22/12/21
Op Prinsjesdag 2021 heeft de Nederlandse overheid diverse belastingmaatregelen bekend gemaakt als onderdeel van het Belastingplan 2022.
Op 21 December 2021 heeft de Eerste Kamer het Belastingplan 2022 aangenomen. Dit betekent dat de voorgestelde maatregelen in het Belastingplan 2022 onder IFRS en de RJ meegenomen dienen te worden in de (interim) rapportage periodes die eindigen op of na 21 december 2021. Onder US GAAP dienen de maatregelen te worden meegenomen op het moment van publicatie in het Staatsblad. Wij hebben de belangrijkste gevolgen van de maatregelen uit het Belastingplan 2022 op de jaarrekening voor u hieronder uiteengezet.
Per 1 januari 2022 wordt het VPB-toptarief (momenteel: 25%) verhoogd naar 25,8%. Een eventuele wijziging van het opstaptarief (momenteel: 15%) vindt niet plaats.
Op basis van IFRS en RJ dienen belastinglatenties berekend te worden aan de hand van de belastingtarieven (en belastingwetgeving) die ten tijde van een boekjaar als wetgeving zijn aangenomen. Doordat de voorgestelde verhoging van het VPB-toptarief naar 25,8% als wetgeving is aangenomen, dient herwaardering van de bestaande belastinglatenties plaats te vinden bij (interim) rapportage periodes die eindigen op of na 21 december 2021.
Herwaardering van de bestaande latente belastingposities kan als volgt effect hebben op de effectieve belastingdruk:
Onder IFRS en RJ dient er tevens een analyse gemaakt te worden hoe de impact van de tariefwijziging op de latente belastingposities dient te worden verwerkt in de jaarrekening, hetzij in de winst- en verliesrekening of in het eigen vermogen.
Op basis van de huidige earningsstrippingmaatregel worden rentelasten in aftrek beperkt voor zover het saldo van de verschuldigde en ontvangen rente meer bedraagt dan de hoogste van de volgende twee bedragen: (i) 30% van de fiscale EBITDA; of (ii) een bedrag van EUR 1 miljoen). De huidige earningsstrippingmaatregel wordt aangescherpt middels een verlaging van het percentage van 30% naar 20% voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022. Deze aanscherping kan potentieel leiden tot een grotere aftrekbeperking van het saldo aan renten in Nederland.
Onder de huidige earningsstrippingmaatregel kan het saldo aan renten, voor zover deze in een bepaald jaar in aftrek wordt beperkt, onbeperkt voortgewenteld worden naar het volgende jaar en in aftrek worden gebracht in dat jaar voor zover er voldoende verrekeningsruimte beschikbaar is. Het voortgewentelde saldo aan renten wordt aangemerkt als een belasting attribuut (i.c. tax credit) voor de jaarrekening. Voor dergelijke tax credits dient ook beoordeeld te worden of een latente belastingvordering kan worden verwerkt in de jaarrekening. Hierbij dient beoordeeld te worden of het ‘waarschijnlijk’ is dat in de voorzienbare toekomst voldoende fiscale winsten aanwezig zijn om het gestalde saldo aan renten te kunnen benutten.
Voor (interim) rapportage periodes die eindigen op of na 21 december 2021 dient de verlaging van 30% naar 20% te worden meegenomen in de waardering van de latente belastingvorderingen die zien op het voortgewentelde saldo aan renten.
Omgekeerde hybride lichamen (transparant naar Nederlands recht maar niet-transparant naar buitenlands recht) zullen per 1 januari 2022 belastingplichtig worden voor de vennootschapsbelasting (VPB). Deze belastingplicht maatregel vloeit voort uit de ATAD2 EU-richtlijn. Lees hier meer.
De nieuwe belastingplicht maatregel zal impact kunnen hebben op de jaarrekening van zowel het omgekeerde hybride lichaam als van de participanten in een dergelijk lichaam.
Het zogenoemde zakelijkheidsbeginsel (‘at arm’s length’) moet zorgen voor een zakelijke fiscale winstverdeling binnen concerns. Omdat niet elk land dit beginsel (op dezelfde wijze) toepast, kan dit ertoe leiden dat een deel van de winst van een multinationale onderneming niet wordt belast. Deze mismatches worden nu tegen gegaan. Kort gezegd houdt de nieuwe wetgeving in dat vanaf 1 januari 2022 een last (die op zichzelf bezien zakelijk is) niet (of niet volledig) in aanmerking wordt genomen in Nederland als daartegenover geen corresponderende heffing plaatsvindt in het buitenland. Lees hier meer.
De nieuwe wetgeving bevat een aantal maatregelen om transfer pricing mismatches als gevolg van de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel tegen te gaan. Hieronder hebben wij voor u de mogelijke impact van de relevante maatregelen op de jaarrekening uiteengezet.
Geen neerwaartse fiscale correctie (i.e. aftrek) in Nederland bij afwezigheid van een opwaartse fiscale correctie (i.e. heffing) in het buitenland.
Nederland zal geen step-up naar de hogere (zakelijke) overdrachtsprijs van een bedrijfsmiddel verlenen indien de belastingplichtige (i.c. de koper) niet aannemelijk maakt dat de hogere overdrachtsprijs onderdeel uitmaakt van de fiscale winstbepaling van de overdragende buitenlandse groepsmaatschappij (i.c. de overdrager).
Afschrijvingen op bedrijfsmiddelen die een Nederlands belastingplichtige heeft verkregen van een ander groepsentiteit in boekjaren die aanvangen op of na 1 juli 2019 en vóór 1 januari 2022, en die onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen, worden beperkt.
De verrekening van dividendbelasting (en eventuele kansspelbelasting, beiden een voorheffing op de VPB) wordt vanaf 1 januari 2022 beperkt tot het in een jaar te betalen bedrag aan VPB vóórdat rekening is gehouden met de verrekening van die voorheffingen. Niet-verrekenbare dividendbelasting worden onbeperkt doorgeschoven naar toekomstige jaren.
De nieuwe wetgeving raakt ondernemingen die tot op heden een teruggaaf genieten van dividendbelasting en die niet in een VPB-betalende positie verkeren.
In de jaarrekening zou de aard van de bronbelasting op dividenden kunnen veranderen onder de voorgestelde maatregel. Bronbelastingen op dividenden worden onder de huidig jaarverslaggevingsregels verwerkt als een acute belastingvordering. De reden hiervan is dat dergelijke belastingen ofwel verrekenbaar zijn met de verschuldigde Nederlandse VPB dan wel teruggevorderd kunnen worden middels het indienen van een teruggaafverzoek. Onder de nieuwe wetgeving zal het bedrag aan niet-verrekenbare dividendbelasting dat onbeperkt doorgeschoven kan worden naar toekomstige jaren naar zijn aard aangemerkt worden als een belasting attribuut (i.c. saldo aan voort te wentelen voorheffingen, oftewel tax credit) voor de jaarrekening. Voor dergelijke ‘tax credits’ dient ook beoordeeld te worden of een latente belastingvordering kan worden verwerkt in de jaarrekening. Hierbij dient beoordeeld te worden of het ‘waarschijnlijk’ is dat in de voorzienbare toekomst voldoende fiscale winsten aanwezig zijn om de gestalde voorheffingen te kunnen benutten.
Voor nadere details en advies over de onderwerpen van deze publicatie kunt u contact opnemen met uw lokale PwC adviseur of een van de onderstaande auteurs.
Marcel Kriek
Senior Director, Tax & Legal Tax Reporting & Strategy, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 265 01 94