05/06/20
De aanpak van belastingontwijking is een van de beleidsprioriteiten van dit kabinet. In een brief aan de Tweede Kamer van 29 mei 2020 beschrijft het kabinet hoe het de effecten van de aanpak van belastingontwijking wil monitoren. Op 29 mei 2020 heeft het kabinet eveneens de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 gepubliceerd. Deze notitie beschrijft het Nederlandse beleid met betrekking tot het sluiten van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting.
De monitoring van de aanpak van belastingontwijking zal niet onmiddellijk gevolgen voor u hebben, ook omdat de eerste resultaten van de monitoring op zijn vroegst in 2024 worden verwacht. Uiteraard is het mogelijk dat de resultaten van de monitoring tegen die tijd kunnen leiden tot een andere, dan wel een verscherpte aanpak van belastingontwijking.
De verschillende beleidsstandpunten uit de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 kunnen gevolgen voor u hebben op het moment waarop, en naarmate deze beleidsstandpunten worden geconcretiseerd in (nieuwe of herziene) belastingverdragen die Nederland met andere landen sluit.
De aanpak van belastingontwijking is een van de beleidsprioriteiten van dit kabinet. Tijdens deze kabinetsperiode heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn:
Het kabinet vindt het belangrijk om zo goed mogelijk in beeld te brengen of deze maatregelen effectief zijn. Mede naar aanleiding van vragen en moties van de Tweede Kamer, geeft de staatssecretaris van Financiën in zijn brief aan hoe hij de effecten van de aanpak van belastingontwijking gericht wil gaan monitoren.
Daarbij erkent hij dat er om verschillende redenen geen goed hanteerbare, algemene, overkoepelende maatstaf voor belastingontwijking is om het effect van de kabinetsaanpak te monitoren.
Voor het monitoren van de effecten van de invoering van een generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) wordt onderzocht wat gebeurt met de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen van bedrijven in Nederland. Van de invoering van de aanvullende Controlled Foreign Companies (CFC) maatregel verwacht het kabinet vooral een gedragseffect.
De effecten van ATAD2 en het MLI op hybride mismatches zijn lastig te meten. Onderzoeken zullen zich vooral richten op de voor Nederland meest relevante hybride structuur, de cv/bv-structuur.
Voor het monitoren van de effecten van de invoering (per 2021) van een conditionele bronbelasting op rente- en royaltybetalingen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties, zal gebruik worden gemaakt van de gegevens die DNB bijhoudt over financiële stromen die via bfi’s door Nederland lopen. Uit deze gegevens kan ook blijken in hoeverre geldstromen worden verlegd naar andere jurisdicties.
Tot slot is van belang de aankondiging dat in de loop van dit jaar het onderzoek wordt afgerond naar de vraag of aanpassing van het arm’s-lengthbeginsel nodig is, dit in verband met de discussie over het zogenoemde informeel kapitaal-leerstuk.
Belastingverdragen hebben tot doel het bevorderen van economische relaties tussen landen door het wegnemen van dubbele belasting. Het sluiten van belastingverdragen ondersteunt daarmee een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Anderzijds kunnen belastingverdragen mogelijkheden creëren voor belastingontwijking. Zoals reeds opgemerkt, is de aanpak van belastingontwijking een van de beleidsprioriteiten van dit kabinet. Het tegengaan van misbruik van belastingverdragen vormt daarvan een belangrijk onderdeel. Nederland knoopt daartoe aan bij de oplossingen die het OESO-BEPS-project en het MLI bieden, zoals het opnemen van antimisbruikbepalingen in een belastingverdrag.
Met betrekking tot de verhouding tussen bilaterale verdragen en Europese regels, merkt het kabinet op dat bilaterale belastingverdragen in de weg kunnen staan aan de toepassing van de wetgeving ter implementatie van ATAD1 en ATAD2. Nederland zal daarom zorgdragen dat het bij de totstandkoming of wijziging van belastingverdragen mogelijk wordt of blijft om de verplichtingen die volgen uit de richtlijnen ook te kunnen effectueren onder het van toepassing zijnde belastingverdrag.
Nederland volgt bij de vormgeving van zijn belastingverdragen zo veel mogelijk het OESO-Modelverdrag. In relatie tot ontwikkelingslanden zal Nederland – vaker dan voorheen – het VN-Modelverdrag toepassen. Het OESO-Modelverdrag is effectiever in het voorkomen van dubbele belasting dan het VN-Modelverdrag. Het VN-Modelverdrag houdt meer rekening met de wens van veel ontwikkelingslanden om verdergaande heffingsrechten toe te kennen aan bronstaten. Het Nederlandse fiscale verdragsbeleid wijkt echter ook op een aantal punten af van het OESO-Modelverdrag, zoals de belastingheffing van pensioenen, of de belastingheffing van inkomsten uit aanmerkelijkbelangaandelen. Ook geeft de Notitie Fiscaal verdragsbeleid 2020 aan de thans bestaande mogelijkheid in te trekken, om voor directeurs- en commissarissenbeloningen - in afwijking van het belastingverdrag - de vrijstellingsmethode in plaats van de verrekeningsmethode toe te passen.
Tot slot besteedt de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 aandacht aan de Nederlandse belastingverdragen met specifieke groepen landen zoals onze buurlanden België en Duitsland, ontwikkelingslanden, en niet-coöperatieve en laagbelastende landen.