaneengesloten kwartaaltermijnen, om per kwartaal te betalen in plaats van per maand en om maximaal 7 jaar (84 maanden) te doen over het afbetalen van uw belastingschuld, in plaats van 5 jaar (60 maanden).
Als gevolg van COVID-19 was de invorderingsrente tussen 23 maart 2020 tot en met 30 juni 2022 tijdelijk verlaagd van 4 procent naar 0,01 procent. Het rentepercentage neemt vanaf 1 juli 2022 stapsgewijs toe. Deze stapsgewijze toename van de invorderingsrente is als volgt:
Hoewel de hypotheekrente weer aan het stijgen is, kan het soms aantrekkelijk zijn een nieuw (lager) rentepercentage overeen te komen met uw bank of uw hypotheek over te sluiten. Meestal bent u dan wel boeterente verschuldigd of moet u andere kosten maken, zoals voor een notariële hypotheekakte en taxatiekosten. Deze boeterente en kosten zijn in 2022 nog aftrekbaar tegen 40 procent. In 2023 wordt dat percentage 36,93 procent. Wilt u gebruik maken van het hogere aftrekpercentage, pas uw hypotheek dan nog aan voor jaareinde.
Hebt u een sterk wisselend inkomen uit werk en woning? Dan betaalt u waarschijnlijk meer belasting dan wanneer u dat inkomen gelijkmatig verdeeld krijgt over de jaren. U kunt dan in aanmerking komen voor de middelingsregeling. Met middeling berekent u uw gemiddelde inkomen over drie aaneengesloten kalenderjaren. Dit is het middelingstijdvak. Vervolgens berekent u hoeveel belasting u per jaar moet betalen. Zijn de nieuwe belastingbedragen lager dan die van de eerdere aanslagen? Dan hebt u mogelijk recht op een teruggaaf. Het verschil moet echter groter zijn dan 545 euro. De middelingsregeling in de inkomstenbelasting wordt per 2023 afgeschaft. Dit houdt in dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling mogelijk is.
Als u in 2022 geen dividend uit uw vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) uitkeert, krijgt u voor de inkomstenbelasting te maken met een forfaitair rendement van maximaal 5,53 procent (2022) over de waarde in het economische verkeer van de VBI. Voor zover u wel dividend uitkeert, kunt u het forfaitaire rendement daarmee verrekenen. Over het forfaitaire rendement of het uitgekeerde dividend bent u 26,9 procent box 2-heffing verschuldigd. Als u een dividend uitkeert dat gelijk is aan het forfaitaire rendement, leidt dit niet tot een hogere box 2-heffing. Het uitgekeerde dividend verhoogt wel uw vermogensgrondslag voor box 3.
Schulden van een directeur-grootaandeelhouders (dga) en hun partner aan de eigen bv voor zover die meer bedragen dan 700.000 euro, worden vanaf 2023 belast in box 2 als dividenduitkering tegen 26,9 procent. Dat geldt ook voor schulden van bloed- en aanverwanten en hun partner. Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd voor deze maatregel. Het kan voor u als dga verstandig zijn om eventuele bovenmatige leningen nu al af te bouwen. Omdat het eerste toetsmoment 31 december 2023 is, hebt u tot dat moment daarvoor de tijd. Een optie is om dividend te laten uitkeren om de schuld af te lossen. Houd er dan rekening mee dat het box 2-tarief vanaf 2024 twee schijven krijgt: 24,5 procent voor de eerste 67.000 euro inkomsten per persoon en 31 procent over het meerdere. U kunt ook vastgoed uit uw privévermogen verkopen en met de opbrengst de lening aflossen, maar daarbij is overdrachtsbelasting verschuldigd. Ook kunt u herfinanciering zoeken bij een geldverstrekker, maar u kunt dan, gelet op de forfaitaire spaarvariant in de hersteloperatie box 3, alleen een forfaitair rentebedrag in aftrek brengen. Zie ook ‘Dga’s moeten belasting betalen over bovenmatige leningen’.
Voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) komen alleen (co-)ouders in aanmerking die geen fiscaal partner hebben (alleenstaanden) of een partner met een hoger inkomen. Onlangs heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat in het geval van co-ouderschap, u allebei de IACK kunt genieten als u de zorg voor kinderen gelijk verdeelt in een duurzaam ritme. Werkt u in Nederland maar woont u in het buitenland? Wees er dan van bewust dat u voor het jaar 2022 mogelijk geen recht meer hebt op de IACK. Het is namelijk mogelijk dat u als buitenlands belastingplichtige tot 2022 (onbedoeld) recht kon hebben op de IACK, omdat een partner in het buitenland niet altijd meetelde als fiscaal partner in Nederland. Dit is per 1 januari 2022 veranderd. Vanaf 2025 wordt de IACK afgeschaft. Ouders met (één of meer) kinderen die zijn geboren vóór 1 januari 2025 behouden nog wel recht op de IACK.
Fiscale partners kunnen het gezamenlijke box 3-vermogen (na aftrek van het gezamenlijke heffingsvrije vermogen van 114.000 euro in 2023 en 101.300 euro in 2022) onderling aan elkaar toerekenen. Door gebruik te maken van deze mogelijkheid om vermogen aan elkaar toe te rekenen, kunt u een voordeel in box 3 behalen. U moet hierbij wel rekening houden met andere (fiscale) regelingen, waaronder de gevolgen voor de heffingskortingen. Het belastingtarief bedraagt in 2023 32 procent (31 procent in 2022). Het heffingsvrije vermogen per persoon bedraagt vanaf 1 januari 2023 57.000 euro (in 2022: 50.650 euro). Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022/2023 onze factsheet Belastingcijfers 2023/2022.
Ingeval van lage hypotheekrente en de wellicht hogere aftrekbare forfaitaire rente in box 3 op basis van de Overbruggingswetgeving box 3 2023-2025 (lees daarover meer in ons Belastingnieuws-artikel ‘Box 3-actualiteiten Belastingplan 2023’), kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om uw eigenwoningschuld niet in box 1 maar in box 3 te doen vallen. Afhankelijk van de situatie kan dat bijvoorbeeld door de voorwaarden van de lening op een bepaalde manier aan te passen of door de lening tijdelijk af te lossen en vervolgens een nieuwe lening af te sluiten. Vanwege het lagere tarief waartegen u de hypotheekrente in box 1 in aftrek kunt brengen - in 2023 tegen 36,93 procent en in 2022 tegen 40 procent - kan een dergelijke herfinanciering voordelig zijn. De gefaseerde afschaffing van de ‘aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld’ (de wet Hillen) draagt ook bij aan de toename van het voordeel in de toekomst. Wanneer uw hypotheekrenteaftrek lager is dan uw eigenwoningforfait, dan wordt het per saldo te betalen bedrag met 83,33 procent verminderd (in 2022 is dit 86,67 procent). Een en ander geldt ook wanneer u uw eigenwoninglening herfinanciert bij uw eigen bv, waarbij u meer mogelijkheden hebt in de vormgeving van de lening. Eigenwoningleningen zijn overigens onder voorwaarden uitgesloten van de maatregel tegen Excessief lenen bij de eigen bv. Als u pas na 31 december 2022 een lening bij de eigen bv aangaat (of mogelijk hernieuwd) geldt als aanvullende voorwaarde dat op de eigen woning een hypotheekrecht wordt gevestigd ten gunste van de bv. Meer hierover leest u in ons Belastingnieuws-artikel ‘Dga’s moeten belasting betalen over bovenmatige leningen’.
Als u bezwaar hebt gemaakt tegen een of meer aanslagen inkomstenbelasting 2017 - 2021 dan hebt u als gevolg van het zogenoemde Kerstarrest van de Hoge Raad recht op rechtsherstel. Dit rechtsherstel wordt verleend op basis van de forfaitaire spaarvariant. Als uw werkelijke rendementen lager zijn geweest dan de gehanteerde forfaits, dan staan er nog mogelijkheden voor bezwaar en beroep voor u open. De Hoge Raad heeft voor deze gevallen bevestigd dat u dan een verzoek om ambtshalve vermindering kunt indienen. Als de Belastingdienst dit verzoek geheel of gedeeltelijk afwijst, kunt u tegen deze afwijzing bezwaar aantekenen en vervolgens in beroep gaan bij de rechter. Lees meer hierover op onze pagina Wegwijzer box 3. Overigens wordt voor deze procedures onderzocht of een nieuwe massaalbezwaarprocedure mogelijk en zinvol is.
