03/11/23
Dit artikel is voor het laatst geüpdatet op 19 december 2023.
Nog even en dan is het 2024. Welke acties moet u nog voor het eind van dit jaar nemen of juist uitstellen tot volgend jaar om fiscale faciliteiten te benutten?
Wij hebben een selectie gemaakt van de belangrijkste actuele fiscale tips en aandachtspunten voor uzelf en uw organisatie. Onze selectie is gebaseerd op het pakket Belastingplan 2024 dat op 19 december 2023 door de Eerste Kamer is aangenomen. Ook tips aan de hand van eerdere of andere lopende wetsvoorstellen, goedkeuringen en beleidsbesluiten komen aan bod.
Als u bijzonder uitstel van betaling (BUVB) hebt aangevraagd, moet u vanaf 1 oktober 2022 uw belastingschuld voldoen in 60-maandelijkse termijnen.
Als u aan bepaalde voorwaarden voldoet, kunt u één keer verzoeken om (1) een betaalpauze van maximaal zes maanden of van twee aaneengesloten kwartaaltermijnen, (2) om per kwartaal te betalen in plaats van per maand en (3) om maximaal 7 jaar (84 maanden) te doen over het afbetalen van uw belastingschuld, in plaats van 5 jaar (60 maanden).
Het kabinet heeft aangekondigd om per 2024 een nieuw systeem voor de belastingrente te introduceren. Het rentepercentage zal dan afhankelijk zijn van de ECB-rente. Voor de vennootschapsbelasting, bronbelasting en solidariteitsbijdrage zal deze rente vermeerderd worden met 5,5 procentpunt en voor overige belastingmiddelen met 3 procentpunt (beide afgerond op halve procentpunten). Per 1 januari 2024 zal het rentepercentage voor de vennootschapsbelasting 10% en voor de inkomstenbelasting 7,5% bedragen. Dit moet nog wel worden geformaliseerd in een officieel besluit.
Aangezien u op basis van de nieuwe systematiek mogelijk een hoger percentage aan belastingrente moet betalen, is het aan te bevelen om openstaande belastingschulden zo spoedig mogelijk te voldoen. Voor lagere kosten in verband met de belastingrente kunt u op korte termijn in 2024 voorlopige aanslagen aanvragen (en betalen).
Als gevolg van COVID-19 was de invorderingsrente tussen 23 maart 2020 tot en met 30 juni 2022 tijdelijk verlaagd van 4 procent naar 0,01 procent. Het rentepercentage is vanaf 1 juli 2022 stapsgewijs toegenomen en bedraagt nu weer 4 procent:
Vanaf 1 juli 2022: 1 procent
Vanaf 1 januari 2023: 2 procent
Vanaf 1 juli 2023: 3 procent
Vanaf 1 januari 2024: 4 procent.
Op dit moment onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om aan te sluiten bij dezelfde systematiek als de belastingrente.
Houd er rekening mee dat als u een belastingschuld gedeeltelijk hebt voldaan, de betaling éérst afgeboekt wordt op de kosten en de rente en als laatste op het openstaande belastingbedrag. Hierdoor kunt u over het openstaande belastingbedrag opnieuw rente en kosten verschuldigd zijn.
Hebt u een sterk wisselend inkomen uit werk en woning? Dan betaalt u waarschijnlijk meer belasting dan wanneer u dat inkomen gelijkmatig verdeeld krijgt over de jaren. U kunt dan in aanmerking komen voor de middelingsregeling. Met middeling berekent u uw gemiddelde inkomen over drie aaneengesloten kalenderjaren. Dit is het middelingstijdvak. Vervolgens berekent u hoeveel belasting u per jaar moet betalen. Zijn de nieuwe belastingbedragen lager dan die van de eerdere aanslagen? Dan hebt u mogelijk recht op een teruggaaf. Het verschil moet echter groter zijn dan 545 euro. De middelingsregeling in de inkomstenbelasting is per 2023 afgeschaft. Dit houdt in dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling mogelijk is.
