De vermogensbelasting in box 3 heeft in 2014 inbreuk gemaakt op het Europese eigendomsrecht. Dat is het oordeel van het Gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraak van 16 januari 2018. Het hof laat de inbreuk wel in stand.
Eerder informeerden wij u al via PwC actueel ’Meer belasting betaald dan inkomsten behaald? Dan krijgt u geld terug’ over het massaal bezwaar met betrekking tot de vermogensbelasting in 2010 en 2011. De Hoge Raad oordeelde dat de vermogensbelasting in box 3 in deze jaren geen inbreuk op het recht op eigendom maakte (art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM). Het Gerechtshof Amsterdam heeft nu geoordeeld dat dit voor 2014 anders is en dat er wel inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht.
U kunt uw box 3-heffing in 2014 echter nog niet terugvragen. Het hof verbindt hier namelijk niet de conclusie aan dat belastingplichtigen recht hebben op een correctie van de box 3-heffing in 2014. Het hof gunt de wetgever enige tijd om een einde te maken aan de inbreuk op het recht op eigendom. Dat is in lijn met het eerdere oordeel van de Hoge Raad van 3 april 2015 dat het forfaitaire stelsel binnen de ‘ruime beoordelingsmarge’ valt die de Nederlandse staat heeft bij het opstellen van zijn belastingwetgeving. Omdat de wetgever de vermogensbelasting met ingang van 1 januari 2017 heeft gewijzigd, ziet het hof vooralsnog geen reden om het forfaitaire rendement van 4 procent in 2014 niet te handhaven.
De grote vraag is of de Hoge Raad met betrekking tot deze zaak in cassatie hetzelfde oordeelt. Ook blijft het de vraag of de wetgever voor volgende jaren (2015, 2016 en 2017) hetzelfde coulante oordeel krijgt, en daarnaast hoe rechters in de toekomst over het nieuwe box 3-stelsel (vanaf 2017) zullen oordelen. De strijd is dus verre van gestreden.
De belastingheffing op inkomsten uit vermogen veronderstelde tot 2017 een rendement voor particuliere beleggers van 4 procent. Omdat het reële rendement op risicovrije beleggingen in 2014, over een lange termijn, sterk afweek van het forfaitaire rendement van 4 procent, was dat naar oordeel van het hof in 2014 een buitensporig zware last voor deze beleggers. Dit wettigt volgens het hof de conclusie dat de box 3-belasting over een forfaitair rendement in 2014 in strijd is met het Europees recht.
Het ging hierbij om een belastingplichtige die in hoger beroep gegaan was, nadat het door haar gemaakte bezwaar tegen de opgelegde aanslag inkomstenbelasting 2014 als onderdeel van het massaal bezwaar door de Rechtbank Noord-Holland ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat belastingplichtige niet aannemelijk had gemaakt dat het rendement van 4 procent gedurende een lange reeks van jaren niet haalbaar was, waardoor de vermogensbelasting in 2014 niet heeft geleid tot schending van het Europees recht.
Het hof is het oneens met de rechtbank en oordeelt dat het forfaitaire rendement van 4 procent niet in verhouding staat tot het werkelijke rendement dat in 2014 – bezien over een lange reeks van jaren – met riscovrije beleggingen (spaarrekeningen, staatsleningen en obligaties) behaald kon worden. Als gevolg hiervan zijn particuliere beleggers, naar het oordeel van het hof, in 2014 geconfronteerd met een buitensporige last.
Ondanks dit oordeel is het volgens het hof gerechtvaardigd om in de onderhavige zaak niet te voorzien in een lagere box 3-heffing, omdat het forfaitaire stelsel binnen de ‘ruime beoordelingsmarge’ van de wetgever valt en de wetgever met ingang van 1 januari 2017 het forfaitair rendement heeft gewijzigd.
Heeft u vragen over de uitspraak van Het Gerechtshof Amsterdam of over de (per 2017 gewijzigde) vermogensbelasting in box 3? Neem dan contact op met uw PwC adviseur, of met Renate de Lange (+31 (0)88 792 3958) of Jan Nieuwenhuizen (+31 (0)88 79 21 438).
Als uw box 3 inkomsten vrijwel volledig opgaan aan belastingen, dan moet u belasting terugkrijgen. Daarnaast is de Nederlandse vermogensrendementsheffing niet...
Een strategie vinden die aan uw zakelijke wensen voldoet maar die ook past bij de normen en waarden van uw familie. Wij kunnen u daarbij helpen.
Fiscaliteit binnen organisaties ondergaat een transformatie die vraagt om moderne processen en een herdefiniëring van de rol van tax binnen uw bedrijf.