Brexit-deal: handel in goederen

11/01/21

Invoerrechten: ja of nee?

Vanaf 1 januari 2021 is de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) van kracht op basis van voorlopige toepassing. Deze overeenkomst zorgt ervoor dat handel tussen de EU en het VK zonder invoerrechten kan plaatsvinden. Een belangrijk punt hierbij is dat deze vrijstelling alleen geldt voor goederen die aan de voorgeschreven oorsprongsregels voldoen. Goederen die daaraan niet voldoen, kunnen bij invoer nog steeds worden onderworpen aan invoerrechten. PwC-expert Claudia Buysing Damsté bespreekt belangrijke aandachtspunten.

Potentiële handelsvoordelen

‘Als uw bedrijf goederen verscheept tussen de EU en het VK moet u nagaan of u in aanmerking komt voor de preferentiële behandeling van de overeenkomst, ofwel vrijstelling van invoerrechten. Aangezien de oorsprongsregels van de overeenkomst voor een aantal producten minder strikt lijken dan de regels in andere door de EU gesloten handelsovereenkomsten is het goed om na te gaan of uw goederen aan de regels voldoen. Zelfs als deze normaal gesproken niet voldoen aan de oorsprongsregels van andere vrijhandelsovereenkomsten. 

Voor het bepalen van potentiële voordelen van handel onder de overeenkomst verdienen twee punten extra aandacht. Ten eerste moet uw bedrijf voldoen aan bepaalde administratieve vereisten om te profiteren van de handelspreferenties. Ten tweede biedt de overeenkomst mogelijkheden voor cumulatie.  Het is nog niet duidelijk wat dit precies inhoudt, vooral niet voor de mogelijkheden voor iets soortgelijks als uitgebreide cumulatie die voortvloeien uit de andere vrijhandelsovereenkomsten die het VK tot nu toe heeft gesloten.

De brexit-deal zorgt ervoor dat handel tussen de EU en het VK zonder invoerrechten kan plaatsvinden. Deze vrijstelling geldt alleen voor goederen die aan de voorgeschreven oorsprongsregels voldoen. Goederen die daaraan niet voldoen, kunnen bij invoer nog steeds worden onderworpen aan invoerrechten.

Administratieve vereisten

De overeenkomst biedt twee opties waarop u als importeur preferentiële oorsprong van goederen kunt claimen. Op basis van de overeenkomst geniet u vrijstelling van invoerrechten als u de preferentiële oorsprong aantoont via een oorsprongsverklaring of door 'Importer’s knowledge'. In beide gevallen moet u de geclaimde oorsprong met bewijs onderbouwen.  Voor een succesvolle aanspraak op een preferentiële behandeling van de overeenkomst moet u dus aan administratieve vereisten voldoen.

De overeenkomst schrijft voor dat u als importeur een oorsprongsverklaring in uw administratie moet opnemen als u hiermee een preferentiële behandeling heeft geclaimd. Als u als importeur gebruikmaakt van de andere optie en uw claim baseert op 'Importer’s knowledge' zal u hiervan ook de nodige documentatie in uw administratie moeten opnemen. In ieder geval alle documentatie die aantoont dat de goederen aan de oorsprongsregels voldoen.  

Een exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld, moet een kopie van deze verklaring bewaren en alle andere documenten in zijn administratie opnemen waaruit blijkt dat de goederen voldoen aan de oorsprongsregels.  

Vanuit EU-perspectief is het verder van belang te weten dat een vergunning Geregistreerd Exporteur (REX) vereist kan zijn om een oorsprongsverklaring te mogen afgeven.

Mogelijkheden tot cumulatie

Cumulatie zorgt voor een zekere mate van flexibiliteit bij de toepassing van de oorsprongsregels voor productieprocessen. U kunt dan materiaal uit het ene land verder verwerken of toevoegen, alsof dit materiaal ook uit het productieland afkomstig is. Door de cumulatieregels in een vrijhandelsovereenkomst kunt u dus materialen inkopen uit andere landen of processen laten plaatsvinden in deze andere landen, zonder dat het resulterende product niet meer van oorsprong is voor de relevante vrijhandelsovereenkomst.

Volledige en bilaterale cumulatie

De overeenkomst tussen de EU en het VK voorziet in cumulatie van materialen en producten die afkomstig zijn uit de EU en het VK. Daarnaast biedt de overeenkomst de optie voor cumulatie van de toegevoegde waarde door be- of verwerking die in het VK of de EU heeft plaatsgevonden. Dit verdrag past dus volledige en bilaterale cumulatie toe. Als gevolg hiervan kunt u alle be-of verwerkingen die plaatsvinden in de EU en de materialen van EU-oorsprong in aanmerking nemen voor het bepalen van de VK-oorsprong als een product in het VK wordt geproduceerd. Andersom geldt dit ook. EU-producenten kunnen ook materiaal uit het VK meenemen in hun productie of processen laten plaatsvinden in het VK en dit in aanmerking nemen voor de bepaling van de EU-oorsprong van het resulterende product.