Het huidige box 2-tarief bedraagt 26,9 procent. Per 2024 krijgt box 2 twee schijven. De eerste schijf belast tot 67.000 euro aan box 2-inkomsten per persoon tegen een tarief van 24,5 procent en voor de tweede schijf geldt een tarief van 33 procent over het meerdere. Neem dit in overweging bij het uitkeren van dividend. Zo kan het voordelig zijn om een uitkering van een klein dividend uit te stellen naar 2024 of een uitkering van een groot dividend juist nog in 2023 te doen.
Als u in 2023 geen dividend uit uw vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) uitkeert, krijgt u voor de inkomstenbelasting te maken met een forfaitair rendement van 6,17 procent (2023) over de waarde in het economische verkeer van de VBI. Voor zover u wel dividend uitkeert, kunt u het forfaitaire rendement daarmee verrekenen. Over het forfaitaire rendement of het uitgekeerde dividend bent u 26,9 procent box 2-heffing verschuldigd. Houd hierbij rekening met de bovengenoemde wijziging van het box 2-tarief per 2024. Als u een dividend uitkeert dat gelijk is aan het forfaitaire rendement, leidt dit niet tot een hogere box 2-heffing. Het uitgekeerde dividend verhoogt wel uw vermogensgrondslag voor box 3.
Schulden van een directeur-grootaandeelhouders (dga) en hun partner aan de eigen bv voor zover die meer bedragen dan 700.000 euro (nota bene: vanaf 2024 500.000 euro), worden vanaf 2023 belast in box 2 als dividenduitkering tegen 26,9 procent. Dat geldt ook voor schulden van bloed- en aanverwanten en hun partner. Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd voor deze maatregel. Het kan voor u als dga verstandig zijn om eventuele bovenmatige leningen af te bouwen. Het eerste toetsmoment van deze regeling is 31 december 2023. Een optie is om dividend te laten uitkeren om de schuld af te lossen. Houd er dan rekening mee dat het box 2-tarief vanaf 2024 twee schijven krijgt: 24,5 procent voor de eerste 67.000 euro inkomsten per persoon en 33 procent over het meerdere. U kunt ook vastgoed uit uw privévermogen verkopen en met de opbrengst de lening aflossen, maar daarbij is overdrachtsbelasting verschuldigd. Ook kunt u herfinanciering zoeken bij een geldverstrekker, zodat er geen sprake meer is van een lening bij de eigen bv. Zie ook ‘Dga’s moeten belasting betalen over bovenmatige leningen’.
Uw niet-zakelijke gift aan een anbi of een steunstichting sbbi wordt vanaf 2024 - zonder enige begrenzing - niet langer aangemerkt als een verkapte winstuitdeling, die belast wordt met inkomstenbelasting (box 2) en dividendbelasting. Deze maatregel beoogt om het geven via vennootschappen te vereenvoudigen en een impuls te geven aan de fondsenwerving door goede doelen. Wil uw vennootschap de giften aftrekken van de winst, dan geldt daarvoor de begrenzing van ten hoogste 50 procent van de winst, met een maximum van 100.000 euro. Als de vennootschap een zakelijk belang heeft bij de betaling aan een goed doel (bijv. bij reclame, sponsoring of in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen), is er sprake van zakelijke kosten die volledig aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting, zonder plafond.
Fiscale partners kunnen het gezamenlijke box 3-vermogen (na aftrek van het gezamenlijke heffingsvrije vermogen) onderling aan elkaar toerekenen. Door gebruik te maken van deze mogelijkheid, kunt u een voordeel in box 3 behalen. U moet hierbij wel rekening houden met andere (fiscale) regelingen, waaronder gevolgen voor de heffingskortingen. Het belastingtarief bedraagt in 2023 32 procent (36 procent in 2024). Het heffingvrije vermogen per persoon bedraagt vanaf 1 januari 2023 57.000 euro (in 2024 geldt hetzelfde bedrag). Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2023/2024 onze factsheet Belastingcijfers 2024/2023.
Ingeval van lage hypotheekrente en de wellicht hogere aftrekbare forfaitaire rente in box 3 op basis van de Overbruggingswetgeving box 3 2023-2026 kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om uw eigenwoningschuld niet in box 1 maar in box 3 te doen vallen. Afhankelijk van de situatie kan dat bijvoorbeeld door de voorwaarden van de lening op een bepaalde manier aan te passen of door de lening tijdelijk af te lossen en vervolgens een nieuwe lening af te sluiten. Een dergelijke herfinanciering kan voordelig zijn vanwege het lagere tarief waartegen u de hypotheekrente in box 1 in aftrek kunt brengen (in 2023 tegen 36,93 procent en in 2024 tegen 36,97 procent) en de gefaseerde afschaffing van de ‘aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld’ (de wet Hillen). Een en ander geldt ook wanneer u uw eigenwoninglening herfinanciert bij uw eigen bv, waarbij u meer mogelijkheden hebt in de vormgeving van de lening. Eigenwoningleningen zijn overigens onder voorwaarden uitgesloten van de maatregel tegen Excessief lenen bij de eigen bv, zie hierover ons Belastingnieuws-artikel ‘Dga’s moeten belasting betalen over bovenmatige leningen’. Lees verder meer over de Overbruggingswetgeving box 3 in ons Belastingnieuws-artikel ‘Box 3-actualiteiten’ en ‘Belastingplan 2024: diverse aanpassingen box 3’.
Afhankelijk van uw vermogen en verwacht rendement kan het fiscaal gunstig zijn om uw vermogen onder te brengen in een bv (box 2) of in een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI; speciaal regime in box 2). Een VBI is een beleggingsinstelling die vrijgesteld is van de heffing van vennootschapsbelasting, zodat de voordelen die zij met haar beleggingen behaalt niet belast zijn. Wel geldt jaarlijks een forfaitair rendement in box 2 van 6,17 procent (2023) over de werkelijke waarde van de VBI tegen een belastingtarief van 26,9 procent. Met ingang van 2024 is het tarief 24,5 procent voor de eerste 67.000 euro inkomsten per persoon en 33 procent over het meerdere. Let op dat toegang tot het VBI-regime vanaf 1 januari 2025 enkel open staat voor gereglementeerde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht. Lees daarover meer in ons Belastingnieuwsartikel. Zie voor meer over belastingtarieven en cijfers voor 2023/2024 onze factsheet Belastingcijfers.
Als u bezwaar hebt gemaakt tegen een of meer aanslagen inkomstenbelasting 2017 - 2021 dan hebt u als gevolg van het zogenoemde Kerstarrest van de Hoge Raad recht op rechtsherstel. Dit rechtsherstel wordt verleend op basis van de forfaitaire spaarvariant. Als uw werkelijke rendementen lager zijn geweest dan de gehanteerde forfaits, dan staan er nog mogelijkheden voor bezwaar en beroep voor u open. De Hoge Raad heeft voor deze gevallen bevestigd dat u dan een verzoek om ambtshalve vermindering kunt indienen. Als de Belastingdienst dit verzoek geheel of gedeeltelijk afwijst, kunt u tegen deze afwijzing bezwaar aantekenen en vervolgens in beroep gaan bij de rechter.
Er lopen procedures over de vraag of het rechtsherstel wel voldoende aansluit bij de uitkomst van het Kerstarrest. Advocaat-Generaal Wattel heeft op 18 september 2023 de Hoge Raad geadviseerd dat het wettelijke rechtsherstel voor 2017 tot en met 2022 nog steeds discriminerend uitwerkt en in strijd is met het eigendomsgrondrecht. De Hoge Raad zal zich naar verwachting in het voorjaar van 2024 hierover uitspreken. Lees meer op onze pagina Wegwijzer box 3.
Op Prinsjesdag 2022 is bekend gemaakt dat de overheid geen rechtsherstel gaat bieden aan de groep niet-bezwaarmakers voor zover de aanslagen voor de jaren 2017-2020 onherroepelijk vaststaan. Hebt u dus niet meegedaan aan het massaal bezwaar dan hebt u in beginsel geen recht op rechtsherstel. Verzoeken om ambtshalve verminderingen zal de Belastingdienst afwijzen voor zover dat de toepassing van box 3 betreft. De Hoge Raad heeft bevestigd dat in dergelijke gevallen de aanslag definitief is komen vast te staan met het verlopen van de oorspronkelijke bezwaartermijn van zes weken. Er zijn desalniettemin veel mensen die een verzoek voor ambtshalve vermindering hebben ingediend en naar verwachting zullen er nog meer volgen. Daarom loopt nu een zogeheten ‘massaal bezwaar plus’-procedure waar alle niet-bezwaarmakers automatisch aan mee doen. Mocht deze procedure leiden tot rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers, dan zal de Belastingdienst dit rechtsherstel aan alle box 3-belastingplichtigen verlenen. De Belastingdienst heeft samen met belangenorganisaties inmiddels vier proefzaken geselecteerd voor de ‘massaal bezwaar plus’-procedure. Lees meer op onze pagina Wegwijzer box 3.