Op Prinsjesdag 2022 is bekend gemaakt dat de overheid geen rechtsherstel gaat bieden aan de groep niet-bezwaarmakers voor zover de aanslagen voor de jaren 2017-2020 onherroepelijk vaststaan. Hebt u dus niet meegedaan aan het massaal bezwaar dan hebt u geen recht op rechtsherstel. Verzoeken om ambtshalve verminderingen zal de Belastingdienst afwijzen voor zover dat de toepassing van box 3 betreft. De Hoge Raad heeft bevestigd dat in dergelijke gevallen de aanslag definitief is komen vast te staan met het verlopen van de oorspronkelijke bezwaartermijn van zes weken. De verwachting is overigens dat er desalniettemin veel mensen opnieuw bezwaar en beroep zullen instellen. Lees meer hierover op onze pagina Wegwijzer box 3.
De leegwaarderatio wordt per 1 januari 2023 aangepast. Bij een jaarlijkse huurprijs van meer dan 5 procent ten opzichte van de WOZ-waarde, wordt het percentage van de leegwaarderatio verhoogd naar 100 procent. Daarnaast worden tijdelijke huurcontracten uitgesloten van toepassing van de leegwaarderatio en geldt bij verhuur aan gelieerde partijen het hoogste percentage (100 procent) waardoor voor deze situaties de leegwaarderatio de facto geen effect meer heeft.
Afhankelijk van uw vermogen en verwacht rendement kan het fiscaal gunstig zijn om uw vermogen onder te brengen in een bv (box 2) of in een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI; speciaal regime in box 2). Een VBI is een beleggingsinstelling die vrijgesteld is van de heffing van vennootschapsbelasting, zodat de voordelen die zij met haar beleggingen behaalt niet belast zijn. Wel geldt jaarlijks een forfaitair rendement in box 2 van maximaal 5,53 procent (2022) over de werkelijke waarde van de VBI tegen een tarief van 26,9 procent inkomstenbelasting. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022/2023 onze factsheet Belastingcijfers.
Als u voor 1 november 2022 een voorlopige aanslag hebt aangevraagd of voor 1 oktober 2022 een definitieve aangifte hebt ingediend en de Belastingdienst heeft geen voorlopige aanslag opgelegd voor 31 december 2022, dan mag u een bedrag ter grootte van de na 31 december 2022 opgelegde en betaalde belastingaanslag opnemen als schuld in box 3. Het rendement van deze schuld komt dan in aftrek op het rendement van de overige belaste bezittingen in box 3 met peildatum 1 januari 2023. Bij het aanvragen van een voorlopige aanslag is het van belang dat het een ‘echt’ verzoek om een voorlopige aanslag betreft en niet slechts de indiening van een schattingsformulier voor IB-ondernemers en resultaatgenieters.
Van peildatumabritage is sprake wanneer belastingplichtigen rondom de peildatum van 1 januari gaan schuiven binnen de drie vermogenscategorieën om belasting te besparen. Dit kan bijvoorbeeld door vermogen uit de categorie ‘overige bezittingen’ met het hoogste forfaitaire rendementspercentage net voor de peildatum te verkopen en zo naar de categorie banktegoeden met het laagste forfaitaire rendementspercentage over te hevelen en het direct daarna weer te kopen. Of door schulden aan te gaan voor de peildatum en die na peildatum weer af te lossen. Om peildatumarbitrage te voorkomen worden de oorspronkelijke transactie en de omzettingshandeling genegeerd als beide handelingen plaatsvinden binnen een aaneengesloten periode van drie maanden met daarin een peildatum. Dit betekent dat omzettingshandelingen voor 1 oktober en na 31 maart niet als arbitragehandeling worden aangemerkt. Zitten er tussen de omzetting en de oorspronkelijke transactie meer dan drie maanden, dan is er ook geen sprake van arbitragehandeling.