De optie voor cumulatie van materialen en producten die van oorsprong zijn (bilaterale cumulatie) wordt veelal opgenomen in de vrijhandelsovereenkomsten van de EU. De mogelijkheid om rekening te houden met alle be-of verwerkingen die in de deelnemende landen plaatsvinden (volledige cumulatie) is echter minder gebruikelijk.

Uitgebreide cumulatie

Hoewel de overeenkomst niet de mogelijkheid biedt voor cumulatie van materialen of verwerkingen uit andere landen dan het VK en de EU bevatten verschillende vrijhandelsovereenkomsten die het VK met derde landen heeft gesloten wel de mogelijkheid van iets soortgelijks als uitgebreide cumulatie.

Het is niet uitgebreide cumulatie in zijn traditionele vorm, aangezien het is opgenomen in het artikel van de vrijhandelsovereenkomsten, waarin wordt aangegeven wanneer producten van oorsprong zijn. Normaal gesproken is uitgebreide cumulatie ook alleen van toepassing op een bepaalde productgroep, wat hier ook niet het geval is. 

Deze vorm van cumulatie komt niet vaak voor in vrijhandelsovereenkomsten en als wel, zoals aangegeven hierboven, dan heeft zij over het algemeen een beperkte toepassing. De vrijhandelsovereenkomsten die het VK tot dusver heeft afgesloten, lijken echter een brede toepassing te bieden voor iets soortgelijks als uitgebreide cumulatie.

Uitgebreide cumulatie kan inhouden dat het VK en derde land X afspreken dat zij materialen en producten met EU-oorsprong ook kunnen beschouwen als afkomstig uit het VK of X bij de productie van goederen in het VK of X. Dit zal dus van invloed zijn op de beoordeling of de geproduceerde goederen voldoen aan de oorsprongsregels van de vrijhandelsovereenkomst tussen het VK en X.

Bovenstaand voorbeeld is in feite een uitgebreide vorm van bilaterale cumulatie. Hetzelfde kan gelden voor volledige cumulatie. Met andere woorden, de VK en X kunnen afspreken dat zij be-of verwerking die in de EU plaatsvindt, kunnen beschouwen alsof deze plaatsvindt in het VK of X voor het bepalen van de oorsprong onder de vrijhandelsovereenkomst tussen het VK en X.

Wat het VK heeft gedaan in zijn vrijhandelsovereenkomsten werkt in de praktijk hetzelfde als uitgebreide cumulatie. Zodoende probeert het VK de voordelen te behouden die Britse producenten hadden met betrekking tot preferentiële oorsprong onder de EU-vrijhandelsovereenkomsten. Zo kunnen Britse producenten bij hun productie namelijk gebruik blijven maken van EU-materialen en be-of verwerkingen in aanmerking komen voor de vrijhandelsovereenkomsten die het VK met andere landen is overeengekomen.

Vragen over uitgebreide cumulatie

Op het eerste gezicht lijkt dit een positieve ontwikkeling. Er zijn echter wel enkele vragen die opkomen:

1. Welke oorsprongsregels bepalen dat de materialen uit de EU van EU-oorsprong zijn?

2. Hoe kunnen bedrijven deze EU-oorsprong bewijzen?

De vrijhandelsovereenkomsten die door het VK zijn afgesloten, bieden antwoord op de eerste vraag. Over het algemeen verwijzen deze vrijhandelsovereenkomsten naar hun eigen oorsprongsregels om te bepalen of een materiaal uit de EU van EU-oorsprong is. De vrijhandelsovereenkomst tussen het VK en land X schrijft dan voor wanneer een materiaal van EU-oorsprong is.

De tweede vraag is moeilijker te beantwoorden. De vrijhandelsovereenkomsten van het VK lijken geen richtlijnen te bieden voor dit onderwerp. Het kan daardoor onduidelijk zijn welk bewijs moet worden aangedragen om ervoor te zorgen dat de EU-oorsprong van het materiaal kan worden aangetoond. Bovendien is de EU geen partij bij de vrijhandelsovereenkomsten van het VK. Hoe een EU-bedrijf kan worden gedwongen om het nodige bewijsmateriaal te bewaren, is dan nog de vraag.

Verschillende vragen over de vereisten om te profiteren van de mogelijkheden die het VK biedt in haar vrijhandelsovereenkomsten, blijven vooralsnog onbeantwoord. Om ervoor te zorgen dat u niet ten onrechte oorsprongsverklaringen afgeeft om preferentie bij invoer in het andere land te claimen, raden wij u aan om met de Britse douane te bespreken wat zij in dit opzicht verwacht en wat zij als voldoende bewijs beschouwt.’

Brexit-desk PwC

De Brexit-experts van PwC kunnen u helpen bij het bepalen van de exacte eisen waaraan u moet voldoen. Ook bieden zij hulp bij het opzetten van processen en procedures om ervoor te zorgen dat uw bedrijf aan de vereisten voldoet en kunnen zij bepalen of uw goederen voldoen aan de oorsprongsregels uit de TCA of een andere vrijhandelsovereenkomst.

Contact

Claudia Buysing Damsté

Claudia Buysing Damsté

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 103 04 63

Volg ons