01/01/23
Per 1 januari 2023 is het aandelenoptie regime veranderd. In het geval aandelen niet verhandelbaar zijn na de uitoefening van een aandelenoptie wordt het heffingsmoment als hoofdregel uitgesteld, tenzij een werknemer schriftelijk kiest om uitoefening aan te houden als het heffingsmoment.
Deze wet is geen onderdeel van het Belastingplan 2023, maar is wel in werking getreden per 1 januari 2023.
Eerder was er sprake van dat het wetsvoorstel per 1 januari 2022 in werking zou treden. Naar aanleiding van kritiek op het wetsvoorstel is dit echter niet gebeurd en is er onderzocht of de regeling qua doelgroep beperkt kon worden tot start-ups and scale-ups. Tijdens dit onderzoek zijn er meerdere mogelijkheden verkend. Op basis hiervan heeft de Staatssecretaris geconcludeerd dat het beperken van de regeling tot enkel start-ups en scale-ups tot verdere complexiteit zou leiden. Daarnaast was de Staatssecretaris van mening dat het wetsvoorstel het risico op misbruik zoveel mogelijk voorkomt. Het wetsvoorstel is dan ook ongewijzigd aangenomen. Lees hieronder wat dit precies voor u betekent.
Voorheen konden liquiditeitsproblemen ontstaan op het moment van uitoefening van aandelenopties, aangezien dat het belastbare moment was voor de loonheffingen, zelfs als de aandelen verkregen met de uitoefening niet verkocht konden worden. Dit probleem wordt met deze wetsaanpassing verholpen door het heffingsmoment uit te stellen. Door deze aanpassing van het aandelenoptieregime komt Nederland tegemoet aan start-ups en scale ups en sluit Nederland beter aan bij de internationale fiscale behandeling van aandelenopties. Beoogd is om het makkelijker te maken voor (startende) ondernemingen om ondernemend, technisch en ITC-personeel wereldwijd aan te trekken en te betalen. De aangepaste regeling geldt echter voor alle werkgevers.
De aanpassing zelf ziet op aandelen die verkregen zijn met het uitoefenen van aandelenopties, maar die niet meteen verhandelbaar zijn. In het geval van een wettelijke of contractuele beperking op de verkoop van de aandelen is er in beginsel geen sprake van verhandelbare aandelen. Dan wordt het heffingsmoment in principe verschoven naar het moment waarop deze verkregen aandelen wel verhandelbaar zijn.
Het aandelenoptieregime geldt voor aandelenopties in de werkgever of in een verbonden vennootschap, waarbij het gaat om het recht om aandelen (of een vergelijkbaar recht) te verkrijgen tegen de betaling van een vooraf bepaalde prijs. Tot 1 januari 2023 werden de aandelen verkregen met het uitoefenen van het optierecht gelijk bij uitoefening belast onder dit regime. Dat betekent dat de waarde in het economische verkeer van de verkregen aandelen met aftrek van hetgeen de werknemer heeft betaald, als loon in acht wordt genomen.
Dit leidde vooral bij de genoemde start-ups en scale-ups tot een probleem. Het kan zijn dat de aandelen niet verhandelbaar zijn. Als er een wettelijke of contractuele vervreemdingsrestrictie (een zogenoemde “lock-up”) rust op de aandelen is er (tijdelijk) in principe geen sprake van verhandelbare aandelen. Aandelenopties zijn doorgaans ook bedoeld om de werknemer aan het bedrijf te binden. Bij de uitoefening van een aandelenoptierecht heeft de werknemer of bestuurder niet altijd voldoende liquide middelen beschikbaar om de verschuldigde belasting te voldoen. Aangezien de aandelen worden aangehouden, moet de belasting vanuit een andere bron moet worden voldaan.
Met de wetswijziging zal het verstrekken van aandelenoptierechten als loon aan werknemers aantrekkelijker worden. Afhankelijk van of de aandelen meteen verhandelbaar zijn, zal de belasting als volgt plaatsvinden.
