19/09/24
Op Prinsjesdag 2024 heeft de Nederlandse overheid diverse belastingmaatregelen bekendgemaakt als onderdeel van het Belastingplan 2025. Wij hebben de belangrijkste gevolgen van de maatregelen uit het Belastingplan 2025 op de jaarrekening voor u hieronder uiteengezet. De maatregelen gelden vanaf 2025, tenzij anders is vermeld. Voor de beschrijving van de voorgestelde maatregelen en de mogelijke impact daarvan op de jaarrekening gaan wij uit van de International Financial Reporting Standards (IFRS) als de van toepassing zijnde accounting standaard.
Het kwalificatiebeleid van buitenlandse rechtsvormen wordt wettelijk geregeld. Inhoudelijk wijzigt een aantal zaken. De kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met Nederlandse entiteiten blijft plaatsvinden aan de hand van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Echter, voor buitenlandse rechtsvormen die niet vergelijkbaar zijn met Nederlandse entiteiten worden twee aanvullende methoden geïntroduceerd; de ‘symmetrische methode’ en de ‘vaste methode’.
Het verschil tussen open (= niet-transparante) en besloten (= transparante) cv’s vervalt. Alle cv’s zijn voortaan transparant. De bedoeling is om het aantal hybride mismatches in een internationale context te verminderen. Lees meer in ons Belastingnieuwsbericht over dit onderwerp.
De bovengenoemde maatregelen onder 1 en 2 zijn bedoeld om hybride mismatches (i.c. situaties van dubbele aftrek dan wel aftrek en niet belast) tegen te gaan en zal naar verwachting leiden tot minder permanent niet-aftrekbare posten op basis van ATAD 2.
Daarnaast kan de overgang van een niet-transparante naar een transparante cv, zonder toepassing van de overgangsmaatregelen, een acute en (mogelijk) latente belasting impact hebben.
Het Nederlandse kwalificatiebeleid voor rechtsvormen is op bepaalde punten internationaal afwijkend, hetgeen kan leiden tot kwalificatieverschillen. Kwalificatieverschillen houden in dat het ene land een lichaam als niet-zelfstandig belastingplichtig beschouwt, terwijl het andere land dat lichaam wel als zelfstandig belastingplichtig beschouwt. Deze verschillen kunnen resulteren in dubbele belasting van opbrengsten, in dubbele aftrek van kosten of in een kostenaftrek zonder dat daar opbrengst tegenover staat. Om dergelijke verschillen te voorkomen wordt voorgesteld om het Nederlandse kwalificatiebeleid aan te passen.
Er komt een nieuwe kwijtscheldingswinstvrijstellings-regeling voor belastingplichtigen met meer dan 1 miljoen euro verliezen. De nieuwe regeling houdt in dat de kwijtscheldingswinst volledig wordt vrijgesteld voor zover de kwijtscheldingswinst de in het jaar geleden verliezen overtreft. Daarnaast worden de te verrekenen verliezen uit het verleden verminderd.
Door de aanpassing in de kwijtscheldingswinstmaatregel worden onbedoelde situaties voorkomen. Dit kan potentieel leiden tot een lagere acute belastinglast doordat verliesverrekening volledig benut kan worden in de samenloop met de kwijtscheldingswinst. Deze aanpassing in de wet kan mogelijkerwijs dan ook impact hebben op de actieve belastinglatentie met betrekking tot verrekenbare verliezen.
De zogeheten tussenhoudsterbepaling van de liquidatieverliesregeling voorkomt dat een operationeel verlies van een deelneming of een niet-aftrekbaar verkoopverlies kan worden omgezet in een aftrekbaar liquidatieverlies op een tussenhoudster. In sommige gevallen werkt deze bepaling echter niet, waardoor het doel niet wordt bereikt. Deze bepaling wordt daarom aangepast door voortaan rekening te houden met zowel waardedalingen sinds de onmiddellijke verkrijging van de deelneming in het ontbonden lichaam, als met waardedalingen sinds de middellijke verkrijging daarvan.
Wanneer het waarschijnlijk is dat in de toekomst een liquidatieverlies kan worden afgetrokken, kan dit leiden tot een aftrekbaar tijdelijk verschil, waarvoor een actieve belastinglatentie kan worden gevormd. Naast het waarderingsvraagstuk van deze actieve latentie dient nauwkeurig aandacht te worden besteed aan de strikte voorwaarden en antimisbruikbepalingen in de liquidatieverliesregeling. Een verduidelijking van de liquidatieverliesregeling zal leiden tot minder onzekerheid rondom de mogelijkheid tot het claimen van een toekomstig liquidatieverlies en het vormen van actieve belastinglatenties daarvoor.