Voor alle verplichtingen tot periodieke giften die aangegaan zijn na 4 oktober 2022, 16.00 uur, geldt per kalenderjaar een plafond van 250.000 euro voor de giftenaftrek per belastingplichtige en de eventuele fiscale partner samen. De verplichtingen die voor dat tijdstip zijn aangegaan, komen tot en met 31 december 2026 in aanmerking voor de giftenaftrek. Deze giften zijn dus maximaal vijf kalenderjaren volledig aftrekbaar van het belastbare inkomen van u en uw eventuele fiscale partner. Een overgangsperiode van vier kalenderjaren geldt ook wanneer de verplichting is aangegaan voor een periode langer dan vijf kalenderjaren. Het plafond van 250.000 euro is exclusief de multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.
De multiplier voor giften aan culturele ANBI’s blijkt tot nu toe onjuist te zijn toegepast. De huidige wettekst biedt elk van de beide fiscale partners de mogelijkheid om deze giften met 1,25 te vermenigvuldigen voor de giftenaftrek in de inkomstenbelasting. De wettekst wordt nu zo veranderd dat giften van partners gezamenlijk kunnen worden verhoogd tot ten hoogste 1.250 euro, in lijn met de huidige uitvoering en wat ook oorspronkelijk de bedoeling was. Voor partners die toch recht hadden op de hogere aftrekpost in belastingjaren 2017-2022 - namelijk op basis van de huidige wettekst - volgt nog een tegemoetkoming.
Als werkgever mag u 19 cent per kilometer onbelast vergoeden aan uw werknemers voor hun reiskosten. Let erop dat dit bedrag wordt verhoogd naar 21 cent per kilometer per 1 januari 2023 en dat u er dus voor kunt kiezen om de onbelaste reiskostenvergoeding te verhogen.
Op basis van een bijlage bij de Miljoenennota lijkt het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen in één stap verhoogd te worden van 59.706 euro naar 66.952 euro in 2023. U zult als werkgever rekening moeten houden met een additionele last tot (mogelijk) ruim 1.600 euro per werknemer, indien het loon van de werknemer boven het huidige maximumpremieloon uitkomt. Lees meer in ons artikel: ‘Werkgever: let op verhoging lasten werknemersverzekeringen’.
Via de werkkostenregeling mag u als werkgever een percentage van uw totale fiscale loon (de vrije ruimte) besteden aan onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen voor werknemers. De vrije ruimte bedraagt in 2022 1,7 procent voor de eerste 400.000 euro van de loonsom. Over het meerdere van het fiscale loon bedraagt de vrije ruimte 1,18 procent. Controleer of u de vergoedingen en verstrekkingen die u in 2022 aan uw werknemers hebt gegeven, correct hebt verwerkt voor de werkkostenregeling. Controleer ook of u nog ruimte over hebt om de WKR optimaal te gebruiken, bijvoorbeeld door uitruil van bruto- voor nettoloon.
Let er daarnaast op dat de vrije ruimte van de werkkostenregeling in 2023 ruimer wordt. De vrije ruimte over de eerste 400.000 euro van de fiscale loonsom wordt in 2023 eenmalig uitgebreid naar 3 procent. U kunt uiteraard nu alvast in kaart brengen, waar het werkkostenregeling budget voor 2023 aan te besteden.
Hoewel de inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel ‘Werken waar je wilt’ nog onduidelijk is, adviseren wij u om nu alvast na te denken en beleid op te stellen over de gevolgen voor uw organisatie als uw werknemers vaker (in de EU) thuiswerken. Zie ook ons eerder artikel: ‘(Thuis)werken waar je wilt: ook over de grens?’
Als u betalingen verricht aan derden, let er dan op dat u sinds 1 januari 2022 wellicht aanvullende administratieve verplichtingen hebt. Vanaf 1 januari 2022 is er namelijk een nieuwe renseigneringsverplichting voor administratieplichtigen in werking getreden. U levert de te rapporteren gegevens onder de renseigneringsverplichting voor het eerst aan tussen 1 januari en 31 januari 2023. Lees meer hierover in ons Belastingnieuwsartikel ‘Nieuwe renseigneringsplichten per 1 januari 2022’ en in een vervolgartikel ‘Verduidelijking: renseigneringsverplichting btw-vrijstelling’.