In 2023 mag op bepaalde nieuwe bedrijfsmiddelen maximaal 50 procent willekeurig worden afgeschreven. Dit geldt alleen als de verplichting tot aanschaf in 2023 is aangegaan of hiervoor in 2023 voortbrengingskosten zijn gemaakt. In de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting kan dan eenmalig willekeurig worden afgeschreven tot 50 procent van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van de bedrijfsmiddelen. Over de resterende boekwaarde dient vervolgens regulier te worden afgeschreven in de jaren daarna. Voorwaarde is dat het bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2026 in gebruik moet worden genomen. Bepaalde bedrijfsmiddelen, zoals gebouwen, schepen en personenauto’s die niet zijn bestemd voor beroepsvervoer, zijn uitgezonderd. Auto’s zonder CO2-uitstoot komen wel in aanmerking voor de willekeurige afschrijving. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel ‘In 2023 kunt u willekeurig afschrijven, lees de voorwaarden’.
Voor ondernemingen die bij natuurlijke personen worden belast in de inkomstenbelasting (bijvoorbeeld de eenmanszaak of de VOF) is het met ingang van 2024 nog slechts mogelijk om op gebouwen af te schrijven tot de WOZ-waarde (was voorheen voor gebouwen in eigen gebruik tot 50 procent van de WOZ-waarde). Het onderscheid in uw administratie tussen verhuurde gebouwen en gebouwen in eigen gebruik is voor u als ondernemer in de inkomstenbelasting dus niet meer langer relevant, behalve voor zover het de periode tot 1 januari 2024 betreft. Het blijft daarentegen van belang om de WOZ-beschikking te controleren en zo nodig bezwaar aan te tekenen.
Vanaf 2024 gaat het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA) structureel omlaag van 45,5 procent naar 40 procent. Dit betekent dat het waarschijnlijk voordeliger is om nog dit jaar te investeren in een bedrijfsmiddel dat voorkomt op de Energielijst, dan om het uit te stellen naar 2024. Let op, de Energielijst wordt ieder kalenderjaar opnieuw vastgesteld.
De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting gaan de komende jaren wijzigen. Per 2024 wordt verhuurd vastgoed standaard aangemerkt als beleggingsvermogen zodat - op enkele uitzonderingen na - de faciliteiten daarop niet van toepassing zijn. Vanaf 2025 zijn er meer aanpassingen. Zo gaat dan de 100%-vrijstelling in de schenk- en erfbelasting gelden voor ondernemingsvermogen met een waarde tot 1,5 miljoen euro (2023: ongeveer 1,2 miljoen) en daalt het vrijstellingspercentage over het meerdere van 83 procent naar 75 procent. De dienstbetrekkingseis in de inkomstenbelasting wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt er bij schenking een minimumleeftijd voor de opvolger, voor zowel de schenk- en erfbelasting als de inkomstenbelasting. Zie voor alle wijzigingen ons Belastingnieuwsbericht ‘Prinsjesdag 2023: aanpassingen in bedrijfsopvolgingsregeling’.
De vrijstelling voor het onbelast schenken voor een eigen woning is per 1 januari 2023 verlaagd tot 28.947 euro en wordt per 1 januari 2024 afgeschaft. U kunt dus nog tot einde van het jaar gebruikmaken van deze vrijstelling. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2023/2022 onze factsheet Belastingcijfers 2024/2023.
