14/09/22
Dit artikel is voor het laatst geactualiseerd op 31 oktober 2023. Op 20 december 2022 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap aangenomen.
Vanaf 2023 mag u samen met uw partner nog slechts tot 700.000 euro onbelast lenen van uw eigen vennootschap(pen). Een uitzondering geldt voor de financiering van uw eigen woning. Dit is geregeld met het Wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap, dat de Eerste Kamer op 20 december 2022 heeft aangenomen. Wanneer u als aanmerkelijkbelanghouder samen met uw partner meer dan 700.000 euro leent, dan wordt het meerdere vanaf 2023 per jaareinde belast met 26,9 procent inkomstenbelasting alsof het een dividenduitkering is. Dit maximumbedrag geldt ook voor leningen vanuit uw vennootschap aan een persoon en diens partner samen die met u of uw partner is verbonden. Omdat het eerste toetsmoment 31 december 2023 is, hebt u tot dat moment de tijd om bovenmatige schulden zoveel mogelijk af te lossen. Let op: Per 1 januari 2024 daalt het maximumbedrag voor deze regeling van 700.000 euro naar 500.000 euro.
Eerder is ook een internetconsultatie geweest over dit wetsvoorstel. Op basis van dat consultatievoorstel zou in veel gevallen dubbele belastingheffing optreden. Naar aanleiding van reacties daarop is het wetsvoorstel aangepast om dubbele belastingheffing te voorkomen. Doordat de betaalde belasting over leningen van meer dan 700.000 euro wordt verrekend zodra deze schuld wordt afgelost, leidt de maatregel tot een vervroegde in plaats van dubbele heffing.
Zie ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht: ‘Maatregel tegen excessief lenen door dga’s schiet te ver door’.
Als u samen met uw partner meer dan 700.000 euro leent van uw eigen vennootschap(pen), dan wordt vanaf 2023 het meerdere dus belast met 26,9 procent inkomstenbelasting. Heeft uw vennootschap aan uw (klein)kinderen of aan uw (groot)ouders of die van uw partner geld uitgeleend, dan geldt de grens van 700.000 euro voor een verbonden persoon en diens partner gezamenlijk. Het meerdere wordt bij u belast, tenzij die persoon zelf een belang van vijf procent of meer in de vennootschap heeft. De eventuele lening van de vennootschappen voor de financiering van een eigen woning van uzelf, uw (klein)kind of (groot)ouder hoeft u hier niet in mee te tellen.
De maatregel is per 2023 inwerkinggetreden en wordt ultimo 2023 voor het eerst getoetst. Hierdoor hebt u tot dat moment de mogelijkheid eventuele bovenmatige leningen af te bouwen. Als u voldoende liquide middelen in privé hebt, kunt u de lening daarmee afbouwen.
Een andere mogelijkheid is om dividend uit te keren. Houd er dan rekening mee dat box 2 per 2024 een gesplitst tarief krijgt: de eerste schijf van 24,5 procent voor de eerste 67.000 euro aan box 2-inkomsten per persoon en de tweede schijf van 33 procent over het meerdere.
Als u vastgoed in privé hebt, ook als dat niet gefinancierd is met leningen van uw bv, kunt u overwegen dat vastgoed te verkopen en met de opbrengst de lening aflossen. Nadeel daarbij is dat hierover wel overdrachtsbelasting is verschuldigd.
In verschillende reacties op de internetconsultatie is gepleit voor een tijdelijke vrijstelling overdrachtsbelasting om het aflossen van bovenmatige leningen door overdracht van vastgoed aan de vennootschap te faciliteren, maar dit is niet opgenomen in de maatregel. ‘Het kabinet vindt alles afwegende een dergelijke vrijstelling onwenselijk om diverse redenen, naast de budgettaire gevolgen. Er zijn meerdere manieren om te anticiperen op het wetsvoorstel (...) en het kabinet ziet hier geen rol voor het geven van een faciliteit voor één keuze.’
U kunt ook de schuld (deels) herfinancieren, bijvoorbeeld bij een bank. Houd er dan rekening mee dat het kabinet dit jaar in de hersteloperatie box 3 gekozen heeft voor de forfaitaire spaarvariant, waarbij u niet de volledige schuld mag aftrekken, maar een forfaitair rentebedrag. Zie in dit kader ook onze webpagina Wegwijzer box 3.
De maatregel geldt voor iedereen met minstens vijf procent belang in een vennootschap (aanmerkelijkbelanghouders: ab-houders), onder wie directeur-grootaandeelhouders (dga’s).
De gezamenlijke schulden van een ab-houder en zijn of haar partner aan de eigen vennootschap(pen) worden beschouwd als bovenmatige leningen, voor zover die in totaal bij alle ab-vennootschappen meer bedragen dan 700.000 euro. Het maakt niet uit wie van deze twee de schulden is aangegaan en tot wiens individuele vermogen de schulden behoren. Het bovenmatige deel van de leningen wordt belast als fictief regulier voordeel met 26,9 procent inkomstenbelasting.
