18/09/24
Dit artikel is voor het laatst bijgewerkt op 8 oktober 2024.
De Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 is onderdeel van de Belastingplanstukken die het kabinet met Prinsjesdag 2024 op 17 september 2024 presenteerde. Het wetsvoorstel voert enige technische wijzigingen door in de Wet minimumbelasting 2024 (Pillar Two). Daarnaast incorporeert het wetsvoorstel aanvullende regels uit de administratieve richtsnoeren van het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (IF), voor zover deze niet al eerder in het Pillar Two-implementatiewetgevingsproces zijn meegenomen. Op 3 oktober verscheen de nota van wijziging. De maatregelen werken grotendeels terug tot en met 31 december 2023 en vinden toepassing voor verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023.
De voorgestelde maatregelen spelen wanneer uw onderneming binnen de reikwijdte valt van de Pillar Two-wetgeving. Pillar Two betreft het per jaareinde 2023 in diverse landen ingevoerde 15%-minimumwinstbelastingstelsel voor grote ondernemingen. Nederland heeft Pillar Two ingevoerd met de Wet minimumbelasting 2024.
Het wetsvoorstel voert enige technische wijzigingen in de Nederlandse Pillar Two-wetgeving door. Sinds de publicatie door het Inclusive Framework van de modelregels in 2021 en het commentaar daarop in 2022 publiceerde het Inclusive Framework in 2022, 2023 en 2024 verschillende sets aanvullende administratieve richtsnoeren. Een deel daarvan is al in de Nederlandse implementatiewetgeving opgenomen, een deel niet. Waar de richtsnoeren niet enkel verduidelijken en een wettelijke grondslag vergen, incorporeert het wetsvoorstel deze deels. De richtsnoeren uit december 2023 en juni 2024 zullen op onderdelen nog door het kabinet worden beoordeeld.
Voor de compliance vormt Pillar Two een uitdaging. De voorgestelde wijzigingen kunnen aanleiding geven tot verdergaande compliancekosten en/of verhoging dan wel verlaging van de in de Pillar Two-wetgeving voorziene bijheffing. Het verdient aanbeveling de implicaties van de nu voorgestelde maatregelen voor uw onderneming goed in kaart te brengen.
Sinds eind 2023 werkt een groot aantal landen aan de invoering van een winstbelastingstelsel voor grote ondernemingen (jaaromzet € 750 miljoen of meer) tegen een minimum effectief belastingtarief van 15% per jurisdictie. Voor de berekening van het effectieve belastingtarief wordt aangeknoopt bij de financiële verslaggevingsstandaard die is gebruikt bij de totstandkoming van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. Daarover bereikten rond 140 landen de afgelopen jaren politieke overeenstemming binnen het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (IF), georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Wanneer het effectieve belastingtarief in een jurisdictie waar de onderneming met een of meerdere groepsentiteiten actief is beneden het minimum ligt, wordt aan de hand van internationaal overeengekomen mechanismen bij lokaal gevestigde groepsentiteiten tot het 15%-minimumtarief bijgeheven. Bijheffing over laagbelaste binnenlandse groepsentiteiten verloopt in de eerste plaats op basis van de zogenoemde kwalificerende binnenlandse bijheffing. Bijheffing over laagbelaste buitenlandse dochterentiteiten vindt anders plaats volgens de zogenoemde inkomen-inclusiebijheffing. Als vangnet geldt een bijheffing over laagbelaste buitenlandse moederentiteiten in de vorm van de zogenoemde onderbelaste winstbijheffing (per jaareinde 2024).
Nederland heeft Pillar Two ingevoerd met de Wet minimumbelasting 2024 (Wet MB 2024). Deze wet implementeert de EU-richtlijn Pillar Two van 14 december 2022. De Nederlandse wetgeving en de EU-richtlijn Pillar Two zijn vrijwel geheel gebaseerd op de modelregels die de OESO publiceerde op 20 december 2021. De OESO publiceerde op 14 maart 2022 een commentaar op de modelregels. Deze kunnen landen gebruiken bij de implementatie en interpretatie van de nieuwe regels in hun nationale wetgeving. In 2023 en 2024 publiceerde de OESO verschillende aanvullende sets administratieve richtsnoeren.