Hebt u werknemers waarbij u de 30%-regeling nog hebt toegepast in december 2022? Dan zullen zij onder het overgangsrecht van de 30%-regeling vallen, waardoor de beoogde aftopping van de 30%-regeling voor hen pas per 1 januari 2026 ingaat in plaats van per 1 januari 2024. Zie ons Belastingnieuwsartikel voor meer informatie. Voor individuen die meer verdienen dan de WNT-norm (2024: 233.000 euro) kan het daarom relevant zijn om onder dit overgangsrecht te vallen. Daarnaast zult u per kalenderjaar (met uitzondering van de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling) moeten kiezen of u de werkelijke extraterritoriale kosten vergoedt of de 30%-regeling toepast. Zorg er dus voor dat u nu al duidelijk hebt welke afspraken u met uw werknemers wilt maken.
Wilt u in 2024 nieuwe expats aannemen of in Nederland te werk stellen, overweeg dan om dit te vervroegen en uit te voeren voor 31 december 2023. Vanaf 1 januari 2024 wordt de regeling voor expats namelijk versoberd. Het bedrag dat u dan nog forfaitair belastingvrij kunt vergoeden, bedraagt voor de eerste 20 maanden maximaal 30 procent van het loon, de 20 maanden daarna maximaal 20 procent en de 20 maanden dáárna maximaal 10 procent. Deze versobering heeft echter geen impact op expats die al vóór 1 januari 2024 gebruikmaken van de 30%-regeling. Door nieuwe expats nog versneld onder de 30%-regeling te brengen, blijft voor hen nog de huidige regeling van toepassing, ook in de periode na 1 januari 2024.
Naast de versobering van de 30%-regeling wordt voor expats die onder de voorwaarden van de 30%-regeling vallen, ook de partiële buitenlandse belastingplicht afgeschaft. Wanneer een werknemer in Nederland woont en onder de voorwaarden van de 30%-regeling valt, kan in de aangifte inkomstenbelasting gebruik worden gemaakt van de partiële buitenlandse belastingplicht. Dat houdt in dat deze persoon voor box 2 en box 3 wordt gezien als buitenlands belastingplichtige, ondanks een fiscale woonplaats in Nederland. Voor bezittingen die buiten Nederland zijn gelegen wordt een expat onder voorwaarden dan (nog) niet belastingplichtig in Nederland. Na afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht wordt een expat voor deze bezittingen in sommige gevallen wel belast in Nederland. Er geldt echter een overgangsregeling, waardoor nog uiterlijk tot en met 31 december 2026 gebruik kan worden gemaakt van deze fiscale regeling als die uiterlijk op 31 december 2023 al kon worden toegepast.
Als werkgever mag u 21 cent per kilometer onbelast vergoeden aan uw werknemers voor hun reiskosten. Let erop dat dit bedrag stijgt naar 23 cent per kilometer per 1 januari 2024 en dat u er dus voor kunt kiezen om de onbelaste reiskostenvergoeding te verhogen.
Hebt u werknemers die in België, Duitsland of een ander land wonen? Dan kan thuiswerken van invloed zijn op hun belasting- en sociale-zekerheidspositie en op de werkgeversverplichtingen.
Als uw werknemer vaker of geheel vanuit huis werkt, zal heffing over het arbeidsinkomen ook meer of wellicht zelfs in het geheel bij het woonland (Duitsland of België) komen te liggen. Kortom: het thuiswerken kan invloed hebben op de belastingpositie van uw werknemer.
Ook voor de sociale zekerheid kan het gevolgen hebben als uw werknemer vanuit huis werkt. Als een werknemer die normaliter in Nederland werkt, meer zal thuiswerken vanuit het woonland dan bestaat de kans dat de werknemer op basis van het EU-recht ook sociaal verzekerd raakt in het woonland. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de werknemer. Zo kan het zijn dat u zich als werkgever zult moeten registreren in het woonland van de werknemer om de premies af te dragen.
In tegenstelling tot de belastingplicht is er voor de sociale zekerheid op EU-niveau een kaderovereenkomst gesloten. Op basis van de overeenkomst kunnen grenswerkers tot maximaal 50 procent van hun tijd thuis werken, zonder aan het sociale-zekerheidsregime van dat land onderworpen te worden. Lees voor verdere achtergrond ons eerder Belastingnieuwsartikel.
