A1-verklaring mag bij fraude onder voorwaarden worden genegeerd

Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat onder bepaalde voorwaarden een A1-verklaring (voorheen een E101-verklaring) die op basis van frauduleus handelen is verkregen, buiten beschouwing mag worden gelaten door de nationale rechter van de ontvangende lidstaat. Deze uitspraak betekent een verruiming van de huidige rechtspraak van het Europese Hof van Justitie over de rechtskracht van een afgegeven A1-verklaring.

Casus

In de betreffende casus gaat het om Bulgaarse werknemers die vanuit een Bulgaarse onderneming werden uitgezonden om werkzaamheden voor een Belgische onderneming in België te verrichten. De Bulgaarse onderneming verrichtte geen activiteiten van betekenis in Bulgarije en voldeed daarom niet aan de voorwaarden voor het toepassen van de detacheringsbepaling uit Verordening 1408/71. Desondanks hebben de Bulgaarse autoriteiten A1-verklaringen afgegeven op basis van het detacheringsartikel, zodat de werknemers in Bulgarije sociaal verzekerd konden blijven tijdens hun werkzaamheden in België. De Belgische autoriteiten twijfelden aan de juistheid van deze verklaringen. Na gerechtelijk onderzoek stelden de Belgische autoriteiten dat deze verklaringen op frauduleuze wijze waren verkregen door een verkeerde voorstelling van de feiten. 

De Belgische rechter heeft vervolgens de vraag voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie of de Belgische rechter in dit geval bevoegd is om de A1-verklaring buiten beschouwing te laten. Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat de Belgische rechter onder bepaalde voorwaarden deze A1-verklaring inderdaad buiten beschouwing mag laten. Met deze uitspraak opent het Europese Hof van Justitie dus de mogelijkheid om een afgegeven A1-verklaring te negeren. 

Wat betekent dit voor u? 

Op basis van vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is een afgegeven A1-verklaring bindend voor alle partijen, zolang deze verklaring niet door de uitzendende lidstaat is ingetrokken of ongeldig is verklaard. Als gevolg van deze uitspraak dient er rekening mee gehouden te worden dat de ontvangende lidstaat (onder voorwaarden) een afgegeven A1-verklaring mag negeren indien de A1-verklaring op grond van een onjuiste voorstelling van de feiten en omstandigheden is verkregen. De ontvangende lidstaat zal dan de sociale zekerheidspositie van de werknemers op grond van de Verordening 883/2004 opnieuw bepalen. 

Indien de ontvangende lidstaat de wetgeving van de ontvangende lidstaat van toepassing acht, betekent dit dat werkgever en werknemer in de ontvangende lidstaat premies zullen moeten gaan betalen en dat (indien mogelijk) de betaalde premies in de uitzendende lidstaat moeten worden teruggevraagd. Eventuele ontvangen uitkeringen zullen mogelijk moeten worden terugbetaald in de uitzendende lidstaat en (voor zover mogelijk) worden aangevraagd in de ontvangende lidstaat. De precieze impact voor de werknemer is nog niet duidelijk. We verwachten dat de werknemer hierdoor direct geraakt zal worden, met name indien de werknemer zorgkosten heeft gemaakt tijdens de periode dat de A1-verklaring nog van toepassing was. Het is namelijk niet duidelijk of deze gemaakte zorgkosten achteraf nog gedeclareerd kunnen worden in de ontvangende lidstaat. Mogelijk kan op basis van onderling overleg tussen de lidstaten worden verzocht om deze correcties te voorkomen, maar hiervoor is instemming van beide lidstaten nodig. 

Voorwaarden voor het negeren van een A1-verklaring

Zoals hierboven aangegeven, heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat een afgegeven A1-verklaring onder voorwaarden mag worden genegeerd door de Belgische rechter. Deze voorwaarden zijn als volgt: 

· De ontvangende lidstaat dient eerst de uitzendende lidstaat te hebben verzocht om een heroverweging van de afgegeven verklaring. De ontvangende lidstaat moet hierbij gemotiveerd aangeven waarom de verklaring moet worden ingetrokken;

· De uitzendende lidstaat dient vervolgens de afgegeven A1-verklaring opnieuw te onderzoeken; 

· Indien de uitzendende lidstaat hier niet binnen een redelijke termijn op reageert, mag de nationale rechter de A1-verklaring buiten beschouwing laten mits sprake is van frauduleus handelen. Voor het bepalen van de aanwezigheid van fraude dient zowel een objectief element (er wordt niet voldaan aan de voorwaarden van de betreffende bepaling) als een subjectief element (betrokkene heeft de intentie om de voorwaarden van de betreffende bepaling te omzeilen) aanwezig te zijn. 

Contact

Daniël Sternfeld

Daniël Sternfeld

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 089 28 89

Volg ons