Per 1 januari 2023 wijzigt het belastbare moment van aandelenopties. Het belastbare moment verschuift van uitoefening van het optierecht naar het moment waarop de aandelen (verkregen met de uitoefening van het aandelenoptierecht) verhandelbaar zijn. Vaak zijn aandelen direct verhandelbaar waardoor de heffing toch gelijk met de uitoefening van het optierecht zal vallen. Dit is anders als er bijvoorbeeld een verkooprestrictie op de aandelen rust. Let er dus op of dit bij uw uitstaande toekenningen het geval is, aangezien er geen overgangsrecht is. Er bestaat wel een keuzerecht voor de werknemer: deze kan kiezen om de aandelenopties toch te laten belasten op het moment van uitoefening, ondanks een verkooprestrictie van de aandelen op dat moment. Lees voor verdere toelichting ons eerder gepubliceerd artikel ‘Wijziging heffingsmoment aandelenopties per 1 januari 2023’.
Hebt u werknemers waarbij u de 30%-regeling nog hebt toegepast in december 2022? Dan zullen zij onder het overgangsrecht van de 30%-regeling vallen, waardoor de beoogde aftopping van de 30%-regeling voor hen pas per 1 januari 2026 ingaat in plaats van per 1 januari 2024. Zie ons eerder artikel voor meer informatie. Voor individuen die meer verdienen dan de WNT-norm (2022: 216.000 euro) kan het daarom relevant zijn om onder dit overgangsrecht te vallen. Daarnaast zult u per 1 januari 2023 per kalenderjaar (met uitzondering van de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling) moeten kiezen of u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt of de 30%-regeling toepast. Zorg er dus voor dat u nu al duidelijk hebt welke afspraken u met uw werknemers wilt maken.
Heeft u werknemers die in België, Duitsland of een ander land wonen, maar normaal gesproken in Nederland werken? Dan kan thuiswerken (al dan niet als gevolg van de COVID-19-crisis) van invloed zijn op hun belasting- en sociale zekerheidspositie en op de werkgeversverplichtingen.
Grenswerkers in België en Duitsland hebben op basis van bilaterale afspraken onder voorwaarden het recht om te kiezen of zij hun thuiswerkdagen in hun woonland dan wel in het gebruikelijke werkland laten belasten. Deze afspraken waren geldig tot en met 30 juni 2022 en zijn daarna niet verlengd. Grenswerkers kunnen hun keuze over waar zij hun thuiswerkdagen (tot en met 30 juni 2022) willen belasten, maken bij het indienen van hun aangifte inkomstenbelasting 2022.
Met betrekking tot sociale zekerheid ligt dit anders. De meeste EU- en EER-landen gaan tot en met in ieder geval 31 december 2022 soepel om met de consequenties van thuiswerken. Meer informatie kunt u in ons eerdere artikel vinden. Momenteel wordt er nog gezocht naar een nadere structurele oplossing op het gebied van sociale zekerheid bij grensoverschrijdend werken. We adviseren u de belasting- en sociale zekerheidspositie van uw internationale werknemers voor 2022 te controleren, aangezien de uitwerking van deze regeling per EU/EER-land praktische verschillen kent.
Per 1 januari 2023 wijzigt de fiscale behandeling van buitenlandse bestuurders- en commissarisbeloningen van inwoners van Nederland. Tot en met 31 december 2022 is het voor deze beloningen mogelijk om, onder specifieke voorwaarden, voorkoming van dubbele belasting te vragen op basis van de vrijstellingsmethode, zelfs als het bilaterale belastingverdrag de verrekeningsmethode voorschrijft. Dit beleid zal worden ingetrokken, waardoor de voorkoming van dubbele belasting dan toch op basis van de verrekeningsmethode moet worden toegepast. De aangekondigde wijziging zal voor veel in Nederland woonachtige bestuurders en commissarissen van buitenlandse vennootschappen leiden tot een hogere belastingdruk op hun inkomen. Lees voor verdere toelichting ons eerder gepubliceerd artikel.