Met ingang van 1 januari 2025 is iedere CV fiscaal transparant. Vanaf dat moment worden de commanditaire vennoten rechtstreeks in de belastingheffing betrokken voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting. Wanneer de zelfstandige belastingplicht van een CV eindigt, kan dit fiscale gevolgen hebben. De wetgever heeft overgangsbepalingen geïntroduceerd die per 1 januari 2024 in werking treden, zodat belastingplichtigen een jaar de tijd hebben om te anticiperen op de aanstaande wijzigingen. Wij raden aan om de mogelijke gevolgen tijdig in kaart te brengen om zodoende tijdig gebruik te kunnen maken van deze overgangsbepalingen. Voor meer informatie, zie ons Belastingnieuwsbericht “Wijziging kwalificatie open cv en buitenlandse rechtsvormen”.
Voor alle structuren met buitenlandse rechtsvormen moet u beoordelen of de kwalificatie per 1 januari 2025 zal veranderen. Voor 2024 heeft het kabinet verschillende overgangsmaatregelen ingevoerd die fiscaal geruisloze herstructurering in 2024 mogelijk maken. Daarom is het van groot belang dat deze beoordeling tijdig in 2024 plaatsvindt, om eventuele nadelige gevolgen van de wijzigingen in de kwalificatie te voorkomen. De kwalificatieverschillen kunnen ook een impact hebben op de ATAD2-bepalingen in de vennootschapsbelasting. Voor meer informatie, zie ons Belastingnieuwsbericht “Wijziging kwalificatie open cv en buitenlandse rechtsvormen”.
Met ingang van 1 januari 2024 treedt er nieuwe en ingrijpende wetgeving in werking voor bedrijven die internationaal opereren. Deze wetgeving maakt het mogelijk om op verschillende niveaus belasting te heffen wanneer er in een ander rechtsgebied een effectief belastingtarief van minder dan 15 procent geldt. Aangezien deze wetgeving, ook wel bekend als Pillar Two, naar verwachting wereldwijd zal worden geïmplementeerd, is het van groot belang om de impact van de nieuwe regels op uw belastingheffing, rapportage en bedrijfsmodel te beoordelen. Voor meer informatie over de Nederlandse implementatie, zie onze Belastingnieuwsberichten “Minimumwinstbelasting 2024 in volgende fase” en “Nota van Wijziging Wet Minimumbelasting 2024 (Pillar Two)”.
Per 1 januari 2023 is de EU-richtlijn DAC7 in werking getreden. Op grond van DAC7 zullen digitale platforms die zijn gevestigd binnen of buiten de EU bepaalde informatie moeten rapporteren over verkopers die voor hun activiteiten gebruik maken van het digitale platform. De bevoegde autoriteit in een lidstaat wisselt deze informatie vervolgens uit met de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de te rapporteren verkoper fiscaal inwoner is. Dit heeft tot doel de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten te voorzien van de informatie die nodig is voor de handhaving van de belastingregels met betrekking tot commerciële activiteiten die met bemiddeling van digitale platforms worden verricht. De Belastingdienst kan de gerapporteerde gegevens bijvoorbeeld gebruiken voor zowel de inkomstenbelasting als de btw. In 2024 moeten digitale platforms voor het eerst rapporteren over het jaar 2023. Zie voor meer informatie hier.
Vanaf 1 januari 2025 mogen fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet langer rechtstreeks beleggen in Nederlands onroerend goed. Het zal nog steeds mogelijk zijn dat een fbi zich bezighoudt met het besturen van een met de fbi verbonden vastgoedlichaam. Als uw organisatie Nederlands vastgoed houdt via een fbi, raden wij u aan met uw adviseur te overleggen over een alternatief. Lees ook ons Belastingnieuwsbericht “Stevige wijziging van fiscale behandeling van vastgoed”.
