Marktsector
Energie, utilities & resources
Onze rol
Uitvoeren onafhankelijk onderzoek investeringsplannen
Resultaat
Duidelijkheid over bijdrage aan publieke belang
Gasunie wil investeren in een waterstoftransportnetwerk in Duitsland. Waterstof is goed te gebruiken als grondstof en brandstof voor industrie en vervoer en makkelijk in grote hoeveelheden op te slaan. Marc van der Linden, directeur business development, wil met deze infrastructuur een stevige basis leggen voor een toekomstige en duurzame waterstofmarkt voor grote industrieën in Nederland en Duitsland. PwC hielp Gasunie met onderzoek naar het idee voor deze investeringsplannen.
Gülbahar Tezel, partner bij PwC, toetste samen met haar team het idee van Gasunie aan economische theorieën, ‘om te bepalen of de investering in een waterstoftransportnetwerk bij kan dragen aan het Nederlandse publieke belang. Belangrijk, omdat een goede maatschappelijke onderbouwing bij kan dragen aan het vertrouwen van burgers.'
Gasunie beheert en onderhoudt als Nederlands staatsbedrijf de infrastructuur voor grootschalig transport en opslag van gassen in Nederland en Noord-Duitsland. Het bedrijf is een leidende Europese energie-infrastructuuronderneming. Gastransport en gasopslag is de kernactiviteit. Hoe passen de investeringsplannen in het waterstoftransportnetwerk binnen de strategie? ‘Wij willen hiermee een liquide, duurzame waterstofmarkt faciliteren voor Nederland en West-Europa’, aldus Van der Linden.
De intentie om te investeren in waterstof past volgens Van der Linden ook goed bij de transformatieambitie van het bedrijf. ‘De energietransitie is voor Nederland eigenlijk één groot transformatieproces. Gasunie verandert van een aardgasbedrijf naar een organisatie die naast aardgas ook wil investeren in waterstof, ccs (carbon capture and storage) en warmte.’
Deze visie sluit naadloos aan op hoe PwC organisaties helpt met de manier waarop zij waarde creëren, leveren en vasthouden, radicaal te veranderen. Tezel: ‘Wij noemen dat “business model reinvention". Samen werken we aan nieuwe waardecreatie en groei’.
Buitenlandse investeringen van een staatsbedrijf worden vaak beoordeeld vanuit het publieke belang van Nederland. Daarom vroeg Gasunie aan PwC om onafhankelijk onderzoek te doen. Rob Wessels, manager bij PwC, zat in het onderzoeksteam. Hij legt uit dat de plannen van de Duitse overheid om een waterstofnetwerk te ontwikkelen, ook bekend als het 'Kernnetz’, de directe aanleiding waren voor het onderzoek.
‘Gasunie heeft namelijk al een gasnetwerk in het noordwesten van Duitsland liggen. Dit kan een waterstofinfrastructuur worden wanneer je het gedeeltelijk ombouwt. Gasunie moest een zogenoemd principebesluit nemen om deel te nemen aan dat Kernnetz-netwerk. Wij hebben het plan getoetst op basis van feiten en economische theorieën.’
Van der Linden voegt eraan toe dat Nederland en Duitsland als industriële buren onderling sterk met elkaar verbonden zijn. ‘We kunnen inderdaad gebruikmaken van het bestaande aardgasnetwerk in Duitsland. Vooral nu we niet langer mogen vertrouwen op het grote Groningse gasveld. Dat was eerder juist een bron waardoor iedereen met ons verbonden wilde zijn. Nu gaan we op zoek naar andere mogelijkheden en verbindingen. Het importeren van waterstof uit het noorden is een goede basis.’
Tezel, zelf econoom, geeft toe dat haar onderzoek met behulp van economische theorie in de uitleg wat ingewikkeld kan zijn. ‘Het komt erop neer dat de theorie conceptuele handvatten bevat. Daarmee kun je vaststellen of publiek eigendom bijdraagt aan het publieke belang. In theorie kun je de belangen aan de markt overlaten of vastleggen in een contract. Door bijvoorbeeld een marktpartij te contracteren om de infrastructuur te bouwen. Omdat de waterstofmarkt nog werk in uitvoering is, kun je niet alle publieke belangen in een contract vastleggen. In jargon noemen we dat niet-contracteerbare belangen. Daarom hebben wij gezegd dat de investering door Gasunie kan bijdragen aan het Nederlandse publieke belang.’
Van der Linden vult aan dat Gasunie met haar deel van de investering een barrière wil wegnemen, zodat de markt tot stand kan komen. ‘Wanneer je een infrastructuur voor waterstof gaat ontwikkelen, moeten de overheid en de verschillende energienetwerkbedrijven samenwerken. Heel belangrijk, want dat zorgt voor meer zekerheid op de markt.’
De investeringsplannen van Gasunie in waterstoftransport zijn een mooi en duurzaam vooruitzicht, maar uitdagingen zijn er ook. Het al genoemde gebrek aan een echte markt voor waterstof vergelijkt Van der Linden met het klassieke kip-en-ei-verhaal. ‘Als Gasunie niet zorgt voor de infrastructuur, komt de markt voor waterstof niet op gang. Maar zonder markt stelt investeren in infrastructuur ons voor allerlei onzekerheden. Ook hebben we te maken met lange voorbereidingstijden en vergunningsprocedures voor de aanleg van de infrastructuur. Op tijd beginnen is heel belangrijk om die marktontwikkeling te stimuleren.’
Tezel noemt het kostenplaatje een andere belangrijke uitdaging. ‘Het produceren van groene en blauwe waterstof is kostbaar. Daarom moedigen de Nederlandse overheid en de Europese Commissie bedrijven aan om meer waterstof te gebruiken en te maken. Met onder meer het introduceren van prijsprikkels en normen, en het gunnen van subsidies probeert Europa en onze overheid de vraag- en aanbodkant te stimuleren. Zoals Marc al zei, de investering in de infrastructuur is belangrijk, maar er moet wel vraag zijn naar waterstof om die investering rendabel te maken.’
Van der Linden: ‘Uiteindelijk willen en moeten wij het Nederlandse publieke belang dienen. Wij stellen onszelf de vraag hoe we dat het beste kunnen doen. Zoals Gülbahar aangaf, is de weg met contracten onderzocht en is er gekeken of we zelf aan tafel moeten en moeten investeren. Dat laatste zijn we dus van plan te gaan doen.’
Vanaf het moment dat Gasunie het onderzoeksverzoek op tafel legde, ging het snel volgens PwC’er Rob Wessels. ‘We stonden begin januari in de startblokken en de eerste resultaten volgden snel daarna. Gasunie gaf ons alle vertrouwen om onderzoek te doen. Ze stelden zich letterlijk open met een speciaal ingerichte ruimte op het hoofdkantoor in Groningen. In die “war room” hadden we contact met de relevante afdelingen en experts van Gasunie. Alle expertise en kennis die we daar deelden, was enorm waardevol voor het onderzoeksrapport.’
'We vroegen PwC niet alleen om jullie inhoudelijke kennis', voegt Van der Linden toe, 'maar ook vanwege jullie inzicht in het besluitvormingsproces. Dit was belangrijk omdat verschillende belangen meespelen, zoals die van de raad van bestuur, van de raad van commissarissen en van de aandeelhouder. Het team van Tezel wist zich goed in die belangen te verplaatsen tijdens dit voor ons spannende proces. Dat kan alleen als je de taal spreekt en de juiste toon aanslaat.'
Paul Nillesen
Gülbahar Tezel