Indien de werknemer gebruik wil maken van de keuzeregeling in het geval van niet-verhandelbare aandelen, dan zijn er bepaalde voorwaarden waaraan voldaan moeten worden:
Indien de keuze niet, niet tijdig of onjuist wordt gemaakt, dan verschuift het heffingsmoment naar wanneer de aandelen verhandelbaar zijn.
Indien een werknemer het aandelenoptierecht heeft uitgeoefend, kan de werknemer gerechtigd zijn tot tussentijdse voordelen zoals dividend over de aandelen, ondanks dat de aandelen nog niet verhandelbaar zijn. Wanneer heffing over de aandelen nog niet heeft plaatsgevonden, behoort het dividend tot het loon van de werknemer. De heffing over deze voordelen vindt gelijk plaats zodra de werknemer het voordeel geniet.
Voor zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde ondernemingen geldt het nieuwe regime. Een verschil is echter dat – om langdurig uitstel te voorkomen – bij beursgenoteerde bedrijven een verkooprestrictie bij fictie geacht wordt af te lopen na maximaal vijf jaar na de beursgang van de onderneming. Indien de onderneming al beursgenoteerd is, wordt de verkooprestrictie geacht af te lopen na maximaal vijf jaar na uitoefening van het aandelenoptierecht.
Met deze wetswijziging komt er een einde aan de fiscale tegemoetkoming voor S&O-startersverklaring. Per 1 januari 2018 was het mogelijk onder voorwaarden en tot een bepaald maximum 75 procent van het genoten loon ter zake van het aandelenoptierecht in aanmerking te nemen. Deze regeling bleek echter niet toereikend, in de praktijk werd er nauwelijks gebruik van gemaakt.
De regelgeving maakt het voor u als werkgever aantrekkelijker om aandelenopties als loon uit te geven in combinatie met een verkooprestrictie.
Mocht uw werknemer echter gebruik willen maken van het keuzeregime, dan dient u de keuze schriftelijk in de administratie vast te leggen. Het gebruik maken van het keuzeregime kan een gunstige keus zijn voor de werknemer, indien wordt verwacht dat na uitoefening de koers nog een hoge vlucht zal nemen. Bovendien kan er sprake zijn van een korting op de marktwaarde als er een verkooprestrictie op de aandelen rust (een ‘Discount for Lack of Marketability’). Als gevolg daarvan wordt er op het moment van uitoefening een lager bedrag in de heffing betrokken dan waarschijnlijk het geval zal zijn bij het einde van de verkooprestrictie.
Een aandachtspunt is wel dat u als werkgever ook na uitdiensttreding van uw werknemer verantwoordelijk bent voor het inhouden van de belasting over de aandelenopties, ongeacht of het heffingsmoment bij uitoefening of verkoop plaatsvindt.
Overigens is het zo dat de wetgever separaat van deze wijziging ook de kennismigrantenregeling heeft aangepast voor startende en innovatieve ondernemingen. Dat betekent dat u onder voorwaarden een lager salaris kan aanbieden aan inkomende werknemers eventueel aangevuld met een aandelenbeloning.
Met deze wetswijziging worden in ieder geval start-ups en scale-ups tegemoetgekomen, waardoor de aandelenoptierechten naar verwachting meer gebruikt zullen worden om personeel aan te trekken en de concurrentiepositie van Nederland te bevorderen.
Concreet betekent dit voor u dat het makkelijker zal worden om (internationaal) talent aan te trekken door gebruik te maken van aandelenopties ongeacht een verkooprestrictie. Overigens is deze regeling alleen voor aandelenopties en bijvoorbeeld niet voor instrumenten als Restricted Stock Units (“RSU”). De heffing van dit soort aandelenbeloningen zal plaatsvinden zodra de RSU onvoorwaardelijk zijn.
Partner, lid Raad van bestuur, voorzitter Tax & Legal board, PwC Netherlands