07/07/22
Europese banken hebben een eerste stap gezet in het rapporteren over de duurzaamheid van hun financieringen. Een vergelijking van hun jaarcijfers over 2021 leert dat er grote verschillen tussen banken zijn. Die uitkomst was deels te verwachten, maar toch ook verrassend. Ruben Bongers en Kees-Jan de Vries, ESG-experts bij PwC, noemen het analyseren en begrijpen van de door zeventien banken gepubliceerde cijfers ‘een crime’. Ze zijn verbaasd over hoe verschillend de nieuwe regels door banken zijn toegepast. ‘Gezien het belang van het onderwerp mag je verwachten dat de regelgeving gewoon goed en eenduidig is.’
Voor het eerst moesten banken rapporteren over het potentieel duurzame gehalte van de door hen verstrekte financieringen. Meer technisch: banken zijn onder de taxonomieverordening (EU-taxonomie) verplicht te laten zien in hoeverre zij financiering verstrekken aan economische activiteiten die beschreven zijn in de verordening en mogelijk als duurzaam kwalificeren.
De EU-taxonomie is onderdeel van een groot en complex pakket aan Europese regelgeving die nog volop in ontwikkeling is en voortvloeit uit de ambitieuze Europese Green Deal, legt Kees-Jan de Vries uit. ‘Deze regelgeving is voor de Europese Unie zeer belangrijk en er is enorm veel politieke druk uitgeoefend om dit in te voeren. Maar die druk heeft er ook toe geleid dat sommige regels met enige haast zijn gemaakt en daardoor niet in alle opzichten even fraai zijn.’
De Vries doelt vooral op de verlichting voor de rapportagejaren 2021 en 2022, die pas in februari van dit jaar is doorgevoerd. De verlichting houdt in dat activiteiten nog niet op hun echte duurzaamheid beoordeeld worden, maar ‘slechts’ op hun potentiële duurzaamheid. ‘De regels zelf kwamen heel laat, in april en juni 2021. En een verduidelijking van die regels via een serie veelgestelde vragen volgde zelfs pas in december en begin 2022. Je kon daarom verwachten dat niet iedere bank ze op precies dezelfde manier zou toepassen, maar de verschillen die we aangetroffen hebben, verbazen ons wel.’
‘De variatie in de manier waarop banken de regels geïnterpreteerd en toegepast hebben, is gewoon heel erg groot’, vult Ruben Bongers aan. ‘Sommige manieren had ik van tevoren zelfs niet kunnen bedenken. Uit ons onderzoek onder zeventien banken in Nederland, Duitsland en Frankrijk blijkt dat ze op grofweg vijf verschillende manieren de 'total assets' bepalen waarmee hun zogenaamde 'eligibility score' - het aandeel potentieel duurzame financieringen - wordt berekend.
We zien ook dat de banken vier verschillende definities van ‘non-eligibility’ hanteren en dat kasgeld gestald bij de ECB door sommige banken wel wordt meegenomen in de score, terwijl anderen het uitsluiten. Het is niet zo dat banken zich daarmee beter voor willen doen dan ze zijn. Maar sommige banken lijken toch te kiezen voor een uitleg van de regels die niet in lijn is met de bedoeling van de wetgever.’
Door het ontwerp van de EU-taxonomie is het moeilijk het percentage groene investeringen van banken te beoordelen. De reikwijdte van de EU-taxonomie is nu nog beperkt, maar uitbreiding wordt verwacht in de komende jaren. Bepaalde economische activiteiten die wel een bijdrage leveren aan duurzame sociale doelstellingen en assetcategorieën vallen erbuiten. Onder meer leningen aan bedrijven die niet onder de ‘richtlijn niet-financiële rapportage' (NFRD) vallen, zoals beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars met meer dan vijfhonderd werknemers - en leningen aan bedrijven buiten Europa en aan overheden (staatsobligaties) zijn daarom per definitie niet potentieel duurzaam.
