Inkoopfaciliteit dividendbelasting afgeschaft

02/11/23

Dit artikel is voor het laatst bijgewerkt op 19 december 2023.

Beursgenoteerde bedrijven kunnen onder voorwaarden eigen aandelen inkopen zonder dat hierover dividendbelasting wordt geheven. Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen waarmee deze mogelijkheid (nagenoeg geheel) wordt afgeschaft (het betreft de afschaffing van de zogenaamde inkoopfaciliteit), echter met ingang van 1 januari 2025. De belastingopbrengst hiervan wordt ingezet om lage en middeninkomens te ondersteunen. Op 19 december 2023 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2024, waaronder deze wetswijziging.

Echter, bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën heeft voorafgaand aan de stemmingen over de moties toegezegd dat het demissionaire kabinet medio mei 2024 alternatieve maatregelen zal presenteren voor vier onderdelen uit het Belastingpakket 2024 (voortkomend uit amendementen van de Tweede Kamer) waar een aantal fracties in de Eerste Kamer moeite mee heeft. Een van deze onderdelen betreft deze afschaffing van de inkoopfaciliteit eigen aandelen voor beursvennootschappen in de dividendbelasting. Nu de afschaffing van de inkoopfaciliteit eigen aandelen volgens het nu goedgekeurde Belastingpakket 2024 ‘pas’ in 2025 in werking treedt, is het afwachten of de afschaffing in 2024 toch nog wordt aangepast of teruggedraaid. Uiteraard volgen we dit op de voet en houden wij u hiervan op de hoogte.

In dit artikel gaan we in op de werking en de achtergrond van de inkoopfaciliteit en wat de gevolgen zijn indien de afschaffing - zoals nu de stand van zaken is - doorgaat.

Wat betekent dit voor uw onderneming?

De beperking betreft de inkoopfaciliteit voor beursgenoteerde vennootschappen. Deze beperking zal ingaan per 1 januari 2025. Dit betekent niet dat iedere inkoop van eigen aandelen voortaan belast zal worden met dividendbelasting. Inkoop van eigen aandelen ter tijdelijke belegging blijft ook na de inwerkingtreding van deze wetswijziging mogelijk zonder heffing van dividendbelasting. De wetswijziging gaat om de inkoop van eigen aandelen ter amortisatie door specifiek ondernemende beursvennootschappen (zie hierna voor meer uitleg over het onderscheid tijdelijke belegging en amortisatie). Voor deze vennootschappen vervalt de zogenaamde inkoopfaciliteit.

 

Achtergrond

De rechtsfiguur van inkoop van eigen aandelen kent een lange geschiedenis in Nederland, ook voor wat betreft de fiscale behandeling ervan voor de dividendbelasting en de voorloper van de huidige inkomstenbelasting. Lange tijd was onduidelijk of een inkoop van eigen aandelen door een vennootschap tot een belaste opbrengst leidde bij de aandeelhouder. Een dergelijke inkoop wordt gelijkgesteld met de koop/verkoop van aandelen aan een willekeurige derde, alleen is in deze situaties de koper toevallig de vennootschap zelf. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen inkoop van eigen aandelen door de vennootschap ter tijdelijke belegging enerzijds, en inkoop van eigen aandelen ter amortisatie anderzijds.

Inkoop ter tijdelijke belegging

Het komt erop neer dat een inkoop ter tijdelijke belegging door een vennootschap volgens de huidige wet niet leidt tot een belaste opbrengst. Deze figuur doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de vennootschap aandelen in zijn eigen kapitaal verwerft om daarmee te voldoen aan leveringsverplichtingen van eigen aandelen ter uitvoering van werknemersopties. Of wanneer een vennootschap eigen aandelen inkoopt om tijdelijk de beurskoers te ondersteunen. Het gaat erom dat aan de inkoop de bedoeling ten grondslag ligt om de ingekochte aandelen op niet al te lange termijn weer te verkopen.