De franchise van 1 miljoen euro voor toepassing van de earningsstrippingmaatregel wordt geschrapt voor vennootschappen waarvan de bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit aan derden verhuurd vastgoed. Dit voorkomt dat een vastgoedvennootschap wordt opgeknipt in meerdere vennootschappen om zo vaker gebruik te kunnen maken van de franchise.
Deze maatregel kan (mogelijkerwijs) leiden tot meer niet-aftrekbare rente voor bedrijven die voornamelijk actief zijn in onroerend goed. Deze beperking kan resulteren in een hogere acute belastinglast doordat potentieel minder rente aftrekbaar is. Als gevolg van deze beperking dient in dit verband ook te worden geanalyseerd of er een actieve belastinglatentie kan worden gevormd voor de eventuele gestalde rente.
Het percentage voor toepassing van de earningsstrippingmaatregel wordt verhoogd van 20 procent naar 25 procent van de gecorrigeerde fiscale winst (fiscale EBITDA). Hiermee ontstaat er meer ruimte voor renteaftrek.
Onder de earningsstrippingmaatregel kan het saldo aan renten, voor zover deze in een bepaald jaar in aftrek wordt beperkt, onbeperkt voortgewenteld worden naar het volgende jaar en in aftrek worden gebracht in dat jaar voorzover er voldoende verrekeningsruimte beschikbaar is. Het voortgewentelde saldo aan renten wordt aangemerkt als een tax credit voor de jaarrekening. Voor dergelijke tax credits dient ook beoordeeld te worden of een actieve belastinglatentie geboekt dient te worden in de jaarrekening. Hierbij dient beoordeeld te worden of het ‘waarschijnlijk’ is dat in de voorzienbare toekomst voldoende (kwalificerende) fiscale winsten aanwezig zijn om het gestalde saldo aan renten te kunnen benutten.
De impact van deze wijziging op de actieve belastinglatentie dient mogelijk al te worden meegenomen voor de jaarrekening 2024, op het moment dat het Belastingplan 2025 is aangenomen door de Eerste Kamer. Op de eerstvolgende balansdatum dient immers opnieuw een analyse gemaakt te worden of deze verruiming impact heeft op de actieve belastinglatentie. De grotere verrekenruimte kan sneller leiden tot de waardering van de actieve belastinglatentie ten opzichte van het eerdere percentage van 20%.
Daarnaast kan de verruiming leiden tot een lagere acute belastinglast vanaf 2025 omdat er meer ruimte is om rente af te trekken.
Op 22 juni 2024 is de Nederlandse Wet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting (public country-by-country reporting) ingegaan. Dit is een door de EU geïnitieerde, verplichte, openbare rapportage voor grote, internationale ondernemingen. Ondernemingen die een boekjaar hebben dat gelijk is aan het kalenderjaar rapporteren voor het eerst over 2025. Deze rapportage moet uiterlijk op 31 december 2026 openbaar zijn. Lees meer over public CbCR in Nederland in ons belastingnieuwsbericht.
De gegevens uit het CbCR rapport zullen straks openbaar beschikbaar zijn. Met alle ontwikkelingen ten aanzien van duurzaamheidsverslaggeving (CSRD, GRI etc.) wordt het steeds belangrijker om gegevens in het (publieke) CbCR-rapport niet alleen te toetsen aan fiscale en financiële jaaroverzichten, maar ook aan het ESG-beleid (environmental, social encorporate governance) en eventuele ESG-rapportages (en andersom).
Er worden enige technische wijzigingen doorgevoerd in de per 31 december 2023 ingevoerde Wet minimumbelasting 2024 (Pillar Two). Het wetsvoorstel incorporeert daarnaast nauwgezet enige nadere regelgeving in de administratieve richtsnoeren van het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (IF) uit 2023 en 2024. Zo worden kwalificerende belastingtegoeden uitgebreid met kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden. Er wordt voorzien in een nadere invulling van de kwalificerende binnenlandse bijheffing en de kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel. In het kader van de Country-by-Country Reporting-veiligehavenregel worden maatregelen geïntroduceerd die zien op hybride regelingen. De maatregelen treden in werking met ingang van 31 december 2024 en deels met terugwerkende kracht tot 31 december 2023.
Op 23 mei 2023 heeft de IASB enkele wijzigingen aangebracht in IAS 12. In de eerste plaats is een verplichte tijdelijke uitzondering opgenomen voor de verwerking van latente belastingvorderingen en -verplichtingen die verband houden met Pillar Two-wetgeving. In de tweede plaats zijn specifieke toelichtingsvereisten opgenomen om inzicht te geven in de verwachte effecten van de Pillar Two-wetgeving.
Met het oog op de jaarrekening 2024 moeten bedrijven in scope de impact van Pillar Two analyseren en toelichten volgens de eerdergenoemde toelichtingsvereisten. Gezien de terugwerkende kracht van de meeste wijzigingen in de Wet minimumbelasting 2024, moeten deze ook in die analyse worden meegenomen.