19/09/23
Dit artikel is voor het laatst bijgewerkt op 19 december 2023, na de stemming van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling en bijbehorende amendementen.
Zoals aangekondigd op Prinsjesdag wijzigt de definitie van fonds voor gemene rekening (fgr) met ingang van 2025. Op basis van de wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling wordt aangesloten bij de begrippen ‘beleggingsfonds’ en ‘fonds voor collectieve belegging in effecten’ van de Wet financieel toezicht (Wft). Een fgr dat voldoet aan de voorwaarden is zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig. Een fgr dat niet kwalificeert, wordt voor belastingdoeleinden toegerekend en belast bij de participanten.
Ook de regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) wordt aangepast. Voor de vbi wordt het regime beperkt tot gereglementeerde fondsen. Voor fbi’s wordt het direct beleggen in Nederlands onroerend goed uitgesloten, zie daarvoor ons Belastingnieuwsbericht ‘Stevige wijziging van fiscale behandeling van vastgoed’.
Zoals eerder aangekondigd, worden de wijzigingen voor het fgr en de vbi op 1 januari 2025 van kracht. In verband met de uitsluiting van directe beleggingen in Nederlands vastgoed voor fbi’s is - alleen in 2024 - een voorwaardelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting ingevoerd voor aankopen in het kader van een herstructurering die rechtstreeks verband houden met die uitsluiting. De uitsluiting treedt het jaar daarna in werking, per 1 januari 2025.
Deze maatregelen zijn eerder aangekondigd bij de evaluatie van de fiscale regimes van deze fondsen, zie ook onze Belastingnieuwsberichten ‘Consultatie over wijziging vbi en fbi regimes en fgr’ en ‘Wijziging VBI- en FBI-regimes en fonds voor gemene rekening’.
De voorgestelde wijzigingen kunnen belangrijke gevolgen hebben voor u als particulier die in een fonds deelneemt. Zo kan een familiebedrijf of -fonds dat is gestructureerd als fonds voor gemene rekening fiscaal transparant worden. Familiefondsen zijn expliciet genoemd in de toelichting bij het wetsvoorstel met de verwachting dat deze over het algemeen niet voldoen aan de nieuwe definitie van het fgr.
Voor particulieren en families die met een kleine groep in een vbi beleggen, zou dit fonds zijn kwalificatie als zodanig kunnen verliezen. Als de vbi een naamloze vennootschap (nv) is, zou dat betekenen dat de nv na 1 januari 2025 regulier vennootschapsbelastingplichtig wordt. Als de vbi een fgr is, zou dat betekenen dat deze transparant wordt, zoals hiervoor toegelicht.
Wanneer een voorheen kwalificerend fgr niet voldoet aan de gewijzigde voorwaarden en daarmee van zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig (fiscaal) transparant wordt, wordt dat aangemerkt als een (fictieve) vervreemding van alle vermogensbestanddelen aan de participanten. De wet voorziet in een drietal overgangsfaciliteiten, waaronder een mogelijkheid om - onder voorwaarden (zie verder hieronder) - te opteren voor gespreide belastingbetaling van maximaal 10 jaar.
Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fgr als zelfstandig vennootschapsbelasting kwalificeert (non-transparant). Het doel is om de transparantieregels voor Nederlandse beleggingsfondsen meer in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijk doelstelling daarvan en in overeenstemming te brengen met de internationale normen. Vanaf dan vervalt het toestemmingsvereiste als onderscheidend criterium voor de zelfstandige belastingplicht van een fgr. In plaats daarvan wordt een fonds alleen als zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig fgr (en daarmee als non-transparant voor de Nederlandse inkomstenbelasting) beschouwd als:
Fondsen kunnen hierdoor alleen als fgr kwalificeren, als deze bij een reeks beleggers kapitaal ophalen en beschikken over een Wft-vergunning als bedoeld in de AIFM-richtlijn dan wel de icbe-richtlijn of die daarvan zijn uitgezonderd, volgens de artikelen 1:13a en 2:66a Wft. Of een fgr voldoet aan de vereisten van de Wft wordt door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) beoordeeld. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt het fonds als transparant beschouwd.
Het tot 1 januari 2025 geldende criterium voor fondsen voor gemene rekening om voor Nederlandse inkomstenbelastingdoeleinden als transparant te worden beschouwd, houdt in dat er sprake moet zijn van een ‘unanieme toestemmingsvariant’ in de fondsvoorwaarden. Een clausule die unanieme instemming van alle deelnemers vereist voor de overdracht van participaties. Deze vervalt dus met ingang van 1 januari 2025.
Het wetsvoorstel ziet een vervreemding van activa en passiva van het Nederlandse beleggingsfonds en een vervreemding van de participaties door alle beleggers tegen de reële waarde indien de fiscale kwalificatie verschuift van non-transparant naar transparant. Deze vervreemding gaat tegen waarde in het economisch verkeer. Eventuele daarmee samenhangende belastbare winsten zijn dan belast met (vennootschaps)belasting tegen de reguliere tarieven. Als overgangsrecht zijn in dit verband drie extra faciliteiten ingevoerd:
Voor de flankerende maatregel bij de aandelenfusiefaciliteit, de vrijstelling van overdrachtsbelasting, gelden twee voorwaarden. Het belang dat de inbrenger verkrijgt en het belang in het fgr-vermogen dat daarvoor wordt ingeruild moeten gelijksoortig zijn. Daarnaast moet de inbrenger dit belang gedurende ten minste drie jaren na de aandelenfusie geheel behouden (aanhoudingseis). Voor deze tweede eis is een aantal uitzonderingen opgenomen.
Het regime voor de vbi is vanaf 1 januari 2025 beperkt tot uitsluitend gereglementeerde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht. In feite sluit dit aan bij de voorwaarden waaronder een fgr vanaf 2025 als zodanig kwalificeert. Een vbi moet dan beschikken over een vergunning op grond van de Wft of zijn uitgezonderd van de Wft. Of de instelling voldoet aan de vereisten van de Wft wordt door de AFM beoordeeld.
Deze maatregelen zijn eerder in consultatie geweest. PwC heeft bijgedragen aan de reactie op de internetconsultatie vanuit de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en zal dat bij het huidige wetsvoorstel opnieuw doen. Met deze reacties voorzien wij de Kamerleden van technische informatie over het wetsvoorstel en beogen we bij te dragen aan de ontwikkeling van duidelijke en evenwichtige wetgeving.
Tax partner en Family Business Leader, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 295 34 75