Earningsstripping: aanpassing EBITDA-percentage en franchise

18/09/24

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 31 oktober 2024.

De earningsstripping-maatregel is een generieke renteaftrekbeperking, op basis waarvan de aftrek van rente en daarmee verband houdende kosten zoals valutaresultaten boven een drempel van 1 miljoen euro (de franchise) wordt gemaximeerd op een bepaald percentage van de gecorrigeerde fiscale winst, in het spraakgebruik vaak fiscale EBITDA genoemd. Het kabinet stelt voor om de huidige regeling op twee plekken aan te passen. Er wordt voorgesteld het percentage van de fiscale EBITDA verruimen van 20% naar 25%. Op basis van deze versoepeling wordt voor veel belastingplichtigen meer rente aftrekbaar. Daarentegen wordt er ook een maatregel voorgesteld waardoor minder rente aftrekbaar zal zijn. Die laatste maatregel ziet specifiek op vastgoedvennootschappen. Dergelijke vennootschappen zullen geen gebruik meer kunnen maken van de franchise van 1 miljoen euro.  

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Wanneer uw vennootschap (of fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting) een rentensaldo heeft van meer dan 1 miljoen euro, wordt vanaf 2025 mogelijk een groter bedrag aan rente aftrekbaar van de belastbare winst. Dit is echter mede afhankelijk van de fiscale EBITDA van uw vennootschap. Indien u in uw groep beschikt over vennootschappen met vastgoed die ieder zelfstandig belastingplichtig zijn (dus niet zijn opgenomen in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting), moet worden nagegaan of deze vennootschappen onder de nieuwe regels kwalificeren als vastgoedvennootschappen. Daarvan kan met name sprake zijn wanneer deze vennootschappen het vastgoed verhuren aan derden, dat wil zeggen: buiten de groep. Als dat het geval is, kan voor deze vennootschappen vanaf 2025 in het geheel geen gebruik worden gemaakt van de franchise van 1 miljoen euro.

Het Belastingplan 2025 bevat een tweetal aanpassingen van de earningsstrippingmaatregel (artikel 15b Wet Vpb 1969). Deze bepaling is een uitwerking van de EU Anti-belastingontwijkingsrichtlijn 1 (ATAD1). Die Richtlijn geeft aan de lidstaten een bepaalde ruimte om naar eigen inzicht keuzes te maken.

1. Verruiming renteaftrek door verhoging percentage earningsstrippingmaatregel

In het Hoofdlijnenakkoord was al aangekondigd dat het percentage voor toepassing van de earningsstrippingmaatregel wordt verhoogd van 20% naar 25% van de fiscale EBITDA. De coalitiepartners willen het percentage van 20% ophogen naar 25%. Deze 25% zou het Europees gemiddelde zijn. Volgens eigen PwC-onderzoek zijn er echter slechts twee EU-landen die de renteaftrekbeperking lager hebben gesteld dan de 30% die volgens ATAD I toegestaan is. Dat zijn Finland met 25%, en Nederland met sinds 2022 20%. Bij de invoering van de earningsstrippingmaatregel per 2019 bedroeg het percentage nog 30%. 

Deze verhoging van het percentage van 20% naar 25% maakt nu inderdaad onderdeel uit van het Belastingplan 2025. Het rentesaldo tot 1 miljoen euro, de franchise, wordt niet in aftrek beperkt (althans niet op basis van deze renteaftrekbeperking). Per saldo betekent dit voor bepaalde bedrijven dat er meer ruimte komt om rente op geldleningen in aftrek te kunnen brengen. 

De earningsstrippingmaatregel is een generieke renteaftrekbeperking. Naast deze bepaling bevat de Wet Vpb 1969 ook een aantal specifieke renteaftrekbeperkingen. Die grijpen aan bij in de wet gedefinieerde transacties of rentestromen. Rente die onder de specifieke renteaftrekbeperkingen niet aftrekbaar is, kan niet alsnog in aftrek worden gebracht onder toepassing van de franchise van 1 miljoen euro, maar zijn geheel van aftrek uitgesloten.  

2. Vervallen franchise voor alle vastgoedvennootschappen

De franchise van 1 miljoen euro voor toepassing van de earningsstrippingmaatregel wordt geschrapt voor vennootschappen waarvan de bezittingen gedurende minimaal de helft van het jaar hoofdzakelijk bestaan uit aan derden verhuurd vastgoed (vastgoedvennootschappen). Deze belastingplichtigen kunnen alleen nog de 25%-regel toepassen en hebben dus geen recht meer op de franchise. Als het rentesaldo minder is dan 1 miljoen euro, kan dit leiden tot beperktere renteaftrek. 

Deze regeling moet voorkomen dat een vastgoedvennootschap wordt opgeknipt zodat binnen de groep meerdere keren gebruik kan worden gemaakt van de franchise (anti-fragmentatie). De regeling wordt echter ruimer ingevoerd, zodat ook een enkel vastgoedlichaam binnen een groep geen gebruik meer kan maken van de franchise. 

Kwalificatie vastgoedvennootschap

De bezittingen van de vennootschap moeten ten eerste hoofdzakelijk bestaan uit onroerende zaken (bezittingentoets). Hierbij geldt dat hieronder mede vallen: 

  • Appartementsrechten; 

  • rechten van opstal; 

  • rechten van erfpacht;

  • rechten van vruchtgebruik op onroerende zaken; maar ook de economische eigendom van onroerende zaken (of bovengenoemde rechten daarop)

Wanneer de onroerende zaken worden gebruikt in de eigen onderneming of binnen de groep, dan gelden deze niet als aan derden verhuurd. Om te bepalen of het vastgoed binnen de groep wordt verhuurd, geldt als criterium dat de vennootschap waaraan wordt verhuurd een “verbonden lichaam” is. Groep moet dus ruim worden bezien. Van een verbonden lichaam is immers sprake wanneer er tussen de beide vennootschappen een onmiddellijk of middellijk belang bestaat van 1/3 of meer.

 

Onder "hoofdzakelijk” wordt in zijn algemeenheid een percentage van 70 procent verstaan. Dit betekent dat wanneer gedurende ten minste de helft van het jaar de bezittingen voor 70 procent of meer bestaan uit aan derden verhuurd vastgoed, de vennootschap wordt aangemerkt als vastgoedvennootschap. 

Voor de bezittingentoets geldt dat het totaal van de bezittingen moet worden gecorrigeerd. Deelnemingen die onder de deelnemingsvrijstelling vallen, vorderingen op verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen en de (kort gezegd) buitenlandse bezittingen die in Nederland zijn vrijgesteld (zie hierna), tellen niet mee als bezittingen voor de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium. Het is dus niet zomaar mogelijk om de bezitingen van een mogelijk vastgoedlichaam kunstmatig ‘op te pompen’.

Buitenlandse bezittingen

Bij het bepalen of wordt voldaan aan de bezittingentoets tellen, zoals hierboven vermeld, niet mee in het buitenland gelegen bezittingen, waarvan de winst in Nederland wordt vrijgsteld, op basis van de zogenaamde objectvrijstelling. 

Voor de in het buitenland gevestigde belastingplichtigen is (bij nota van wijziging) geregeld dat de bezittingen van het buitenlandse hoofdhuis ook worden uitgesloten van de gecorrigeerde bezittingen.

Deze maatregel wordt voor het eerst van toepassing toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025.

Contact us

Maarten van Brummen

Maarten van Brummen

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 061 65 09

Volg ons