04/04/24
Goeddoelfondsen kunnen hun algemeen nuttige doelstelling nastreven door te investeren, ook bekend als impactinvesteren of ‘impact investing’, in sociale en duurzame ondernemingen. In het Besluit algemeen nut investeringen, dat per 3 april 2024 in werking is getreden, zijn een aantal aanvullende voorwaarden vastgelegd om dit te kunnen doen met behoud van de status als algemeen nut beogende instelling (anbi).
Eerder was er de nodige discussie over de vraag of en onder welke voorwaarden impactinvesteren past binnen de anbi-regeling. Meer specifiek, of het voldoet aan het bestedingscriterium. Dit criterium, ook wel bekend als de anti-oppoteis, houdt in dat een anbi in principe al haar inkomsten moet besteden aan haar doel en niet meer vermogen mag aanhouden dan nodig is voor o.a. de continuïteit van de organisatie en specifieke projecten. Met het besluit is duidelijk geworden onder welke voorwaarden investeringen kwalificeren als ‘algemeen nut investering’ en daarmee in ieder geval voldoen aan het bestedingscriterium.
Als uw organisatie haar algemeen nuttige doelstelling nastreeft door te investeren in andere ondernemingen, goederen of projecten, dan past dat in ieder geval binnen de anbi-status wanneer de investeringen voldoen aan een aantal aanvullende voorwaarden. Het besluit definieert investeren als “het ter beschikking stellen van geld en/of goederen, al dan niet tegen verkrijging van aandelen of winstbewijzen, waarvan de (tegen)waarde zichtbaar blijft als activum bij de investerende ANBI”. Het besluit geeft expliciet aan dat daaronder ook het verstrekken van leningen valt.
Als een impactinvestering aan de voorwaarden van het besluit voldoet, dan is het voordeel voor uw organisatie dat de waarde van de bijbehorende vermogenstitel buiten het bestedingscriterium blijft.
Als (een investering van) uw organisatie op 3 april 2024 – de dag dat dit besluit in werking is getreden – niet aan de aanvullende voorwaarden voldoet, dan moet u dat binnen zes maanden na deze datum melden bij de Belastingdienst. De Belastingdienst kan vervolgens een termijn stellen waarbinnen uw organisatie alsnog aan deze voorwaarden moet voldoen.
Voor de duidelijkheid, investeringen die niet bedoeld zijn om direct de algemeen nuttige doelstelling van uw organisatie te verwezenlijken, kunnen ook passen binnen de anbi-regelgeving. Bijvoorbeeld wanneer de betreffende investeringen (aantoonbaar) nodig zijn om de continuïteit van de organisatie te waarborgen. Daarvoor moet worden beoordeeld of de betreffende investering kan worden toegerekend aan een toegelaten reserve of onderdeel uitmaakt van het stamvermogen. Hiervoor gelden de ‘reguliere’ spelregels die samenhangen met het bestedingscriterium voor anbi's.
Hoewel dit besluit voor meer duidelijkheid zorgt en dus voor rechtszekerheid, zijn daarmee niet alle vragen beantwoord. Zo blijft nog onduidelijk hoe om te gaan met nieuwe investeerders die toetreden. Ook blijven er discussies mogelijk over de vraag of een investering direct een algemeen nuttig doel dient.
Hierna gaan wij kort in op de achtergrond en de exacte voorwaarden voor kwalificatie van investeringen als algemeen nut investeringen.
In de basis beschouwt de fiscale wetgever het uitlenen van geld of het anderszins doen van investeringen - onder marktconforme voorwaarden - als een normale, zakelijke activiteit. Een anbi kan dat doen hetzij om daarmee de algemeen nuttige activiteiten te financieren (middelactiviteiten) of om daarmee direct haar algemeen nuttige doelstelling te behalen (doelactiviteiten). In het eerste geval moet de instelling de opbrengsten uit de investeringen binnen afzienbare termijn besteden aan de algemeen nuttige doelstelling. Voor het tweede geval, het impactinvesteren, zijn nu voorwaarden vastgelegd waaronder dat vermogen past binnen de anbi-regeling en in stand mag worden gehouden binnen het bestedingscriterium. Er dient dan sprake te zijn van een algemeen nut investering.
Onder de volgende voorwaarden kwalificeren investeringen als algemeen nut investering.