Met het wetsvoorstel beoogt de wetgever de aansluitingen met de modelregels, commentaar en richtsnoeren van het Inclusive Framework op nauwgezette wijze geborgd te houden. Dit om consistente regeltoepassing te bevorderen en discrepanties met andere landen te voorkomen. Waar de richtsnoeren niet slechts verduidelijken acht het kabinet het van belang deze in de wetgeving op te nemen. Het kabinet wijst er op dat de EU-richtlijn Pillar Two verlangt dat de publicaties vanuit de OESO bij de implementatie als bron van illustratie en uitleg worden gebruikt. Een deel van de richtsnoeren uit december 2023 en juni 2024 zal nog worden beoordeeld. Daarnaast worden enkele technische wijzigingen voorgesteld, veelal in opvolging van in de praktijk gerezen technische vragen.
De Pillar Two-regels staan toe bepaalde soorten belastingtegoeden (tax credits) voor de effectieftariefberekening aan te merken als kwalificerend inkomen (noemer). Dit, in plaats van deze in mindering te brengen op de betrokken belastingen (teller). Daarvoor moet sprake zijn van zogenoemde kwalificerende restitueerbare belastingtegoeden. De richtsnoeren van juli 2023 brengen ook zogenoemde kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden onder de reikwijdte van deze regeling, zodat ook deze voor de effectieftariefberekening het inkomen vermeerderen in plaats van de belasting verlagen. Het wetsvoorstel voert deze aanvulling op gelijke wijze door in de Wet MB 2024.
De Pillar Two-regels schrijven voor aan welke voorwaarden binnenlandse bijheffingen moeten voldoen om voor Pillar Two-doeleinden te kunnen worden aangemerkt als kwalificerende binnenlandse bijheffingen. De richtsnoeren van juli 2023 reiken enige aanvullende regels aan waaraan moet worden voldaan. Ook schrijven de richtsnoeren voor waar een kwalificerende binnenlandse bijheffing aan moet voldoen voor de toepassing van de kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel. Hoewel de voorwaarden al in de implementatiewetgeving zijn opgenomen, wordt naar aanleiding van vragen uit de praktijk voorzien in een nadere invulling om de wetgeving op dit punt met de richtsnoeren in overeenstemming te houden.
De Pillar Two-regels kennen een bijheffingsvrije som, het zogenoemde uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid. Dit bedrag komt in mindering op de grondslag waarover de bijheffing wordt berekend. Het uitgesloten inkomen wordt berekend op basis van werknemerslasten en materiële activa in een jurisdictie. De richtsnoeren van juli 2023 geven aanvullende regels over de berekening van deze grondslag. Het wetsvoorstel brengt de implementatiewetgeving met deze richtsnoeren in overeenstemming.
De Pillar Two-regels kennen een zogenoemde tijdelijke Country-by-Country Reporting (CbCR)-veiligehavenregel. Op basis van deze tijdelijke regeling kunnen ondernemingen aan de hand van hun CbCR-gegevens en kwalificerende financiële jaarrekeningdata laten zien dat zij voldoende belasting betalen. De bijheffing in andere landen wordt dan op nihil gesteld. De richtsnoeren van juli 2023 geven aanvullende regels over de toepassing van deze regeling. Zo wordt ook aan ondernemingen die geen kwalificerend landenrapport opstellen de mogelijkheid geboden de regeling alsnog toe te passen. Verder introduceren de richtsnoeren anti-arbitrageregels die moeten tegengaan dat er onwenselijke gebruikmaking van mismatches tussen fiscale regelgeving en financiële verslaggevingsregelgeving plaatsvindt. Het wetsvoorstel brengt de implementatiewetgeving met deze richtsnoeren in overeenstemming. Opmerking verdient dat genoemde anti-arbitrageregels niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. De anti-arbitrageregels treden in werking per 31 december 2024 en vinden voor het eerst toepassing voor verslagjaren die op of na deze datum aanvangen.
Hoewel de Pillar Two-regels de formalisering van bijheffing aan de individuele landen overlaten, wordt om redenen van administratieve eenvoud voorzien in onder meer een zogenoemde bijheffing-informatieaangifte. Deze aangifte is een internationaal gestandaardiseerd geleideformulier dat bedrijven te zijner tijd moeten invullen en verstrekken aan de belastingautoriteiten. De richtsnoeren van december 2023 geven aanvullende regels om te voorkomen dat bedrijven en belastingautoriteiten hier vanwege een onverhoopt kort boekjaar (dat eindigt vóór 31 maart 2025) versneld mee te maken zullen krijgen. Het wetsvoorstel brengt de implementatiewetgeving met deze richtsnoeren in overeenstemming. Ook de termijnen voor de indiening van de belastingaangifte en de voldoening van de belasting op afdracht worden dienovereenkomstig verlengd.
Het wetsvoorstel voorziet voor het overige in uiteenlopende technische wijzigingen. Dit bijvoorbeeld ter zake van de omschrijving van het begrip kwalificerend belang, de omrekening van bedragen in verschillende wisselkoersen (valutaconversie) en de maatregel voor zogenoemde voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgaven. Ook zijn uitzonderingen opgenomen op de grotendeels terugwerkende kracht van de maatregelen. Dit voor de berekening in voorkomende gevallen van het bedrag aan binnenlandse bijheffing, bij voornoemde negatieve belastinguitgaven, de toerekening van loonkosten en materiele activa en de hierboven reeds aangehaalde regeling voor hybride regelingen.
De nota van wijziging voert enkele redactionele wijzigingen door en legt drie onderwerpen wettelijk vast: (i) de zogenoemde verversingsregel voor de binnenlandse bijheffing; (ii) de zogenoemde vereenvoudigde rapportage van de bijheffing per staat, en; (iii) een delegatiegrondslag om voorwaarden te stellen aan de vorm van de bijheffinginformatie-aangifte en de indiening daarvan.
Ad (i). De verversingsregel geldt voor de berekening van de binnenlandse bijheffing in het kader van de Pillar Two-transitieregels. De transitieregels bepalen onder andere hoe belastinglatenties uit de pre-Pillar Two-periode moeten worden behandeld vanaf de aanvang van het overgangsjaar. Het overgangsjaar is het jaar waarin Pillar Two voor het eerst voor betrokken onderneming gaat gelden. De verversingsregel beoogt te voorkomen dat verschillen ontstaan als andere landen Pillar Two later in de tijd implementeren dan Nederland dat heeft gedaan. De maatregel respecteert wanneer landen later instappen en verlengt daartoe effectief de pre-Pillar Two-periode tot dat latere moment.
Ad (ii). De vereenvoudigde bijheffingsrapportage introduceert de mogelijkheid van een vereenvoudigde rapportage van de bijheffing. Multinationale en binnenlandse groepen kunnen ervoor kiezen in de aanvangfase – verslagjaren die voor 1 januari 2029 aanvangen en voor 1 juli 2030 eindigen – de bijheffing per staat te rapporteren in plaats van per individuele groepsentiteit. Dit, indien in die staat: (i) geen minimumbelasting verschuldigd is, of; (ii) geen toerekening van de minimumbelasting per groepsentiteit plaatsvindt. Voor landen waar niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan, blijft rapportage per groepsentiteit de norm.
Ad (iii). De delegatiegrondslag creëert de mogelijkheid bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de vorm en inhoud van de internationaal gestandaardiseerde bijheffing-informatieaangifte, de wijze van indiening daarvan en daarbij te verstrekken gegevens en inlichtingen. De delegatiegrondslag dient ertoe het door de OESO daartoe ontwikkelde format in Nederland verplicht te stellen.”