{{item.title}}
{{item.text}}
{{item.title}}
{{item.text}}
Werknemers zijn bereid zich om of bij te laten scholen als hun werk daarom vraagt. Ze geloven bovendien dat ze de uitdagingen van de automatisering aankunnen. Tijdens de Covid-19-pandemie hebben ze dat bewezen door nieuwe digitale vaardigheden te leren en zich snel aan te passen aan werk op afstand. Dat blijkt uit een enquête die PwC heeft laten uitvoeren, waaraan zo’n 2.000 Nederlandse werknemers hebben deelgenomen. Uit de enquête komt over het algemeen een positief toekomstbeeld naar voren over de toekomst van werk, hoewel er ook zorgen zijn. Veel werkenden zijn bijvoorbeeld bang dat door automatisering hun baan op termijn verdwijnt.
23 procent acht het waarschijnlijk dat zijn of haar huidige baan over vijf jaar verouderd is. Vijftig procent vindt dat onwaarschijnlijk.
55 procent verwacht dat in de toekomst weinig mensen vaste, langdurige dienstverbanden hebben.
46 procent verwacht dat door automatisering banen op de tocht komen te staan. Een veel lager, maar toch nog aanzienlijk percentage (29 procent) verwacht dat dit met de eigen baan gaat gebeuren.
32 procent denkt dat traditionele arbeidsrelaties in de toekomst helemaal niet meer bestaan en dat iedereen zich op individuele basis tijdelijk in laat huren door opdrachtgevers. Een even groot deel (dertig procent) denkt dat dit onwaarschijnlijk is of heeft daar geen idee over (32 procent).
Bastiaan Starink
Future of Work leader, PwC Nederland
Wat opvalt is dat mensen verwachten dat de veranderingen in werken door de inzet van technologie verder gaan en voor nog meer veranderingen gaan zorgen. Dat is niet zo gek met het oog op de Covid-19-crisis waardoor een groot deel van de werknemers van de een op de andere dag digitaal en op afstand moest werken. Wij hebben in onze studie How to make vulnerable jobs ready for the future vastgesteld dat een groot aantal banen op termijn verdwijnt door automatisering. Tegelijkertijd hebben wij in dit onderzoek gezien dat een groot deel van de skills die mensen hebben opgedaan in die banen, ook ingezet kunnen worden in nieuwe werkplekken. Mensen hoeven niet compleet nieuwe vaardigheden te leren. Er blijft genoeg werk voor iedereen. Dat vind ik een positieve boodschap.
71 procent van de respondenten heeft vertrouwen dat ze zich kan aanpassen aan nieuwe technologieën op de werkplek. 25 procent heeft zeer veel vertrouwen. Twintig procent heeft daar geen vertrouwen in. Bij werknemers die hoger opgeleid zijn en die in hoger inkomensgroepen vallen is dat vertrouwen groter. Opvallend is dat jongeren het minst zeker zijn.
67 procent van de Nederlandse respondenten zegt digitale skills te hebben.
75 procent van de respondenten vindt dat dat werkgevers het meest verantwoordelijk zijn voor de om- en bijscholing. Daarna volgen de overheid (67 procent) en de eigen verantwoordelijkheid (49 procent). Een meerderheid vindt dat de werkgever bij moet dragen aan de kosten van een opleiding als de geleerde skills relevant zijn voor deze werkgever.
73 procent is er klaar voor om bijgeschoold of zelfs helemaal omgeschoold te worden om inzetbaar te blijven.
67 procent zegt continue nieuwe vaardigheden te leren om bij te blijven bij technologische vernieuwing.
80 procent van de respondenten krijgt (enige of veel) ruimte op het werk voor digitale upskilling.
42 procent van de respondenten zegt aan het begin van de coronacrisis genoeg digitale vaardigheden te hebben om zijn of haar werk te doen. 19 procent zegt zijn of haar vaardigheden verbeterd te hebben tijdens Covid-19.
Ilja Linnemeijer,
Chief Digital Officer, PwC Nederland
Al jarenlang staat in onze CEO Survey de beschikbaarheid van belangrijke vaardigheden in de top tien van zorgen van bedrijfsbestuurders. Uit dit onderzoek bleek dit jaar ook dat meer dan driekwart van de CEO’s de digitale transformatie wil versnellen. Organisaties staan hoe dan ook voor de uitdaging hun medewerkers op constante basis om en bij te scholen. Het goede nieuws uit dit Hopes and Fears-onderzoek is dat die medewerkers in ieder geval zeggen daar klaar voor te zijn. En dus ligt er een belangrijke taak voor de bedrijven zelf om hun personeel te begeleiden in hun om- en bijscholing.
Als ze zouden moeten kiezen, kiest 56 procent van de respondenten voor een baan die verschil maakt boven de mogelijkheid om inkomen te maximeren. Naarmate mensen ouder worden, vinden ze een baan die verschil maakt belangrijker.
Als de respondenten moeten kiezen tussen baanzekerheid en een lang dienstverband enerzijds en controle over hun werk (wat je doet en wanneer je dat doet) anderzijds dan liggen de verhoudingen precies gelijk: vijftig om vijftig procent. Naarmate mensen ouder worden vinden ze controle belangrijker. Zzp'ers en mensen met tijdelijke contracten vinden controle significant belangrijker.
42 procent van de respondenten die in staat zijn om thuis te werken, vindt een mix van werken op afstand en face-to-face met collega’s de meest ideale werksituatie. Slechts een hele kleine minderheid wil helemaal op afstand werken (8 procent) of helemaal thuis (11 procent).
33 procent vindt het goed wanneer werkgevers de werkzaamheden op afstand monitort. 37 procent wil dat niet en 27 procent heeft geen mening.
32 procent zegt wel eens gediscrimineerd te zijn in het werk in de zin dat zij over het hoofd is gezien bij loopbaanmogelijkheden of deelname aan een training. Dan gaat het voor het grootste deel om leeftijdsdiscriminatie. Opvallend is dat zowel ouderen als jongeren zeggen daar last van gehad te hebben.
In de uitkomsten van de enquête zijn de antwoorden van 32.517 werknemers betrokken, onder wie 2.000 Nederlandse werknemers. Onder de respondenten bevinden zich werknemers, bedrijfseigenaren, contractarbeiders, studenten, werklozen die op zoek zijn naar werk en mensen die verlof hebben gekregen of tijdelijk zijn ontslagen. De enquête werd gehouden onder werknemers in 19 landen: Australië, Canada, China, Frankrijk, Duitsland, India, Japan, Koeweit, Maleisië, Nederland, Polen, Qatar, Saoedi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika, Spanje, Verenigde Arabische Emiraten, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten.