23/05/22
Op 20 mei 2022 heeft het kabinet de Voorjaarsnota 2022 aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit Belastingnieuwsbericht sommen we de belangrijkste (fiscale) maatregelen uit de Voorjaarsnota op, maar we beginnen met een aantal algemene observaties.
Anders dan eerdere jaren bevat de voorjaarsnota naast de begrotingsmutaties uit het lopende jaar ook wijzigingen in de begroting die starten in 2023 en latere jaren, zodat er meer tijd komt voor het toetsen en beoordelen van de voorgenomen beleidsmaatregelen, een lang gekoesterde wens van de Kamers.
In deze voorjaarsnota wordt ingegaan op het overheidssaldo (het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van de overheid). Dit saldo zal komende jaren verslechteren door een stijging van de uitgaven, zoals de uitgaven uit het coalitieakkoord, uitgaven gerelateerd aan Oekraïne en corona. Het kabinet accepteert een tijdelijk hogere schuld en tekort om deze grote maatschappelijke problemen op te lossen.
De hoofdpunten van de voorjaarsnota zijn al veelvuldig in het politieke debat naar voren gekomen en zien op: extra uitgaven aan defensie, de verhoging van het minimumloon en koppeling van de AOW aan de stijging van het minimumloon, en de gerechtelijke uitspraak van box 3. Het knelpunt van de belastingschulden van het bedrijfsleven als gevolg van de coronapandemie komt later nog politiek aan de orde. Op 30 juni a.s. geeft het kabinet haar visie hierop. Een expliciete mogelijkheid is om de terugbetaaltermijn - die nu vijf jaar is en start vanaf oktober 2022 - te verlengen.
Verder wordt er aangegeven dat, naast de maatregelen in de voorjaarsnota, het kabinet in augustus 2022 gaat kijken naar de wijze waarop de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kunnen worden gebracht.
De schijfgrens wordt vanaf 2023 verlaagd van 395.000 euro (schijfgrens 2022) naar 200.000 euro. Hierdoor betalen bedrijven eerder het hoge vpb-tarief van 25,8 procent. Dit moet een budgettaire opbrengst van 1,3 miljard euro geven. Deze aanpassing heeft te maken met het uitstel van invoering van OESO Pijler 2. De OESO Pijler 2 betreft kort gezegd een minimumniveau aan belastingheffing van 15 procent bij multinationals. De opbrengst vennootschapsbelasting van OESO Pijler 2 voor 2023 was al ingeboekt. Vanwege afspraken in het coalitieakkoord is door dit uitstel in 2023 1,0 miljard euro andere Vpb-opbrengst nodig. De toekomstige opbrengst van OESO Pijler 2 is overigens nog onzeker. De Voorjaarsnota geeft aan dat indien deze opbrengst lager blijkt dan begroot, dekking wordt gevonden door verdere aanpassing van de schijflengte of van het lage vpb-tarief.
In box 2 (aanmerkelijk belang) worden per 2024 twee schijven geïntroduceerd: een basistarief van 26 procent voor de eerste 67.000 euro aan inkomsten per persoon en een tarief van 29,5 procent voor het meerdere.
Een directeurgrootaandeelhouder (dga) keert zichzelf loon uit voor zijn werkzaamheden. Op basis van de huidige doelmatigheidsmarge mag het gebruikelijk loon voor de dga 25 procent lager gesteld worden dan het loon dat normaal is voor het niveau en de duur van de arbeid van de dga. Deze marge wordt per 2023 verlaagd naar 15 procent, waardoor dga’s zichzelf mogelijk meer gebruikelijk loon moeten toekennen en meer belasting in box 1 gaan betalen.
De algemene heffingskorting is op dit moment gekoppeld aan het box 1-inkomen. Door de voorgestelde maatregel gaat, naast het box 1-inkomen, ook het inkomen uit box 2 en 3 meetellen voor de afbouw van de algemene heffingskorting. Hierdoor ontvangen mensen die voornamelijk inkomen hebben in box 2 of 3 een lagere korting op de te betalen belasting. Deze maatregel wordt ingevoerd per 2025.
In het coalitieakkoord is een maatregel opgenomen om het heffingsvrij vermogen in box 3 vanaf 2023 in drie stappen te verhogen van 50.650 euro naar uiteindelijk circa 80.000 euro. Deze verhoging wordt niet doorgevoerd.
Bepaalde werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, kunnen dankzij de 30%-regeling (expat-regeling) maximaal 30 procent van hun loon onbelast ontvangen. Als gevolg van de voorgestelde maatregel wordt de regeling gemaximeerd tot het inkomen van de WNT-norm (2022: 216.000 euro). Deze nieuwe maatregel kent door een overgangsregeling een ingroeipad van drie jaar. Hoe de overgangsregeling wordt vormgegeven is nog niet in de voorjaarsnota aangegeven. Wel valt op dat deze maatregel pas per 2024 opbrengsten genereert.
De verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding wordt met een jaar vervroegd. De exacte verhoging is nog niet duidelijk, vermoed wordt dat in 2023 21 cent en in 2024 23 cent per kilometer onbelast vergoed kan worden.