Financiering van een duurzame start-up, een sociale onderneming in Afrika of een belegging in groene staatsobligaties leidt volgens de EU-taxonomie niet tot een hoge score op duurzaamheid. ‘Vanwege de beperkte reikwijdte van de regels en de verschillende interpretaties hiervan door banken, is het voor gebruikers moeilijk beslissingen te nemen en banken te vergelijken op hun duurzame karakter op basis van hun rapportages’, zegt Bongers. ‘Daardoor wordt niet bereikt waarvoor de regelgeving bedoeld is.’
De vraag is hoe erg dit is en wat er moet gebeuren om het recht te zetten. ‘Dit is toch wel ernstig’, stelt Kees-Jan de Vries. ‘Klimaatverandering is een belangrijk onderwerp dat ons allen aangaat. Je mag dan ook verwachten dat de regelgeving omvangrijk, goed en eenduidig is. En als dit dan het resultaat is, moet je concluderen dat dat minder het geval is dan de regelgever zelf vindt. De boodschap is dan ook: Brussel moet met meer duiding komen over hoe banken de regels precies moeten interpreteren en toepassen, wat resulteert in relevantere en beter vergelijkbare informatie.’
'Brussel moet met meer duiding komen over hoe banken de regels precies moeten interpreteren en toepassen.'
Maar ook voor de banken zelf ligt er een taak om onderling, bijvoorbeeld binnen de ‘European Banking Federation’ of de Nederlandse Vereniging van Banken, tot meer eenduidige en beter vergelijkbare rapportages te komen. Daarnaast kunnen banken ervoor kiezen vrijwillig over een groter deel van de balans volgens de EU-taxonomie te rapporteren om daarmee de betekenis en de bruikbaarheid van de duurzaamheidsscore te verhogen.
‘Een bijkomend voordeel is dat ze daarmee voorsorteren op de uitbreiding van de rapportageverplichtingen in de komende jaren’, besluit De Vries. ‘Zo wordt klimaatrisico een onderdeel van de Pillar III-risicorapportages. En de reikwijdte van de EU-taxonomie wordt uitgebreid in lijn met de 'Corporate Sustainability Reporting Directive' (CSRD), de opvolger van de NFRD. Stappen als deze zijn hard nodig om werkelijk inzichtelijk te maken hoe de financiering door verschillende Europese banken bijdraagt aan de klimaatdoelstelling van de EU en het verduurzamen van de Europese economie.’
In de ambitie van de Europese Unie om in 2050 klimaatneutraal te zijn speelt het Sustainable Finance Action Plan (SFAP) een centrale rol. Het doel van het SFAP is bedrijven, investeerders en beleidsmakers duidelijk te maken welke economische activiteiten als duurzaam beschouwd mogen worden zodat gericht en effectief geïnvesteerd kan worden in het verduurzamen van de Europese economie.
Onderdeel van het plan is de EU-taxonomie, een classificatie van economische activiteiten die bijdragen aan een van de zes milieudoelstellingen (en geen negatief effect hebben op een van de andere). Vanaf 2021 moeten ondernemingen rapporteren over hun activiteiten die invloed hebben op de eerste twee van deze zes doelstellingen: klimaatverandering en klimaatadaptatie. Voor de overige milieudoelstellingen geldt een rapportageverplichting vanaf 2023, in een later stadium gaat die mogelijk ook gelden voor een aantal maatschappelijke doelstellingen en criteria voor goed ondernemingsbestuur.
Voor de periode 2021 en 2022 geldt een verlicht regiem. Banken hoeven nog niet te rapporteren in hoeverre hun financieringen daadwerkelijk duurzaam zijn, maar slechts welke financieringen in aanmerking komen ('eligible' zijn) om later zo geclassificeerd te worden. Pas over 2023 wordt echt over duurzaamheid gerapporteerd; activiteiten die nu nog alleen 'eligible' hoeven te zijn, zullen dan ook moeten voldoen aan een reeks 'technical screening’-criteria. 'Eligible' financieringen zijn nu voornamelijk leningen aan grote Europese ondernemingen en hypotheek- en autoleningen. Een lening aan een duurzame start-up is dus (nog) niet 'eligible', omdat zo'n bedrijf te klein is en buiten de scope van de EU-taxonomie valt. Een hypotheek voor een ongeïsoleerd huis met energielabel G is wel ‘eligible’, omdat woninghypotheken als categorie wel potentieel duurzaam zijn.