In bepaalde gevallen worden belangen van management in de onderneming waar ze werken fiscaal beschouwd als een zogenoemd lucratief belang. Op basis van een arrest van de Hoge Raad eerder dit jaar leken sommige aandeelhoudersleningen uitgesloten van de beoordeling of sprake was van een lucratief belang. Naar aanleiding van dit arrest is de wet zo aangepast dat voor de beoordeling of sprake is van een lucratief belang, naast agio en informeel kapitaal, voortaan ook de (aandeelhouders-)leningen meetellen die bijdragen aan de beloning voor werkzaamheden. De lucratiefbelangregeling rekent dergelijke leningen tot het aandelenkapitaal van de vennootschap. Deze wijziging werkt terug tot 26 juni 2023. Verstrekt uw organisatie leningen die mogelijk bijdragen aan de beloning voor werkzaamheden? Dan is het raadzaam om te analyseren of deze leningen meetellen in de beoordeling of er al dan niet sprake is van een lucratief belang.
Vanaf 2021 zijn betalingen van rentes en royalty’s die u doet in bepaalde gevallen in Nederland belast tegen het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting. In 2023 en 2024 bedraagt dat tarief 25,8 procent. De bronbelasting ziet met name op rente- en royaltybetalingen aan groepsmaatschappijen gevestigd in laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Eenzelfde soort bronbelasting zal in 2024 gaan gelden voor dividendbetalingen vanuit Nederland. Door hier vooraf bij stil te staan, kunt u dit mogelijk voorkomen en uw ondernemingsstructuur toekomstbestendiger maken. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022 onze factsheet Belastingcijfers 2024/2023.
Het initiatiefwetsvoorstel Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting is ontworpen om (latente) winstreserves te belasten bij emigratie of grensoverschrijdende reorganisaties naar landen die geen dividendbelastingclaim leggen op deze winstreserves. Het wetsvoorstel heeft terugwerkende kracht tot woensdag 8 december 2021, 9:00 uur. Er zijn nog veel vragen over de houdbaarheid van dit wetsvoorstel in EU- en verdragscontext, maar houd deze ontwikkeling in de gaten als u uw bedrijf ooit naar het buitenland zou willen verplaatsen of een grensoverschrijdende reorganisatie wilt doorvoeren (grensoverschrijdende fusie, splitsing of aandelenfusie). Lees meer in ons artikel ‘Kabinet ontraadt wetsvoorstel exitheffing dividendbelasting’.
Met ingang van 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden en zal het Nederlandse pensioenstelsel de komende jaren ingrijpend veranderen. Als gevolg van de stelselwijziging moeten namelijk (nagenoeg) alle pensioenregelingen op de schop. U zult belangrijke keuzes moeten maken over de pensioenregeling van uw werknemers. Zo draagt u als werkgever met een pensioenregeling bij een pensioenfonds de verantwoordelijkheid om uiterlijk op 1 januari 2025 een transitieplan gereed te hebben. Dit bevat een omschrijving van de nieuwe pensioenregeling, de benodigde compensatieregeling en eventueel de waardering van oude pensioenrechten. De gemaakte keuzes moet u zowel kwalitatief als kwantitatief onderbouwen. Voor regelingen die door verzekeraars en premiepensioeninstellingen worden uitgevoerd, geldt dat werkgevers tot uiterlijk 1 oktober 2027 de tijd hebben om een bijgestelde offerte in te dienen. De nieuwe regelingen bij zowel pensioenfondsen als verzekeraars/ppi’s moeten uiterlijk op 1 januari 2028 zijn aangepast aan het nieuwe pensioenstelsel.
In 2021 is de Wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het onderdeel ‘bedrag ineens’ is in 2022 vanwege uitvoeringsproblemen uitgesteld. Via het wetsvoorstel ‘Wet bedrag herziening ineens’ worden deze problemen verholpen. Zo beperkt het wetsvoorstel de doelgroep voor het uitgestelde uitbetalingsmoment voor het bedrag ineens. In juni 2023 is de datum van inwerkingtreding van het ‘bedrag ineens’ opnieuw uitgesteld. De nieuwe (beoogde) datum van inwerkingtreding is 1 juli 2024. Deelnemers die op of na 1 juli 2024 met pensioen gaan, kunnen straks maximaal een bedrag ter waarde van 10 procent van hun ouderdomspensioen in één keer opnemen. Doordat de behandeling van het wetsvoorstel pas gepland staat in het voorjaar van 2024 en de sector heeft aangegeven minimaal zes maanden nodig te hebben voor implementatie, is uitstel van de datum van inwerkingtreding aannemelijk.
De CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) introduceert een extra heffing aan de grens op basis van de ingebedde emissies van bepaalde goederen. De CBAM ziet op koolstofintensieve producten,waaronder producten van cement, ijzer, staal, aluminium, elektriciteit, kunstmest en chemicaliën.
Als onderdeel van de introductie van CBAM is per 1 oktober 2023 de overgangsperiode gestart. Gedurende deze overgangsperiode wordt de extra heffing nog niet toegepast, maar moeten bedrijven wel de directe en indirecte emissies van deze goederen op kwartaalbasis rapporteren. Het eerste rapport met de gegevens over het vierde kwartaal van 2023 moet uiterlijk in januari 2024 worden ingediend.
Het is van belang voor bedrijven om te controleren of de CBAM-wetgeving van toepassing is op hun goederen en of deze goederen van buiten de EU worden geïmporteerd. Vervolgens zal de CBAM vanaf 1 januari 2026 volledig in werking treden. Vanaf dat moment zijn bedrijven verplicht om jaarlijkse CBAM-rapporten in te dienen en CBAM-certificaten aan te schaffen/in te leveren, gebaseerd op de ingebedde emissies van de geïmporteerde CBAM-goederen.
Met ingang van 1 januari 2024 is het volgens de staatssecretaris van Financiën niet meer mogelijk dat het buitenlandse hoofdhuis van een in Nederland gevestigde vaste inrichting deel uitmaakt van de Nederlandse fiscale eenheid omzetbelasting. Hetzelfde geldt voor de in het buitenland gevestigde vaste inrichting van een in Nederland gevestigd hoofdhuis. Het belangrijkste gevolg van deze wijziging is dat transacties tussen een Nederlandse fiscale eenheid en een buitenlandse hoofdhuis of vaste inrichting van één van de onderdelen van die fiscale eenheid in de heffing van btw worden betrokken. Voor ondernemers met een beperkt recht op aftrek van btw op kosten is dit een extra kostenpost.
Wij merken op dat er twijfel mogelijk is of deze door de staatssecretaris voorgestane wijziging wel mogelijk is zonder wetswijziging (waar nu niet in is voorzien). Wij verwachten dat over deze vraag geprocedeerd zal worden als gevolg waarvan nog enige tijd onzekerheid kan bestaan over de verschuldigdheid van btw op transacties tussen een Nederlandse fiscale eenheid en een buitenlandse hoofdhuis of vaste inrichting van één van de onderdelen van die fiscale eenheid.
De bijtelling voor uw privégebruik van de elektrische auto van de zaak blijft in 2024 16 procent (2025: 17 procent). Het prijsplafond is 30.000 euro. Voor zover de auto een cataloguswaarde heeft hoger dan dit plafond, geldt een bijtelling van 22 procent. Het bijtellingspercentage is van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gesteld in het kentekenregister en blijft maximaal vijf jaar van toepassing.
Op 1 januari 2025 zal de BPM-vrijstelling verdwijnen voor de aanschaf van een bestelauto door een ondernemer - de zogenoemde grijskentekenregeling. Dit betekent dat 2024 het laatste jaar is waarin ondernemers kunnen profiteren van deze vrijstelling. Met het verdwijnen van de BPM-vrijstelling zullen de belastingtarieven voor personenauto's ook gelden voor de aanschaf van een bestelauto door een ondernemer. Er blijft echter wel een vrijstelling bestaan voor emissieloze elektrische bestelauto's.
Huizenkopers tussen 18 en 35 jaar die een woning kopen om zelf in te wonen, kunnen eenmalig gebruik maken van de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Bij de aankoop van een woning met een waarde van maximaal 440.000 euro is dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit maximumbedrag gaat per 1 januari 2024 omhoog naar 510.000 euro. Het kan daarom voordelig zijn om de aankoop van een woning met een waarde tussen de 440.000 euro en 510.000 euro uit te stellen naar 2024.
Wilt u meer informatie over de toepassing van een of meer tips en aandachtspunten? Of hebt u advies nodig? Neem dan contact op met uw PwC-adviseur. Die helpt u daarbij graag verder.