08/07/22
Het is een uitgemaakte zaak dat de verhuurderheffing die woningcorporaties betalen aftrekbaar is voor de vennootschapsbelasting. Over de manier waarop de heffingsvermindering verhuurderheffing in de aangifte vennootschapsbelasting dient te worden verwerkt, bestaat echter al geruime tijd discussie. De Hoge Raad heeft dit geschil nu definitief beslecht door te oordelen dat de heffingsvermindering verhuurderheffing een investeringssubsidie (objectsubsidie) is en in mindering moet worden gebracht op de kostprijs van de investeringen ter zake waarvan zij is verleend. Dit betekent voor de heffing van vennootschapsbelasting dat bij de winstberekening het brutobedrag van de verhuurderheffing aftrekbaar is. Voor woningcorporaties is dit een voordelige uitkomst.
Hoewel het belang van het arrest van de Hoge Raad voor toekomstige jaren waarschijnlijk beperkt is - in het coalitieakkoord is namelijk opgenomen dat de verhuurderheffing per 2023 in haar geheel wordt afgeschaft - mag de impact van dit arrest zeker niet worden onderschat.
Heeft uw organisatie de afgelopen jaren een heffingsvermindering verhuurderheffing ontvangen? Dan is dit arrest relevant voor u. De vermindering verhuurderheffing moet namelijk als objectsubsidie worden afgeboekt op de fiscale boekwaarde van de woningen. Vanwege de afschrijvingsbeperking leidt dit in de meeste gevallen tot langdurig uitstel van vennootschapsbelasting.
Voor de nog openstaande jaren adviseren wij om de aangifte te herzien door middel van een suppletie. Voor eerdere jaren die onherroepelijk vaststaan kan naar onze mening een beroep op de foutenleer worden gedaan. Voor de reeds opgelegde aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststaan adviseren wij om bezwaar aan te tekenen. Wij brengen graag de impact met u in kaart.
Per 1 januari 2013 is de verhuurderheffing ingevoerd. Verhuurders met meer dan 50 sociale huurwoningen dragen vanaf die tijd jaarlijks verhuurderheffing af over de waarde van hun woningbezit. Per 1 januari 2014 is de zogeheten heffingsvermindering verhuurderheffing ingevoerd middels de Regeling Vermindering Verhuurderheffing. Op grond van deze regeling krijgen verhuurders die zich bezighouden met omvangrijke, maatschappelijk gewenste investeringsopgaven korting op de verhuurderheffing.
Ten aanzien van de heffingsvermindering verhuurderheffing heersten in de praktijk twee zienswijze over de manier van verwerking in de aangifte vennootschapsbelasting:
De Belastingdienst is van mening dat een directe relatie bestaat tussen de verhuurderheffing en de heffingsvermindering. Vanwege de directe relatie komt het saldobedrag aan te betalen verhuurderheffing volgens de Belastingdienst als last in mindering op de winst- en verliesrekening (nettomethode). Wanneer de heffingsvermindering verhuurderheffing echter als objectsubsidie wordt verwerkt (brutomethode), kan de verhuurderheffing (zonder te salderen met de korting) ten laste worden gebracht van het fiscale resultaat waardoor minder vennootschapsbelasting verschuldigd is. Dit betekent in de praktijk een langdurig uitstel van vennootschapsbelastingheffing.
Ook het Hof sluit zich bij uitspraak van 24 maart 2020 - in navolging van Rechtbank Gelderland - aan bij het standpunt van de Belastingdienst. Het Hof beschouwt de heffingsvermindering verhuurderheffing zowel formeel als materieel een verlaging van de verhuurderheffing. Dat met de heffingsvermindering verhuurderheffing is beoogd bepaalde specifieke investeringen in (sociale) woningbouw te stimuleren, waardoor met de maatregel tot op zekere hoogte hetzelfde wordt bereikt als met een objectsubsidie, betekent niet dat de tegemoetkoming als zodanig moet worden behandeld. Het Hof heeft hiermee beslist dat de heffingsvermindering verhuurderheffing niet mag worden afgeboekt op de samenhangende investering en het saldo van de daadwerkelijk betaalde verhuurderheffing via de winst- en verliesrekening moet worden verwerkt (nettomethode).
De Hoge Raad maakt in navolging van de conclusie van advocaat-generaal Wattel duidelijk dat de wettelijke voorwaarden waaronder de belastingplichtige een aanspraak op de heffingsvermindering verhuurderheffing verkrijgt en de wijze waarop het bedrag ervan wordt berekend verband houdt met de investering zelf. De heffingsvermindering verhuurderheffing strekt ertoe om de voortbrengingskosten van desbetreffende huurwoningen te verlagen.
Kortom, de Hoge Raad oordeelt - in tegenstelling tot het Hof - dat de heffingsvermindering verhuurderheffing een objectsubsidie is en in mindering moet worden gebracht op de kostprijs van de investeringen ter zake waarvan zij is verleend (brutomethode).