 

Inkoop ter amortisatie

Bij een inkoop ter amortisatie is het de bedoeling van de vennootschap om de omvang van het geplaatste en gestorte kapitaal voor langere tijd of zelfs definitief terug te brengen. De inkoop van eigen aandelen is dan een alternatief voor het intrekken van aandelen of het afstempelen op aandelen, de formele route voor kapitaalvermindering. In dergelijke gevallen gold op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad dat het verschil tussen de koopprijs en het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal werd aangemerkt als opbrengst voor de dividendbelasting (en tot 2001 ook de inkomstenbelasting). 

Beide rechtsfiguren zijn momenteel wettelijk geregeld in artikel 3, lid 1, onderdeel a van de Wet op de dividendbelasting 1965. Voor inkoop ter tijdelijke belegging geldt momenteel dat er geen belaste opbrengst wordt geconstateerd. Voor inkoop ter amortisatie geldt daarentegen - als gezegd - dat het verschil tussen de koopprijs en het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal wordt aangemerkt als een belaste opbrengst voor de dividendbelasting. Echter, specifiek voor ondernemende beursvennootschappen bestaat er momenteel nog een faciliteit volgens welke onder voorwaarden en binnen bepaalde grenzen inkoop van eigen aandelen toch onbelast kan plaatsvinden. Deze faciliteit (de inkoopfaciliteit) wordt met ingang van 1 januari 2025 afgeschaft.

Waarom een faciliteit voor ondernemende beursvennootschappen?

Zoals hierboven beschreven, leidt een inkoop van eigen aandelen ter amortisatie in beginsel tot een met dividendbelasting belaste opbrengst. Dat roept natuurlijk de vraag op waarom een faciliteit nodig zou zijn, als het eigenlijk juist de bedoeling is om ter zake van een dergelijke inkoop dividendbelasting te heffen.

De achtergrond hiervan is praktisch van aard. Bij reguliere dividenden houdt de uitdelende vennootschap dividendbelasting in op het dividend. Eerst wordt dus het bruto dividend vastgesteld. Vervolgens wordt berekend hoeveel dividendbelasting moet worden ingehouden. De aandeelhouder krijgt vervolgens het netto dividend en de Belastingdienst de ingehouden dividendbelasting. Het is aldus nadrukkelijk de bedoeling dat de dividendbelasting niet ten laste komt van de vennootschap, maar van de aandeelhouder die het dividend ontvangt. Op de dividendnota die de aandeelhouder ter zake van de dividenduitkering krijgt uitgereikt (vaak via een bank), staat vermeld wat het bruto dividend was en hoeveel dividendbelasting erop is ingehouden. Afhankelijk van de situatie van de aandeelhouder kan deze de dividendbelasting als voorheffing in aanmerking nemen als hij aangifte inkomstenbelasting (of vennootschapsbelasting) doet, of deze verrekenen met de elders te betalen inkomsten- of winstbelasting (als hij een buitenlandse aandeelhouder is).

Dit is niet anders wanneer de uitdeling plaatsvindt als gevolg van een inkoop van eigen aandelen. Maar bij beursvennootschappen die eigen aandelen inkopen doet zich het volgende praktische probleem voor. De beursvennootschap die eigen aandelen inkoopt op de beurs weet niet van wie zij de aandelen inkoopt. En omgekeerd weet de aandeelhouder die via de beurs zijn aandelen verkoopt niet dat hij deze verkoopt aan de beursvennootschap zelf. Het gevolg is dat het praktisch gezien onmogelijk is om de inhouding van de dividendbelasting ten laste van de betreffende aandeelhouder op correcte wijze te verwerken.

Zonder faciliteit moet de vennootschap op basis van artikel 3, lid 1, onderdeel a Wet op de dividendbelasting 1965 dividendbelasting berekenen en afdragen aan de Belastingdienst. Omdat deze dividendbelasting niet ten laste kan worden gebracht van de aandeelhouder van wie de aandelen worden ingekocht en ook niet bij hem in rekening kunnen worden gebracht, constateert men voor deze niet-verhaalbare dividendbelasting opnieuw een uitdeling ten gunste van de aandeelhouders, waardoor ook deze niet verhaalde dividendbelasting opnieuw een belastbare opbrengst is, enzovoort. Gevolg hiervan is dat de dividendbelasting die wordt geheven ter zake van de inkoop van eigen aandelen door een beursvennootschap binnen het systeem van de wet ook nog eens gebruteerd moet worden.

De faciliteit

Zonder in te gaan op alle technische details bestaat er (in ieder geval nog tot 1 januari 2025) een inkoopfaciliteit voor specifiek ondernemende beursvennootschappen. Vennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met beleggen zijn uitgesloten van de faciliteit. Ondernemende beursvennootschappen worden hiermee in staat gesteld om binnen bepaalde grenzen aandelen te kunnen inkopen zonder dat zij worden geconfronteerd met niet-verhaalbare en te bruteren dividendbelasting.

Het bedrag waarvoor deze beursfondsen eigen aandelen kunnen inkopen is gerelateerd aan het gemiddelde cash dividend van de voorgaande 5 jaren. Verder geldt  een aantal voorwaarden waarmee moet worden voorkomen dat regulier dividend in cash wordt vervangen door inkoop van eigen aandelen om daarmee dividendbelasting te vermijden:

  • In het jaar waarin de inkoop plaatsvindt moet ook een ‘normaal’ dividend in cash worden uitgekeerd (ten minste gelijk aan het gemiddeld in de voorgaande vijf jaar uitgekeerde cash-dividend); 

  • En, behoudens uitzonderingen, mag er in de vier voorgaande jaren geen uitbreiding van het nominaal gestorte aandelenkapitaal hebben plaatsgevonden. Vennootschappen mogen dus geen kapitaal uitbreiden met het oog op het creëren van ruimte in de toekomst om deze faciliteit te benutten, zo is de gedachte.

Gevolgen

Met het aannemen van het Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer op 19 december 2023 is inmiddels duidelijk dat - althans voorlopig - per 1 januari 2025 de inkoopfaciliteit zoals hierboven beschreven zal worden afgeschaft. De gevolgen hiervan voor de Nederlandse schatkist zijn onvoorspelbaar; dit erkennen de indieners van het amendement ook in de toelichting.

Het is naar onze mening voorstelbaar dat beursvennootschappen zolang de inkoopfaciliteit nog bestaat gestimuleerd worden om een stabiel dividendbeleid te voeren. Hiermee waarborgen ze de mogelijkheid om het inkoopinstrument in te zetten wanneer nodig of gewenst. Wanneer deze faciliteit vervalt, is het denkbaar dat beursvennootschappen hun dividendbeleid daarop aanpassen met eventueel een lagere opbrengst dividendbelasting voor de Nederlandse schatkist (gedragseffecten). Deze maatregel kan dan minder dan de beoogde dekking opleveren. 

Een ander risico is dat bedrijven een vestigingsplaats buiten Nederland zoeken met aantrekkelijkere regels voor investeerders.

 

Gevolgen voor u als beursgenoteerd bedrijf

Wanneer u besluit over te gaan tot een inkoop van eigen aandelen met het voornemen om op deze manier de omvang van het geplaatste en gestorte kapitaal duurzaam terug te brengen, dan zult u dividendbelasting moeten berekenen en afdragen over het verschil tussen de prijs voor de aandelen en het gemiddeld op die aandelen gestorte kapitaal. Tot 1 januari 2025 kunt u echter nog gebruikmaken van de inkoopfaciliteit.

Brutering

Zoals hierboven beschreven bij het waarom van de inkoopfaciliteit, ontstaat er vervolgens de praktische moeilijkheid dat de berekende dividendbelasting niet kan worden verhaald op de aandeelhouders. Deze dividendbelasting komt dan voor rekening van de vennootschap. Omdat de dividendbelasting op die manier opnieuw een voordeel voor de aandeelhouders betreft (alleen we weten niet voor welke aandeelhouders), geldt dit opnieuw als een uitdeling, zodat over de dividendbelasting die voor rekening van de vennootschap blijft, opnieuw dividendbelasting moet worden berekend etc. (brutering). Er is geen maatregel in de wet opgenomen waaruit zou moeten blijken dat deze brutering achterwege mag blijven.

 

Contact us

Maarten van Brummen

Maarten van Brummen

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 061 65 09

Michel van Dun

Michel van Dun

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 042 11 99

Volg ons