De eerste voorwaarde is de belangrijkste, voorwaarden 2 en 3 hangen hier in feite mee samen. Om de investering als algemeen nut investering te kunnen aanmerken, is het nodig dat deze aansluit op de algemeen nuttige doelstelling van de anbi. Daarvoor moet het doel van de investering voldoende concreet zijn, denk aan een specifieke projecten of activiteiten die direct bijdragen aan de algemeen nuttige doelstelling zoals investeringen ter zake vermindering van armoede of het tegengaan van klimaartverandering. De anbi als investeerder moet een “actieve houding en betrokkenheid” hebben en erop toezien dat de investering ook feitelijk past en blijft passen binnen de eigen algemeen nuttige doelstelling. Hierbij is het overigens (nog) niet geheel duidelijk hoe de vereiste “actieve houding en betrokkenheid” moet worden ingevuld en of bijvoorbeeld toezicht door middel van rapportage en verantwoording hiervoor voldoende is.
Het besluit geeft verder concreet aan dat voor de beoordeling of een investering als algemeen nut investering kwalificeert, van belang is dat andere (commerciële) partijen niet of onvoldoende bereid zijn om diezelfde investering te doen, gelet op de financiële risico’s die daaraan verbonden zijn. In de praktijk is de investering van een impactfonds vaak cruciaal voor de doorgang van de activiteit of het project waarin wordt geïnvesteerd.
Tegelijkertijd geeft het besluit aan dat er ook een omslagpunt kan zijn waarop de investering niet langer kwalificeert. Namelijk wanneer een investering na verloop van tijd structureel positieve opbrengsten behaalt en andere (primair) winstgerichte partijen in toenemende mate bereid zijn te investeren. Dat kan een indicatie zijn dat deze investering niet langer als algemeen nut investering kwalificeert, omdat deze niet meer primair is gericht op het realiseren van de algemeen nuttige doelstelling van de anbi.
Als op het moment van de publicatie van het besluit niet voldaan wordt aan de bovengenoemde eisen, dan moet de anbi dit binnen zes maanden na de publicatie van het besluit melden aan de inspecteur. De inspecteur kan de anbi nog een termijn bieden om alsnog aan de voorwaarden te voldoen.
Als een anbi-investering niet langer voldoet aan de eisen, dan moet de anbi dit zo snel mogelijk melden aan de inspecteur. De inspecteur kan de anbi een redelijke termijn aanbieden om alsnog te voldoen aan het bestedingscriterium. Dit kan bijvoorbeeld door de investering of de voorwaarden ervan aan te passen.
Moet de anbi een desinvestering doen om aan de voorwaarden te voldoen, dan mag zij daarbij rekening houden met een daarvoor geschikt moment. De inspecteur stelt dan in overleg met de anbi een redelijke termijn, waarbij relevante feiten en omstandigheden worden meegenomen.
Als een anbi-investering niet langer kwalificeert als algemeen nuttige activiteit, dan kan dit vermogen toch redelijkerwijs nodig zijn voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden voor het algemeen nuttige doel. Daarvoor moet beoordeeld worden of dit vermogen kan worden toegerekend aan een van de mogelijke reserves of dat dit deel uitmaakt van het stamvermogen.
De duidelijkheid die dit besluit biedt over wanneer impactinvesteren past binnen de anbi-regeling, geeft zekerheid aan fondsen wanneer zij kunnen investeren in bijvoorbeeld sociale ondernemingen. Sociale ondernemingen richten zich primair op het maken van een sociaal-maatschappelijk positieve impact en het behalen van winst is daaraan ondergeschikt. In feite zijn zij een organisatievorm die zich bevindt tussen goede doelen en primair winstgerichte bedrijven in.
Deze ondernemingen kunnen een bijdrage leveren aan het oplossen van grote maatschappelijke problemen. Doordat het maken van winst ondergeschikt is aan de sociaal-maatschappelijke doelstelling, is de financiering ervan soms een knelpunt. Fondsen die financieren vanuit een algemeen nuttige doelstelling kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Nu de criteria duidelijk zijn waaronder dit type investeringen in ieder geval zijn toegestaan, kunnen anbi's meer structureel investeren en wordt het opschalen van de duurzame en sociale ondernemingen haalbaarder.
Met het Besluit algemeen nut investeringen geeft de staatssecretaris uitvoering aan één van de toezeggingen in het kader van de verbetervoorstellen voor de anbi-regeling, zie o.a. de Kamerbrief van 28 maart 2019. Een tweetal andere toezeggingen staat daarmee nog open. Bijvoorbeeld de beloofde verduidelijking dat anbi’s reservevermogen mogen aanhouden om mogelijke toekomstige fluctuerende inkomsten op te vangen. Hoewel het bestedingscriterium anbi’s toestaat in redelijkheid een buffervermogen aan te houden, blijkt daar in de praktijk soms onduidelijkheid over te bestaan. Het zou mooi zijn als op afzienbare termijn ook de overige toezeggingen in het kader van de verbetervoorstellen voor de anbi-regeling opvolging krijgen.