05/04/23
Het zakelijkheidsbeginsel moet zorgen voor een zakelijke ('at arm's-length') fiscale winst. In internationaal verband kan dit leiden tot dubbele niet-heffing. Om deze dubbele-niet heffing tegen te gaan, heeft de wetgever maatregelen genomen. Deze maatregelen zijn ook van toepassing op transacties tussen wel belastingplichtige en niet vennootschapsbelastingplichtige of subjectief vrijgestelde lichamen. Als bijvoorbeeld een stichting die geen onderneming drijft een transactie aangaat met een verbonden belastingplichtige lichaam, kan het belastingplichtige lichaam met additionele belastingheffing worden geconfronteerd.
Hoewel de maatregelen met name zijn gericht op het tegengaan van dubbele niet-heffing in internationaal verband, hebben de maatregelen ook gevolgen voor de (semi) publieke sector. Er geldt goedkeurend beleid, maar hiervoor moet aan strikte voorwaarden worden voldaan. Het is van belang dat deze voorwaarden in acht worden genomen bij transacties tussen niet vennootschapsbelastingplichtige of subjectief vrijgestelde lichamen en regulier belaste lichamen.
Gelieerde lichamen moeten voor de vennootschapsbelasting (hierna: vpb) handelen alsof zij derden van elkaar zijn en zakelijke prijzen over en weer in rekening brengen. In de praktijk komt het echter voor dat lichamen niet op basis van zakelijke grondslagen met elkaar handelen. Op basis van de regels voor winstberekening wordt in dergelijke gevallen de winst gecorrigeerd, door de vergoedingen die de lichamen over en weer aan elkaar in rekening brengen, voor fiscale doeleinden zodanig aan te passen dat deze wel zakelijk zijn. Dit gaat twee kanten op: is een vergoeding te laag geweest, dan wordt deze naar boven bijgesteld. Maar ook omgekeerd: een te hoge vergoeding wordt verlaagd naar een zakelijk bedrag. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om rente, huur- of leasetermijnen of diensten die worden geleverd, maar ook om de prijs die wordt gerekend bij de overdracht van vermogensbestanddelen (bedrijfsmiddelen, intellectueel eigendom etc.).
Deze aanpassingen naar zakelijke prijzen kunnen in de (internationale) praktijk tot mismatches leiden, als bij het gelieerde lichaam waarmee de transactie is aangegaan geen corresponderende aanpassing plaatsvindt. De winst wordt in Nederland wel naar beneden aangepast, maar in het buitenland niet. Hierdoor ontstaat dubbele niet-heffing.
Om deze mismatches tegen te gaan zijn per 1 januari 2022 zijn vijf nieuwe artikelen toegevoegd aan de Wet op de vennootschapsbelasting. De maatregelen moeten bereiken dat verrekenprijsverschillen worden geneutraliseerd om er zo aan bij te dragen dat winst tenminste eenmaal ergens wordt belast. De wetgeving heeft echter ook gevolgen voor niet vpb-plichtige en subjectief vrijgestelde lichamen.
Per 1 januari 2022 is de wetgeving van toepassing in de volgende gevallen:
Met name artikel 8bd Wet Vpb 1969 kan voor niet belastingplichtige en subjectief vrijgestelde lichamen een grote impact hebben. Een letterlijke toepassing van artikel 8bd Wet Vpb 1969 brengt dan namelijk met zich mee dat het verkregen vermogensbestanddeel te boek moet worden gesteld op een waarde van nihil. Daardoor zou na overdracht geen rekening kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld afschrijvingen.
Op 24 januari 2023 heeft de staatssecretaris een voor de praktijk zeer welkom besluit gepubliceerd over de reikwijdte van de regeling. In het besluit verduidelijkt de staatssecretaris dat indien het overdragende gelieerde lichaam subjectief is vrijgesteld van een belasting naar de winst of indien het lichaam niet is onderworpen aan een winstbelasting, de toepassing van artikel 8bd Wet Vpb 1969 achterwege blijft wanneer zowel civielrechtelijk als in de jaarrekening van overdrager én belastingplichtige, de waarde in het economische verkeer wordt gehanteerd. Dit geldt voor verkrijgingen door middel van een kapitaalstorting, winstuitdeling, teruggaaf van gestort kapitaal, liquidatie-uitkering of daarmee vergelijkbare rechtshandelingen.