De gebruikelijkloonregeling bepaalt dat dga’s minimaal het loon moeten ontvangen dat gebruikelijk is voor de arbeid die als dga wordt verricht. Het gebruikelijk loon is minimaal gelijk aan het hoogste van i) het loon van de meestverdienende werknemer; ii) 75 procent van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking (van een werknemer buiten de organisatie); of iii) de wettelijke minimum ondergrens van 48.000 euro (2022). Deze ‘doelmatigheidsmarge’ van 25 procent bij het tweede criterium vervalt per 1 januari 2023. Hebt u al een afspraak lopen met de Belastingdienst op basis van dit criterium? Dan kunt u deze voortzetten als er verder geen wijzigingen zijn en u vanaf 1 januari 2023 100 procent van het meest vergelijkbare loon in acht neemt. Zie ook ons artikel: ‘Belastingplan 2023: wat verandert er voor de dga?’.
Per 2023 wordt de grens voor de eerste schijf in de vennootschapsbelasting verlaagd van 395.000 naar 200.000 euro. Hierdoor moeten bedrijven eerder het hoge Vpb-tarief van 25,8 procent betalen. Het opstaptarief over de eerst schijf gaat omhoog van 15 procent naar 19 procent. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2023 onze factsheet Belastingcijfers 2023/2022 en onderstaande tabel:
Belastbare winst |
Tarief 2022 |
Tarief 2023 |
≤ 200.000 |
19% |
|
≤ 395.000 |
15% |
|
> 200.000 |
25,8% |
|
> 395.000 |
25,8% |
Vanaf 2021 zijn betalingen van rentes en royalty’s die u doet in bepaalde gevallen in Nederland belast tegen een tarief van 25 procent (bronbelasting). Vanaf 1 januari 2022 is het tarief 25,8 procent. De bronbelasting ziet met name op rente- en royaltybetalingen aan groepsmaatschappijen gevestigd in laag-belastende jurisdicties. Eenzelfde soort bronbelasting zal in 2024 gaan gelden voor dividendbetalingen vanuit Nederland. Door hier vooraf bij stil te staan, kunt u dit mogelijk voorkomen en uw ondernemingsstructuur toekomstbestendiger maken. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022 onze factsheet Belastingcijfers 2023/2022.
Het initiatiefwetsvoorstel Dividendbelasting bij zetelverplaatsing hoofdkantoor is ontworpen om (latente) winstreserves te belasten bij emigratie of grensoverschrijdende reorganisaties naar landen die geen dividendbelastingclaim leggen op deze winstreserves. Het wetsvoorstel heeft terugwerkende kracht tot maandag 15 november 2021, 15:00 uur. Er zijn nog veel vragen over de houdbaarheid van dit wetsvoorstel in EU- en verdragscontext, maar toch is het aan te bevelen deze ontwikkeling in de gaten te houden als u uw bedrijf ooit naar het buitenland zou willen verplaatsen of een grensoverschrijdende reorganisatie wilt doorvoeren (grensoverschrijdende fusie, splitsing of aandelenfusie). Lees meer in ons artikel ‘Dividendbelasting hoofdkantoren: afrekenen bij de grens’.
U kunt dit jaar voor het laatst onder voorwaarden tot 106.671 euro onbelast schenken aan een ander voor een eigen woning. Deze vrijstelling wordt namelijk per 1 januari 2023 verlaagd tot 28.947 en afgeschaft per 1 januari 2024. U kunt het bedrag van 106.671 euro verspreiden over dit jaar en volgend jaar. De verkrijger moet de schenking uiterlijk in 2024 besteden voor de eigen woning. Verder moet de verkrijger of diens partner tussen de 18 en 40 jaar zijn en mag binnen de relatie van schenker en verkrijger maar eenmaal beroep op deze verhoogde vrijstelling worden gedaan. Als de schenker binnen 180 dagen na de schenking overlijdt, hoeft de verkrijger over die schenking van 106.671 euro - in tegenstelling tot de meeste andere schenkingen - geen erfbelasting te betalen. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2023/2022 onze factsheet Belastingcijfers 2023/2022.
