Verlaagd btw-tarief voor e-publicaties - Update

25/10/19

Het wordt met ingang van 1 januari 2020 mogelijk om het verlaagde btw-tarief (9 procent) toe te passen op het leveren en uitlenen van digitale publicaties. Tot op heden is het verlaagde btw-tarief slechts van toepassing op boeken, tijdschriften, kranten en enige andere publicaties op fysieke dragers, maar is het reguliere btw-tarief (21 procent) van toepassing op bijvoorbeeld e-books en digitale kranten. Dit leidt tot concurrentieverstoring. Deze wetswijziging neemt dit verschil weg, nu de Europese Btw-richtlijn dit sinds kort toestaat.

Op 17 december 2019 heeft de Eerste Kamer het Belastingpakket 2020 en de wetsvoorstellen ATAD2 en DAC6 aangenomen, inclusief enkele maatregelen voor 2021. De aangenomen regelgeving en moties zijn niet van invloed op deze bijdrage. Dit bericht wijzigt hierdoor niet en is up-to-date tot en met 17 december 2019.

Wat is een elektronische publicatie?

Om voor het verlaagde tarief in aanmerking te komen moet een elektronische publicatie naar maatschappelijke opvattingen in inhoud en gebruik vergelijkbaar zijn met een fysieke uitgave die nu al onder het verlaagde tarief valt. Het gaat daarbij kort gezegd om boeken, kranten, tijdschriften en leermiddelen bestemd voor het onderwijs.

Daarnaast gaat het verlaagde tarief ook gelden voor (betaalde) nieuwswebsites die nieuws, actualiteiten en achtergrondinformatie (zoals onderzoeksjournalistiek) aanbieden. Het dynamische karakter van dergelijke websites staat hier niet aan in de weg.

Extra digitale gebruikersmogelijkheden

Om de vergelijkbaarheid met fysieke publicaties te bepalen moet rekening worden gehouden met eventuele extra gebruikersmogelijkheden die in een digitale omgeving mogelijk zijn. Zolang sprake is van eenvoudige extra functionaliteiten, zoals het aanpassen van lettergrootte of een zoekfunctie, doet dit niet af aan vergelijkbaarheid met een fysieke publicatie. Meer complexe gebruikersmogelijkheden, zoals de toevoeging van een interactieve kaart of spelletjes, kunnen wel in de weg staan aan toepassing van het verlaagd tarief, als ze meer dan bijkomend zijn en daardoor de aard van de publicatie veranderen.

Een goed voorbeeld vormen online databanken van vakpublicaties (‘vakportals’). Als dergelijke collecties met name bestaan uit het toegankelijk maken van tijdschriften en encyclopedieën, kan het verlaagde tarief worden toegepast.

Op databanken die in hoofdzaak gericht zijn op het toegankelijk maken van informatie, zonder rekening te houden met de fysieke verschijningsvorm hiervan en met nieuwe zoekfunctionaliteiten, kan het verlaagde tarief echter niet worden toegepast.

Wij verwachten dat voor specifieke elektronische publicaties de hierboven beschreven afbakening tot moeilijke discussies kunnen gaan leiden. In de praktijk zal moeten blijken wanneer specifieke gebruikersmogelijkheden of aanpassingen in de verschijningsvorm te ingrijpend zijn om op een elektronische publicatie nog het verlaagde tarief toe te passen. Overigens zijn de grenzen ruimer als een publicatie een leermiddel is dat uitsluitend voor het onderwijs is bestemd.

Video en muziek

Een ander element in de afbakening vormt het gebruik van videomateriaal, muziek en reclame in een elektronische publicatie. Als een publicatie geheel of hoofdzakelijk uit dergelijke materialen bestaat, kan het verlaagde tarief niet van toepassing zijn. Er zijn geen praktische richtlijnen gegeven wanneer sprake is van hoofdzakelijkheid.

Met het gelijktrekken van de btw-tarieven voor fysieke en digitale publicaties gaat een langgekoesterde wens in vervulling. Er lijkt gekozen voor een redelijk ruime toepassing van het verlaagde tarief, ook voor nieuwswebsites. Voor de meer innovatieve digitale publicaties moet u wel goed onderzoeken of u het verlaagde tarief kunt toepassen.

Werner Gelderblom, PwC

Wat betekent dit voor u?

Voor de meeste elektronische publicaties zal direct duidelijk zijn of het verlaagde tarief van toepassing is vanaf 1 januari 2020. Als dit het geval is voor uw elektronische publicaties, dan zult u wel nog het een en ander moeten regelen. Denk bijvoorbeeld aan aanpassingen van uw administratieve systemen en de prijsstelling van de producten waarvoor het btw-tarief wijzigt.

Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de timing van de facturering en de betaling rond de jaarwisseling. Aangezien een overgangsregeling ontbreekt, kan de timing het verschil maken tussen toepasselijkheid van het reguliere of verlaagde tarief. Denk daarbij bijvoorbeeld ook aan abonnementen die over de jaargrens heen worden aangeboden.

Mocht voor bepaalde elektronische publicaties niet direct duidelijk zijn of ze voldoen aan de vereisten voor toepassing van het verlaagde tarief, dan zal eerst nader onderzoek nodig zijn. Mogelijk is het zelfs nodig om hierover vroegtijdig afstemming met de Belastingdienst te zoeken. Wij hebben hier veel ervaring in en kunnen u hierbij helpen.

Als u elektronische publicaties inkoopt van buitenlandse ondernemers en zelf de verschuldigde btw moet bepalen (de ‘verleggingsregeling’), krijgt u ook met bovenstaande problematiek te maken. Voor bijvoorbeeld onderwijsinstellingen loont het de moeite om deze ingekochte diensten goed te onderzoeken. Uiteraard zijn wij u graag van dienst met onze expertise.

Geen overgangsregeling

Er komt geen overgangsrecht voor het vaststellen van het btw-tarief bij de verstrekking van e-publicaties rond de jaarwisseling. Dit kan, bijvoorbeeld bij lopende abonnementen, tot onverwachte uitkomsten leiden. Voor het bepalen van het toepasselijke btw-tarief voor een kwalificerende elektronische uitgave is namelijk bepalend in welk jaar de btw verschuldigd is geworden (dat wil zeggen, in welk tijdvak de btw moet worden aangegeven).

Bij vooruitbetalingen wordt de btw doorgaans verschuldigd op het moment van betaling (B2C) of facturatie (B2B). Het kan dus een groot verschil maken of de facturatie/vooruitbetaling voor een abonnement in 2020 op een e-publicatie gebeurt op 31 december 2019 (21% btw) of 1 januari 2020 (9%). Bij betaling achteraf is doorgaans leidend wanneer de verstrekte dienst is voltooid (B2C) of is gefactureerd dan wel uiterlijk gefactureerd had moeten worden (B2B). Met name B2B kan hier het moment van facturatie dus ook materiële gevolgen hebben.

Voor meer complexe situaties raden wij aan met ons in overleg te treden om te bepalen welk btw-tarief van toepassing is.

Contact

Herman van Kesteren

Herman van Kesteren

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 060 32 38

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons