Artificial intelligence (AI) is als de komst van elektriciteit of het internet. Er zijn zoveel toepassingen dat het moeilijk te voorspellen is welke invloed deze technologie op ons leven gaat krijgen. Deze toekomst hangt bovendien niet alleen af van verdere technologische, maar ook van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen.
Terwijl de Europese Unie en afzonderlijke lidstaten bezig zijn met de gewenste vormgeving van die toekomst, werken wij in ons rapport ‘The many futures of AI’ vier scenario’s uit van hoe AI in 2025 in de EU eruit zou kunnen zien.
Deze ‘extreme’ scenario’s zijn gebaseerd op twee vragen of onzekerheden: zullen de overheden de ontwikkeling van AI actief stimuleren en sturen of zullen ze dat aan de vrije markt overlaten? De tweede vraag heeft betrekking op regelgeving: passen de overheden strikte regelgeving toe rond het verzamelen van data, de ontwikkeling van algoritmes en de marktmacht van grote techbedrijven of geven ze de voorkeur aan liberalere regelving die (mogelijk) leidt tot een innovatief klimaat?
Het rapport laat zien dat de perfecte toekomst voor AI niet bestaat. Het laat wel zien wat de gevolgen zijn van keuzes die overheden maken en waarop bedrijven zich kunnen voorbereiden. Wie deze scenario's bekijkt, zal zien dat er trade-offs gemaakt zullen worden en dat verschillende niveaus van wetgeving verschillende uitkomsten hebben op de toekomst van AI. We komen niet met antwoorden, maar we stellen de vraag: wat is de gewenste uitkomst voor Europa?
Hoe ontwikkelt de AVG (of GDPR) zich? Zullen regelgevers uitzonderingen toestaan op de wet- en regelgeving om innovatie te stimuleren of leggen ze boetes op? Ook als dat de mogelijkheden voor organisaties om te innoveren inperkt?
Strikte of liberale regelgeving heeft onder andere betrekking op de regelgeving rond het verzamelen van persoonsgegevens. De EU heeft met de invoering van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG of GDPR) een ‘gouden standaard’ gezet rondom de bescherming van privacy. Deze relatief jonge wetgeving is echter nog niet uitgekristalliseerd. De AVG verplicht organisaties bijvoorbeeld om een minimale hoeveelheid data te verzamelen en deze alleen te gebruiken voor doelen die vooraf zijn gedefinieerd. Het is nu nog onduidelijk of er in de toekomst uitzonderingen worden toegestaan op deze bepaling, bijvoorbeeld voor specifieke innovaties die bijdragen aan het collectieve belang. Als de EU vasthoudt aan een strikte interpretatie, begrenst dat de mogelijkheden van organisaties om te innoveren met data.
Zullen regelgevers meer toezicht gaan houden op het verzamelen en gebruiken van data door grote technologiebedrijven? Zullen regelgevers als alternatief de innovaties van start-ups stimuleren?
Publiek en politiek bekijken in toenemende mate de marktmacht van grote Amerikaanse (en ook steeds meer Chinese) techbedrijven met een kritische blik. Of het nu gaat om hun manier van marketing, dataverzameling of hun (vermeende) negatieve invloed op de nationale veiligheid. Deze zogenoemde BigTechs zijn nu nog de grote ‘drivers’ achter de ontwikkeling van AI. Wetgeving die de marktmacht van BigTechs raakt, kan de ontwikkeling van artificial intelligence vertragen, vooral als innovaties veel financieel en menselijk kapitaal vergen. Het kan er ook toe leiden dat de markt afhankelijker wordt van start-ups.
Hoeveel zullen overheden investeren in AI? Zullen overheden een leidende rol op zich nemen in het aanwijzen van gebieden waar innovaties zouden moeten plaatsvinden, of blijft dit het domein van private (tech)ondernemingen?
Overheden kunnen zelf direct investeren in de ontwikkeling van AI of investeringen in AI-toepassingen stimuleren, bijvoorbeeld door fiscale maatregelen, subsidies of andere financiële prikkels. Overheden zijn in staat dat heel gericht te doen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van AI in heel specifieke gebieden te stimuleren, zoals de gezondheidszorg. Als het juist de markt is die de ontwikkeling van AI drijft, bepaalt de markt wat de prioriteitsgebieden zijn voor de ontwikkeling van AI.
Zullen overheden een actieve rol gaan spelen in talentontwikkeling? Zijn zij bereid te investeren in onderwijs en in de her- en omscholing van de huidige werknemers?
Aan de ene kant van het spectrum investeert de overheid in het opzetten van onderwijsinstellingen voor de bij- en omscholing van mensen, participeert ze in de ontwikkeling van nieuwe curricula en zet ze ontwikkelings- en onderzoeksfondsen op. Als dit wordt overgelaten aan de markt, zijn het juist ondernemingen die zelf zorgen of lobbyen voor de beschikbaarheid van talent.
Mona de Boer
Partner, Data & Artificial Intelligence, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 088 18 59