Vanaf 1 juli 2023 (beoogde inwerkingtredingsdatum wetgeving) zal het Nederlandse pensioenstelsel ingrijpend worden hervormd. Het pakket aan wijzigingen rondom het nieuwe pensioenstelsel komt samen in de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Het wetsvoorstel is op dit moment nog in behandeling in de Tweede Kamer. Als gevolg van de stelselwijziging gaan de komende jaren (nagenoeg) alle pensioenregelingen op de schop. Het uitstel van de Wtp tot op z’n vroegst 1 juli 2023 betekent niet dat voor de betrokken partijen iets wijzigt qua deadlines. U zult dus nog steeds vanaf 2023 belangrijke keuzes moeten maken over de pensioenregeling van uw werknemers. Zo draagt u als werkgever met een pensioenregeling bij een pensioenfonds de verantwoordelijkheid om uiterlijk op 1 januari 2025 een transitieplan af te hebben. Dit bevat een omschrijving van de nieuwe pensioenregeling, de benodigde compensatieregeling en eventueel de waardering van oude pensioenrechten. De gemaakte keuzes moet u zowel kwalitatief als kwantitatief onderbouwen. Voor regelingen die verzekeraars en premiepensioeninstellingen uitvoeren, geldt een uiterlijke termijn van 1 oktober 2026. De nieuwe regeling moet (nog steeds) uiterlijk op 1 januari 2027 zijn ingevoerd.
In 2021 is de Wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Hierdoor kunnen deelnemers die op of na 1 juli 2023 met pensioen gaan, maximaal een bedrag ter waarde van 10 procent van hun ouderdomspensioen in één keer opnemen. Het onderdeel ‘bedrag ineens’ is in 2022 vanwege uitvoeringsproblemen uitgesteld. Via het wetsvoorstel ‘Wet bedrag herziening ineens’ worden deze problemen verholpen. Zo wordt in het wetsvoorstel de doelgroep voor het uitgestelde uitbetalingsmoment voor het bedrag ineens beperkt. De (beoogde) datum van inwerkingtreding is 1 juli 2023.
De Wet pensioenverdeling bij scheiding is uitgesteld en zal in werking treden per 1 januari 2027. Eerder zou de wet per 2022 in werking treden, maar vanwege samenhang met de Wet toekomst pensioenen is besloten de inwerkingtreding op te schuiven. Het kabinet wil enkele elementen uit de wet al eerder introduceren via overbruggingsmaatregelen. Door de wet wordt het ouderdomspensioen in de toekomst automatisch verdeeld bij scheiding tussen de ex-partners als zij geen actieve keuze maken over de verevening of conversie van hun pensioen. Daarnaast wordt pensioenconversie de standaard bij echtscheiding, in plaats van verevening. Ook wordt de hoogte van het bijzonder partnerpensioen beperkt tot de periode waarin de ex-partners gehuwd waren.
Per 1 januari 2023 mogen ondernemers voor de inkomstenbelasting niet langer jaarlijks een gedeelte van hun winst reserveren voor een oudedagsvoorziening door een FOR te vormen. De reeds opgebouwde reserves zullen op basis van de huidige wet- en regelgeving worden afgewikkeld. Tegelijkertijd worden de mogelijkheden in de derde pijler verruimd. Zo gaat de fiscale premieruimte omhoog van maximaal 13,3 procent naar 30 procent van de pensioengrondslag.
De bijtelling voor uw privégebruik van de elektrische auto van de zaak blijft in 2023 16 procent. Het prijsplafond gaat in 2023 omlaag van 35.000 euro naar 30.000 euro. Voor zover de auto een cataloguswaarde heeft hoger dan dit plafond, geldt een bijtelling van 22 procent.
Het bijtellingspercentage is van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gesteld in het kentekenregister en blijft maximaal vijf jaar van toepassing.
Wilt u meer informatie over de toepassing van een of meer tips en aandachtspunten? Of hebt u advies nodig? Neem dan contact op met uw PwC-adviseur. Die helpt u daarbij graag verder.
Mitra Tydeman
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 024 66 06