20/12/19
Op 17 december 2019 heeft de Eerste Kamer het Belastingplan 2020 aangenomen, inclusief enkele maatregelen voor 2021. Dit betekent dat deze maatregelen onder IFRS en de RJ meegenomen dienen te worden in jaarrekening die eindigen na 17 december 2019.
de aangenomen maatregelen kunnen impact hebben op de fiscale positie in de jaarrekening (onder IFRS en Dutch GAAP).
Wij hebben de belangrijkste gevolgen van de maatregelen uit het Belastingplan 2020 op de jaarrekening voor u uiteengezet.
Het vennootschapsbelastingtarief over de eerste 200.000 euro daalt naar 16,5 procent. Het tarief voor de winst boven 200.000 euro blijft per 1 januari 2020 echter 25 procent ondanks dat vorig jaar is bepaald dat het toptarief zou dalen naar 22,55 procent.
Per 1 januari 2021 gaat het toptarief wel dalen, maar slechts naar 21,7 procent in plaats van 20,5 procent. De daling van het tarief over de eerste 200.000 euro winst blijft ongemoeid (naar 16,5 procent in 2020 en 15 procent in 2021).
Alle voorgestelde toekomstige tariefsaanpassingen zijn op 17 december 2019 als wetgeving aangenomen. Hierdoor dienen bestaande latente belastingvorderingen en belastingverplichtingen te worden geherwaardeerd met inachtneming van de toekomstige nieuwe tarieven.
De herwaardering kan gepaard gaan met complexe rekenexercities ten aanzien van de fasering van de vrijval van (toekomstige) tijdelijke verschillen. De herwaardering van bestaande latente belastingposities zou de effectieve belastingdruk als volgt kunnen beïnvloeden:
Tevens dient er een beoordeling gemaakt te worden hoe de impact van de tariefswijziging op de latente belastingposities dient te worden verwerkt in de jaarrekening, hetzij in de winst-en-verliesrekening of in het eigen vermogen.
Er wordt een conditionele bronbelasting ingevoerd op uitgaande rente- en royaltybetalingen aan gelieerde lichamen die zijn gevestigd in landen zonder winstbelasting of met een statutair tarief lager dan 9 procent, landen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden of in misbruiksituaties. Het tarief van de bronbelasting is gelijk aan het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting, namelijk 21,7 procent (tarief 2021). De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
De introductie van een conditionele bronbelasting op rente en royalty’s kan gevolgen hebben voor de fiscale positie in de jaarrekening.
We raden u aan een analyse te maken of er mogelijk latente belastingen moeten worden opgenomen en hoe deze nieuwe bronbelasting gepresenteerd dient te worden in de jaarrekening. Afhankelijk van deze analyse kan dit een impact hebben op de effectieve belastingdruk.
De antimisbruikbepaling in de dividendbelasting wordt gewijzigd. Indien de opbrengstgerechtigde voldoet aan de Nederlandse substance-eisen, kan de inspecteur alsnog aannemelijk maken dat sprake is van misbruik.
Indien de opbrengstgerechtigde niet aan de substance-eisen voldoet, kan naast de inhoudingsplichtige nu ook de opbrengstgerechtigde aannemelijk maken dat geen sprake is van misbruik. In beide gevallen kunnen de Belastingdienst en de opbrengstgerechtigde/inhoudingsplichtige zich beroepen op de indicatoren van misbruik die door het HvJ EU zijn gegeven in de zogenoemde “Deense beneficial ownership zaken”.
Een vergelijkbare antimisbruikbepaling wordt opgenomen in de bronbelasting op rente- en royaltybetalingen die per 2021 gaat gelden.
Vanwege de complexiteit van dit onderwerp, is het aan te raden een analyse te maken van de (mogelijke) impact op de jaarrekening en of hiervoor een onzekere belastingpositie geboekt moet worden. Volledigheidshalve merken wij op dat met ingang van 1 januari 2019 IFRIC 23 verplicht van toepassing is (i.c. regelgeving rondom het boeken van onzekere belastingposities onder IFRS).