Ook leningen vanuit de vennootschap van een ab-houder aan de (klein)kinderen en (groot)ouders van de ab-houder en zijn of haar partner vallen onder de maatregel. Voor ieder van die leninghouders (tezamen met de partner) wordt apart beoordeeld of de schuld meer bedraagt dan 700.000 euro. Het meerdere wordt belast bij de ab-houder (en dus niet bij degene die heeft geleend) alsof het een dividenduitkering is aan de ab-houder. Alleen als de lener zelf meer dan vijf procent belang in de vennootschap heeft, wordt het bovenmatige gedeelte van de schuld bij de lener zelf belast in box 2.
Alle typen leningen, zowel leningen die onder zakelijke als onder onzakelijke voorwaarden zijn aangegaan, vallen onder de maatregel. Ook maakt het niet uit waarvoor de leningen zijn aangewend (behalve als het gaat om de eigenwoningschulden, zie hierna). Leningen die een ab-houder leent van de eigen vennootschap en vervolgens doorleent aan een derde, vallen eveneens onder het bereik van de maatregel. Borgstellingen in privé door een ab-houder voor schulden van een verbonden persoon aan een bank vallen niet onder de regeling. Vorderingen en rechten op de vennootschap worden niet gesaldeerd met de schulden aan de vennootschap. Er is geen mogelijkheid om tegenbewijs te leveren dat de ab-houder wel in staat is om zijn lening af te lossen.
Voorbeeld
Stel een zoon heeft een aanmerkelijk belang in X BV van zijn moeder. Zoon kwalificeert dan als ab-houder en als een verbonden persoon van moeder. Zoon leent 900.000 euro van deze bv en leent vervolgens het volledige bedrag door aan moeder. Moeder heeft zelf een eigen lening van 700.000 euro bij de bv lopen. Omdat moeder indirect via de verbonden persoon 900.000 euro van haar eigen vennootschap heeft geleend bovenop de directe lening van 700.000 euro, is bij moeder sprake van een bovenmatige lening van 900.000 euro. Maar ook bij zoon als ab-houder is sprake van een bovenmatige lening van 200.000 euro.
Eigenwoningschulden vallen niet onder de maatregel, maar voor eigenwoningschulden die zijn aangegaan ná 31 december 2022 moet een hypotheekrecht aan de eigen vennootschap zijn verstrekt om onder de uitzondering te vallen. Let op dat onder de ‘eigen woning’ wordt verstaan de woning die uw hoofdverblijf is, niet een eventuele tweede woning die u mocht hebben. Schulden die daarvoor zijn aangegaan vallen wel onder de nieuwe maatregel.
De voorkoming werkt als volgt. Wanneer over leningen van meer dan 700.000 euro belasting wordt geheven, dan wordt het het bedrag van de lening waarover belasting is betaald opgeteld bij het toegestane maximumbedrag van de leningen. Wanneer in een later jaar op deze leningen wordt afgelost, dan wordt een negatief fictief regulier voordeel in box 2 in aanmerking genomen ter grootte van het afgeloste bedrag, tot 700.000 euro. Voorwaarde is namelijk dat over het afgeloste leningbedrag eerder als (positief) fictief regulier voordeel belasting is betaald.
Voor situaties van immigratie en remigratie naar Nederland zijn er regels getroffen die moeten voorkomen dat in die gevallen Nederland belasting gaat heffen over in het buitenland aangegane schulden bij de eigen bv. Bij emigratie wordt vervolgens toegestaan om vlak voor de emigratie het bedrag aan schulden fictief op nihil te stellen, zodat dan een negatief fictief voordeel ontstaat (wat mogelijk leidt tot een teruggave). Maar als er bij emigratie een conserverende aanslag wordt opgelegd, dan geldt dat deze aanslag wordt geïnd als na de emigratie een nieuwe lening wordt aangegaan bij de bv. Op die manier wil het kabinet voorkomen dat deze wet ab-houders ertoe aanzet om te gaan emigreren.
Als een ab-houder in Nederland gaat wonen dan wordt het maximumbedrag gesteld op het totaalbedrag van schulden aan de eigen vennootschap op het moment van immigratie, maar ten minste op het reguliere maximumbedrag van 700.000 euro. Het maakt niet uit of de ab-houder immigreert vanuit een lidstaat van de Europese Unie of vanuit een derde land.
Per 1 januari 2024 daalt het maximumbedrag voor de regeling excessief lenen van 700.000 euro naar 500.000 euro. Dit volgt uit het Belastingplan 2024.
De maatregel is per 2023 inwerkinggetreden. Omdat aan het einde van het jaar wordt beoordeeld of sprake is van een bovenmatige lening, zal de eerste toetsing op 31 december 2023 plaatsvinden. Dit geeft u zo nodig ook in 2023 nog de tijd de lening af te bouwen.
Over deze maatregel is de nodige discussie, wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen
Mitra Tydeman
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 024 66 06
Pjotr Anthoni
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 091 73 45