Lees voor achtergrond en eerdere communicatie ons eerdere BN bericht.
De verhoging van het Wettelijk Minimumloon (WML) met 7,5 procent wordt een jaar eerder gestart en vindt plaats in drie stappen. Het WML wordt jaarlijks verhoogd met 2,5 procent in zowel 2023 als 2024 en met 2,32 procent in 2025.
De hoogte van de AOW-uitkering wordt vanaf 2023 gekoppeld aan de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) met in totaal 7,5 procent in 2025.
De voorgenomen verhoging van de ouderenkorting met 376 euro uit het coalitieakkoord wordt niet doorgevoerd.
Het voornemen om de schenkvrijstelling eigen woning af te schaffen per 1 januari 2024 wordt verwerkt in het wetsvoorstel Belastingplan 2023. Per 1 januari 2023 wordt de schenkvrijstelling eigen woning verlaagd van 106.671 euro (bedrag 2022) naar 27.231 euro, wat de mogelijkheid om aan de kinderen een ‘jubelton’ voor de eigen woning te schenken, feitelijk al per 2023 is afgeschaft.
De overdrachtsbelasting voor niet-woningen én op verkrijgingen van woningen door rechtspersonen en particulieren die niet zelf langdurig in de woningen gaan wonen zou verhoogd worden van 8 naar 9 procent. De Voorjaarsnota stelt een verdere verhoging voor van 9 procent naar 10,1 procent per 2023. De overdrachtsbelasting voor woningen waarin de kopers zelf gaan wonen (2 procent of onder omstandigheden vrijgesteld), wordt niet aangepast.
De btw op energie wordt per 1 juli 2022 van 21 procent naar 9 procent verlaagd, terwijl de accijnzen op benzine en diesel al per 1 april 2022 met 21 procent zijn verlaagd. Beide wijzigingen gelden tot en met 31 december 2022. Vanaf 1 januari 2023 worden de accijnzen naar het oude niveau gebracht, waarbij de brandstofvoorraden niet worden aangeslagen tegen dit nieuwe tarief.
Omwille van de eenvoud voor particulieren en Belastingdienst, gaat de btw op zonnepanelen van 21 procent naar 0 procent.
Op grond van de Richtlijn kleineondernemersregeling wordt per 1 januari 2025 de KOR aangepast. De belangrijkste wijziging is dat een ondernemer de KOR ook kan toepassen in andere lidstaten, bijv. een Nederlandse ondernemer in België en een Belgische ondernemer in Nederland.
De FOR wordt afgeschaft: met ingang van 1 januari 2023 mag de FOR niet meer fiscaal gefaciliteerd worden opgebouwd, maar de bestaande reeds opgebouwde FOR kan nog wel op basis van de huidige regels worden afgewikkeld.
Volgens de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (Wvad) zijn de belastingplichtigen voor de frisdrankbelasting beperkt tot degene die de alcoholvrije dranken voorhanden heeft. Omdat via aankopen door particulieren en toelevering vanuit het buitenland belastingontwijking steeds meer toenam, wordt de belastingplicht uitgebreid naar ‘enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is’, aansluitend op de huidige systematiek van de Wet op de accijns (WA).
Door de salderingsregeling besparen kleinverbruikers op hun energierekening doordat de stroom die ze met hun zonnepanelen opwekken en terugleveren aan het net, wordt afgetrokken van hun energieverbruik. Ook krijgen ze hetzelfde tarief van de energieleverancier voor ingevoerde stroom als voor afgenomen stroom. Daardoor betalen ze geen energiebelasting, ODE-heffing en btw voor het ‘weggestreepte’ energieverbruik. De salderingsregeling zou per 2023 stapsgewijs worden afgebouwd. Dit wordt nu 2025. De afbouw zal daarna eerst wel iets sneller gaan en stopt in 2031. Nieuw is de voorgestelde extra afbouwstap in 2025. Het voorstel is nog maar 64 procent te salderen in 2025 in plaats van de 73 procent zoals in eerdere wetsvoorstel was voorzien.
In het Coalitieakkoord is afgesproken om het budget voor de EIA met ingang van 2023 in acht stappen van 50 miljoen per jaar te verhogen met in totaal 400 miljoen in 2030. Deze intensivering van het EIA-budget wordt een jaar uitgesteld (naar 2024).
De Voorjaarsnota geeft de voornemens van het kabinet aan. Hierover wordt nog in de Tweede Kamer gedebatteerd, en vervolgens zullen de voornemens moeten worden omgezet in een wetsvoorstel en het parlementaire traject doorlopen. De meeste van de voornemens zullen naar onze verwachting met Prinsjesdag in het Belastingpakket 2023 worden opgenomen. Desalniettemin raden wij aan om al rekening te houden met de aangekondigde maatregelen. De maatregelen van de voorjaarsnota en eventuele aanpassingen of aanvullingen hierop zullen wij verwerken op onze website.
Mariska van der Maas
Director Knowledge Centre Tax, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 422 10 29
Maaike Sips
Senior Manager Knowledge Centre Tax, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)6 5375 55 65