28/05/19
De Eerste Kamer heeft op 28 mei 2019 de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) aangenomen. Dit betekent dat er per 2020 een aantal belangrijke zaken gaat wijzigen op het gebied van de financiering van de Werkloosheidswet (WW) en het arbeidsrecht. In dit artikel bespreken wij deze wijzigingen.
Per 2020 wijzigt de financiering van de WW. De sectorpremie vervalt en de sectorfondsen worden afgeschaft. De huidige premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds wordt gedifferentieerd naar de aard van het contract. Voor vaste contracten gaat een lage WW-premie gelden en voor contracten voor bepaalde tijd een hoge WW-premie. Het verschil tussen de hoge en de lage WW-premie wordt vastgesteld op 5 procentpunten. Het doel van de nieuwe systematiek is om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken werknemers een vast contract aan te bieden.
Per 2020 moet op de loonstrook van de werknemer worden vermeld of sprake is van een vast contract of een contract voor bepaalde tijd. Wanneer u voor een werknemer de lage WW-premie toepast, bent u ook verplicht om een afschrift van zijn arbeidsovereenkomst in de loonadministratie te bewaren. Op deze wijze kan de Belastingdienst controleren of u als werkgever terecht de lage WW-premie toepast.
In een aantal gevallen moet u de lage WW-premie met terugwerkende kracht aanpassen naar de hoge WW-premie. Dit is onder meer het geval wanneer de dienstbetrekking binnen vijf maanden na aanvang wordt beëindigd of wanneer een werknemer binnen een kalenderjaar meer dan 30% uren verloond krijgt dan contractueel voor dat jaar met hem is overeengekomen.
Wij adviseren u om uw organisatie voor te bereiden op deze wijziging van de financiering van de WW. Maak een inventarisatie van de verschillende soorten contracten binnen uw organisatie. Richt tevens een proces in om per 2020 de juiste WW-premie toe te passen in de salarisadministratie.
Voor de volledigheid merken wij op dat de definitieve WW-premies voor 2020 pas aan het einde van dit kalenderjaar worden vastgesteld. In een inschatting van de premiegevolgen per sector is het kabinet in het wetsvoorstel uitgegaan van een lage WW-premie van 2,78% en een hoge WW-premie van 7,78%.
De premie Werkhervattingskas is opgebouwd uit een onderdeel voor de WGA-lasten en een onderdeel voor de Ziektewet-lasten. Bij kleine en middelgrote werkgevers worden beide onderdelen (mede) vastgesteld op basis van sectorale componenten. Voor deze sectorale componenten blijft de sectorindeling wel bestaan.
In dit kader is van belang dat per 2020 alle uitzendbedrijven worden ingedeeld in de uitzendsector. Sinds 18 mei 2017 was het voor uitzendbedrijven al niet meer mogelijk om te worden ingedeeld in een vaksector. Door overgangsrecht mochten uitzendbedrijven die destijds al in een vaksector waren ingedeeld, daarin blijven. Per 2020 wordt dit overgangsrecht afgeschaft. Voor de regels over (gedeeltelijke) indeling in de uitzendsector wordt geen verschil meer gemaakt tussen uitzenden met of zonder uitzendbeding.
Voor personeels-BV’s blijft een uitzondering bestaan: deze worden ingedeeld in de sector waartoe de werkzaamheden van de werknemers in de personeels-BV behoren. Voorts worden payrollbedrijven niet meer ingedeeld in de uitzendsector maar in sector 45 (Zakelijke dienstverlening). Een gesplitste aansluiting is mogelijk van toepassing, als het payrollbedrijf ook uitzendt.
Met de Wet werk en zekerheid is de periode waarin elkaar opvolgende contracten voor bepaalde tijd kunnen worden afgesloten verkort van drie naar twee jaar. Deze wijziging wordt met de Wab teruggedraaid. Het zal wederom mogelijk zijn om gedurende een periode van drie jaar maximaal drie contracten voor bepaalde tijd aan te gaan, voordat sprake is van een contract voor onbepaalde tijd. Er geldt geen overgangsrecht voor de wijziging in de ketenregeling. De nieuwe regeling zal direct na inwerkingtreding van toepassing zijn op bestaande tijdelijke contracten.
Een voorbeeld om dit te illustreren: Op 1 mei 2018 is een contract afgesloten voor bepaalde tijd van 6 maanden die is geëindigd op 1 november 2018. Dit contract is verlengd voor een periode van 12 maanden, eindigend op 1 november 2019. Vervolgens kan nogmaals een contract voor 12 maanden worden afgesloten, die zal eindigen op 1 november 2020. Door de inwerkingtreding van de nieuwe ketenregeling ontstaat geen contract voor onbepaalde tijd per 1 mei 2020. Dit is vanwege het feit dat op 1 januari 2020 de oude termijn van twee jaar nog niet is overschreden, en per 1 januari 2020 de termijn van drie jaar geldt.
In artikel 7:669 Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een nieuw sub i toegevoegd aan lid 3. Lid 3 van dit artikel bevat een uitputtende lijst van redelijke gronden die een werkgever ten grondslag kan leggen aan ontslag. Sub i zal een zogeheten ‘cumulatiegrond’ bevatten. Indien meerdere van de reeds bestaande ontslaggronden niet ‘voldragen’ kunnen worden, kan een rechter op basis van het nieuwe sub i toch overgaan tot ontslag. Er moet in dat geval sprake zijn van een combinatie van twee of meer ontslaggronden uit lid 3 (sub c t/m h). Tegenover deze lichte versoepeling van het ontslagrecht staat dat de rechter, naast een transitievergoeding en een eventuele billijke vergoeding, een additionele vergoeding aan de werknemer kan toekennen. Deze vergoeding is gelijk aan maximaal 50% van de transitievergoeding.
De Wab introduceert het begrip ‘oproepovereenkomst’ in artikel 7:628a lid 9 BW. Volgens dit nieuwe lid is sprake van een oproepovereenkomst indien (a) de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid, en (b) de werknemer geen recht heeft op loon als hij geen arbeid verricht. Indien sprake is van een oproepovereenkomst, gelden de volgende nieuwe regels: (i) de werknemer moet ten minste vier dagen van tevoren worden opgeroepen door de werkgever; (ii) indien een gedane oproep binnen vier dagen wordt ingetrokken behoudt de oproepkracht zijn recht op loon over de opgeroepen periode; en (iii) zodra het contract met de oproepkracht een jaar geduurd heeft, dient de werkgever de werknemer een aanbod voor een contract te doen voor het aantal uur dat hij het jaar ervoor gemiddeld heeft gewerkt. Doet de werkgever dit niet, dan heeft de oproepkracht recht op loon over dit gemiddeld aantal uren.
Met invoering van de Wab hebben werknemers direct vanaf aanvang van het contract (in plaats van na verloop van twee jaar) recht op een transitievergoeding. De transitievergoeding zal 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar bedragen. Dit blijft hetzelfde na 10 jaar dienstverband, waar dit nu nog zwaarder weegt in de berekening.
Met de invoering van de Wab wordt een definitie van de payrollovereenkomst geïntroduceerd in artikel 7:682 BW. Payrollwerknemers hebben per 2020 recht op dezelfde primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden als gewone werknemers van de inlener die eenzelfde of vergelijkbare functie vervullen. Tevens wordt het lichtere uitzendregime buiten toepassing verklaard, hetgeen onder meer betekent dat de ketenregeling van toepassing wordt op payrollwerknemers.