Bronbelasting op rente- en royaltybetalingen naar laagbelaste jurisdicties - Update

05/11/19

Een bijgewerkte versie van dit artikel is hier beschikbaar.

Het wetsvoorstel waarin een nieuwe bronbelasting op rente- en royaltybetalingen wordt geïntroduceerd, is op 17 december 2019 aangenomen. De bronbelasting zal worden geheven over rente- en royaltybetalingen aan gelieerde entiteiten in aangewezen laagbelaste jurisdicties en in misbruiksituaties. De bronbelasting geldt vanaf 1 januari 2021.

Op 17 december 2019 heeft de Eerste Kamer het Belastingpakket 2020 en de wetsvoorstellen ATAD2 en DAC6 aangenomen, inclusief enkele maatregelen voor 2021. De aangenomen regelgeving en moties zijn niet van invloed op deze bijdrage. Dit bericht wijzigt hierdoor niet en is up-to-date tot en met 17 december 2019.

Wat betekent dit voor u?

Rente- en royaltybetalingen gedaan door Nederlandse bedrijven zijn momenteel niet onderhevig aan bronbelastingen. Hier komt vanaf 2021 verandering in: rente- en royaltybetalingen aan gelieerde entiteiten in aangewezen laagbelaste jurisdicties worden onderhevig aan de nieuwe bronbelasting. Hetzelfde geldt ook in misbruiksituaties, bijvoorbeeld wanneer rente- en royaltybetalingen onzakelijk worden omgeleid. De bronbelasting wordt geheven naar een tarief gelijk aan het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting. Voorlopig is voorgesteld dat dit tarief in 2021 21,7 procent zal zijn. Ingeval een belastingverdrag geldt is het mogelijk dat het tarief hierdoor wordt gereduceerd in specifieke situaties.

Naar aanleiding van Kamervragen bevestigt kabinet dat de nieuwe bronbelasting tot doel heeft om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt als toegangspoort voor rente- en royaltystromen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Om die reden is ook geen uitzondering gemaakt voor bedrijven met een reële aanwezigheid.

De bronbelasting wordt geheven van de Nederlandse entiteit die de rente- of royaltybetaling doet. Dit werkt als volgt uit. Indien uw bedrijf 100 aan betalingen doet die onderworpen zijn aan de bronbelasting, dan betaalt uw bedrijf het bedrag minus de bronbelasting aan de ontvanger. De bronbelasting moet dan dus door uw bedrijf worden ingehouden en afgedragen aan de Belastingdienst. Bij een tarief van 21,7 procent betekent dit dat u 78,3 betaalt aan de ontvanger van de betaling en 21,7 inhoudt en afdraagt aan de Belastingdienst bij het doen van de aangifte.

Gelieerde entiteiten

De nieuwe bronbelasting wordt alleen geheven over betalingen tussen gelieerde entiteiten. Het Nederlandse belastingrecht kent verschillende definities van gelieerdheid. In dit geval gaat het om de situatie waarbij de aandeelhouder direct of indirect een zodanige invloed op de besluitvorming heeft dat daarmee de activiteiten van het lichaam worden bepaald. Dit is in elk geval zo als de aandeelhouder meer dan 50 procent van de statutaire stemrechten kan uitoefenen. Bedrijven kunnen ook gelieerd zijn via een gezamenlijke aandeelhouder, of via een samenwerkende groep. 

Aangewezen laagbelaste jurisdicties

Zoals genoemd, geldt de bronbelasting alleen voor betalingen aan gelieerde entiteiten in aangewezen laagbelaste jurisdicties. Laagbelaste jurisdicties zijn in dit geval jurisdicties met een winstbelasting met een statutair tarief van minder dan 9 procent en landen genoemd op de EU lijst van non-coöperatieve jurisdicties. Samen worden deze landen aangewezen als laagbelaste jurisdicties voor de toepassing van de Wet Bronbelastingen 2021 (‘Aangewezen Laagebelaste Jurisdicties’). 

Momenteel zijn de Aangewezen Laagbelaste Jurisdicties de volgende landen: Anguilla, Bahama’s, Bahrein, Belize, Bermuda, Britse Maagdeneilanden, Kaaimaneilanden, Fiji, Guam, Guernsey, Isle of Man, Jersey, Koeweit, Marshalleilanden, Oman, Qatar, Samoa, Saudi-Arabië, Trinidad en Tobago, Turks en Caicoseilanden, Verenigde Arabische Emiraten, Amerikaans Samoa, Amerikaanse Maagdeneilanden en Vanuatu.

De Nederlandse lijst van laagbelaste jurisdicties wordt ieder jaar herzien op 1 oktober en is voor bedrijven van toepassing in het daaropvolgende jaar.

Naar aanleiding van Kamervragen heeft het kabinet geantwoord dat is gekeken naar jurisdicties met een winstbelasting met een statutair tarief van minder dan 9 procent, en niet naar jurisdicties met een winstbelasting met een effectief tarief van minder dan 9 procent.

Volgens het kabinet zou de conditionele bronbelasting idealiter aansluiten bij het effectieve tarief maar dat vergt uiterst complexe wetgeving. De uitvoerbaarheid en de rechtszekerheid pleiten daarom voor toepassing van het statutaire tarief.

Anti-misbruikmaatregel

Naast directe betalingen aan gelieerde entiteiten in Aangewezen Laagbelaste Jurisdicties, geldt de bronbelasting ook in misbruiksituaties. Van misbruik is sprake bij kunstmatige structuren met het doel om Nederlandse bronbelasting te ontwijken. Bijvoorbeeld wanneer een rentebetaling aan een Aangewezen Laagbelaste Jurisdictie kunstmatig wordt omgeleid via een doorstroomlichaam met weinig relevante substance in een niet laagbelaste jurisdictie. Hieruit volgt dat voor iedere rente- en royaltybetaling moet worden bekeken of er sprake is van een kunstmatige constructie met het doel om Nederlandse bronbelasting te ontwijken.

Een structuur wordt gezien als kunstmatig indien deze is opgezet zonder zakelijke motieven die de economische realiteit weerspiegelen. Indien de relevante substance op het niveau van het lichaam dat de betalingen ontvangt de economische realiteit weerspiegelt dan is dit een indicatie dat de structuur niet kunstmatig is opgezet. Echter, ook al heeft de ontvanger de benodigde relevante substance, dan kan de Belastingdienst nog steeds - op grond van de relevante feiten en omstandigheden - aannemelijk maken dat de structuur kunstmatig is opgezet.

Indien de structuur als kunstmatig wordt beschouwd, moet worden bekeken of het hoofddoel of een van de hoofddoelen van de structuur is om de bronbelasting te ontgaan.

Indien de ontvanger met weinig relevante substance niet is gevestigd in een Aangewezen Laagbelaste Jurisdictie en de betaling rechtstreeks doorbetaalt aan een entiteit in een Aangewezen Laagbelaste Jurisdictie, zal worden aangenomen dat het hoofddoel van de structuur is om de belasting te ontgaan. Een ander voorbeeld is wanneer de betaling wordt gedaan aan een hybride entiteit in een niet laagbelaste jurisdictie, terwijl de aandeelhouders van deze hybride entiteit wel in een Aangewezen Laagbelaste Jurisdictie zijn gevestigd. Wij wijzen erop dat de misbruiksituatie steeds wordt beoordeeld aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden in het concrete geval. Nederlandse entiteiten kunnen om zekerheid vooraf vragen bij de Belastingdienst in de vorm van een ‘Advance Tax Ruling’.

Aansprakelijkheid voor de betaling van bronbelasting

De belasting wordt in beginsel geheven van het inhoudingsplichtige lichaam dat de rente- of royaltybetaling doet. Echter, indien de bronbelasting niet of niet volledig is afgedragen kan de belastinginspecteur naheffen bij de ontvanger van de rente- of royaltybetaling. Bovendien zijn ook de directieleden van de inhoudingsplichtige hoofdelijk aansprakelijk voor het voldoen van het juiste bedrag aan bronbelasting. Een directielid kan zich evenwel disculperen voor deze hoofdelijke aansprakelijkheid indien hij aannemelijk maakt dat hem geen blaam treft voor het niet tijdig of niet volledig betalen van de bronbelasting.

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons